Veelgestelde vragen over relationele en seksuele vorming in het onderwijs
Op deze pagina staan veelgestelde vragen en antwoorden over relationele en seksuele vorming in het basis- en voortgezet onderwijs.
Relationele en seksuele vorming is onderwijs over relaties en seksualiteit. Het is breder dan voorlichting over het lichaam en voortplanting. Het gaat bijvoorbeeld ook over vriendschap, verliefdheid, grenzen en wensen aangeven en kunnen omgaan met mensen die anders zijn dan jijzelf. Lees meer over relationele en seksuele vorming.
Vanaf de geboorte maken kinderen en jongeren verschillende fases in hun ontwikkeling mee. Ze ontdekken hun lichaam, vormen een beeld van zichzelf en leren over hoe je met elkaar omgaat. Daarom is het belangrijk om hier aandacht aan te besteden op de basisschool, ook in de kleuterklas. Lessen gaan bijvoorbeeld over vriendschap, liefde en een positief beeld opbouwen van het eigen lichaam. En over elkaars wensen en grenzen bespreken en respecteren. Zo groeien kinderen op tot zelfverzekerde en zelfstandige jongeren en volwassenen.
De onderwerpen waar kinderen in de klas over praten verschillen per leeftijd. Wat een kind van 5 jaar wil weten, is anders dan wat een kind van 11 jaar wil weten. De ontwikkelaars van lesmethodes en de leerkracht zorgen ervoor dat de lessen passen bij de leeftijd en de belevingswereld van het kind.
Er zijn landelijke kerndoelen voor het onderwijs. Scholen zijn daardoor verplicht om aandacht te besteden aan relationele en seksuele vorming. In de kerndoelen staat dat leerlingen op de basisschool respectvol leren omgaan met seksualiteit en diversiteit in de samenleving. Op deze manier krijgen kinderen kennis en vaardigheden mee zodat zij veilig en gezond opgroeien. Dit staat beschreven in kerndoel 38 voor het primair onderwijs en kerndoel 53 voor het speciaal onderwijs.
Scholen bepalen zelf wanneer en hoe ze aandacht besteden aan relationele en seksuele vorming. Ook kiezen ze zelf welk lesmateriaal of welke lesmethode ze gebruiken. Vaak doen scholen dat vanuit een onderwijskundige of levensbeschouwelijke visie. Elke school moet wel altijd aan de kerndoelen voldoen. De Inspectie van het Onderwijs controleert hierop.
Scholen kunnen het hele jaar door aandacht besteden aan relationele en seksuele vorming. Sommige scholen kiezen ervoor lespakketten te gebruiken zoals Veiligwijs, Wonderlijk Gemaakt of Kriebels in je Buik. Scholen kunnen ook gebruik maken van gastlessen. Sommige scholen doen mee aan de Week van de Lentekriebels. Andere scholen werken bijvoorbeeld aan het onderwerp ‘Relaties en seksualiteit’ via de Gezonde School.
De Rijksoverheid geeft geen geld aan ontwikkelaars van lespakketten en lesmethodes. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) financiert wel organisaties voor activiteiten om de publieke gezondheid van alle Nederlanders te verbeteren. Zo krijgt expertisecentrum seksualiteit Rutgers onder andere een bedrag voor de organisatie van en communicatie over de Week van de Lentekriebels.
Ouders en verzorgers hebben een belangrijke taak om kinderen normen en waarden mee te geven in de opvoeding. Zoals eigenwaarde, liefde en respect. Relationele en seksuele vorming is ook op school belangrijk. Kinderen komen op school in contact met leeftijdsgenoten. Ze doen nieuwe ervaringen op en leren van perspectieven van anderen. Hierbij krijgen zij begeleiding van een deskundige leerkracht.
Scholen worden geadviseerd om ouders en verzorgers te informeren over de lessen relationele en seksuele vorming. Dat kan bijvoorbeeld door nieuwsbrieven te versturen en/of ouderavonden te organiseren.
Ouders, verzorgers en leerlingen kunnen hierover contact zoeken met de leraar of het schoolbestuur. Ook kunnen ouders en verzorgers contact opnemen met de ouders in de medezeggenschapsraad. Zij vertegenwoordigen de ouders en verzorgers op school. Zij kunnen dit onderwerp en bijvoorbeeld de keuze voor het lesmateriaal bespreken met de school. De keuze voor de invulling van de lessen is aan de school. Er moet natuurlijk altijd ruimte zijn om vragen of zorgen van ouders of verzorgers te bespreken.
Ouders en verzorgers brengen allemaal andere perspectieven mee, ook over de lessen over relaties en seksualiteit. De ene ouder vindt het heel fijn dat hun kind hier op school over leert. Een andere ouder vindt dit juist spannend. Of vindt het belangrijk om daar alleen in het gezin aandacht aan te besteden.
Expertisecentrum seksualiteit Rutgers en de regionale GGD’en adviseren scholen daarom om goed te communiceren over relationele en seksuele vorming. En vooraf te laten weten hoe de school invulling geeft aan dit onderwerp. De regionale GGD kan scholen helpen met ouders en verzorgers informeren en betrekken. Bijvoorbeeld bij de organisatie van een ouderavond. Ook kunnen scholen zich verdiepen in trainingen of cursussen op het gebied van ouderbetrokkenheid.
Soms heeft een ouder of verzorger nog vragen over de lessen. Of een andere visie op hoe je als leerkracht en school aandacht besteedt aan dit onderwerp. Scholen wordt aangeraden met ouders het gesprek aan te gaan over de zorgen. De vragen of zorgen kunnen bijvoorbeeld gaan over de veilige sfeer in de klas. Of over het lesmateriaal dat wordt gebruikt of de leeftijd en de ontwikkeling van het kind. Het is belangrijk dat een school erachter probeert te komen waar de zorgen vandaan komen en op basis daarvan een respectvol gesprek te voeren.
Leerkrachten en schoolleiders kunnen onder andere kijken op seksuelevorming.nl. Daar zijn allerlei tips en tools te vinden over hoe lessen relationele en seksuele vorming gegeven kunnen worden.
Ouders en verzorgers kunnen kijken op seksueleopvoeding.info. Deze website helpt u om bewust seksuele opvoeding te geven. Op een manier die past bij u én bij de verschillende ontwikkelingsfases van uw kind tot 18 jaar. Per onderwerp krijgt u tips en antwoorden van andere ouders op veelgestelde vragen.
De Week van de Lentekriebels is een projectweek van expertisecentrum seksualiteit Rutgers en de regionale Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en). De projectweek helpt scholen om een goede start te maken met relationele en seksuele vorming. Veel scholen vinden het fijn dat zij elk jaar op een vast moment lessen over relaties en seksualiteit kunnen geven.
Scholen bepalen zelf of ze meedoen aan de Week van de Lentekriebels. Als scholen willen deelnemen aan deze week, kunnen ze relationele en seksuele vorming structureel opnemen in het schoolplan. Dat betekent dat de school elk jaar in ieder geval op een vast moment aandacht besteed aan deze thema’s. En ouders en verzorgers daarover goed kan informeren.
De Week van de Lentekriebels wordt in 2025 voor de 20e keer georganiseerd. Het onderwerp van de week verschilt per jaar. Dit jaar is het onderwerp ‘Twintig jaar Week van de Lentekriebels’.
De Week van de Lentekriebels is er voor scholen in het (speciaal) basisonderwijs. Scholen zorgen ervoor dat de lessen aansluiten bij de leeftijd en leefwereld van kinderen.
Nee, meedoen aan de Week van de Lentekriebels is niet verplicht. Het is wel verplicht om aandacht te besteden aan de thema’s seksualiteit en seksuele diversiteit, omdat dit in de landelijke kerndoelen staat. Elke school doet dit op een eigen manier.
Elk jaar staat een ander onderwerp centraal tijdens de Week van de Lentekriebels. In 2025 is het onderwerp ‘Twintig jaar Week van de Lentekriebels’. Tijdens deze week leren kinderen van scholen die meedoen onder andere over een positief zelf- en lichaamsbeeld. Ook leren kinderen hoe ze hun wensen en grenzen kunnen aangeven. En hoe ze die van anderen kunnen herkennen en respecteren. Dit maakt kinderen weerbaarder tegen (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Ook leren zij respect te hebben voor diversiteit zodat elk kind zichzelf kan zijn.
De Rijksoverheid is niet betrokken bij de inhoud van de Week van de Lentekriebels of de inhoud van de lespakketten. Ook heeft de Rijksoverheid geen invloed op welke lespakketten scholen kiezen. Het ministerie van VWS geeft jaarlijks een vast bedrag aan expertisecentrum seksualiteit Rutgers voor de organisatie van en communicatie over de Week van de Lentekriebels.
De Rijksoverheid waardeert het dat organisaties hun expertise inzetten en lesmateriaal ontwikkelen dat scholen helpt om te voldoen aan de kerndoelen.