Financiering voortgezet onderwijs
In het voorgezet onderwijs krijgen schoolbesturen 1 budget voor de basisbekostiging. Middelbare scholen krijgen daarnaast extra middelen via aanvullende regelingen. Het hele budget heet de lumpsum.
Bekostiging voortgezet onderwijs
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verdeelt elk jaar op 1 januari de budgetten voor het voortgezet onderwijs. Het ministerie kijkt daarbij naar het aantal leerlingen dat de school op 1 oktober in het vorige kalenderjaar had. Soms heeft een schoolbestuur meer scholen onder zich. Het schoolbestuur bepaalt dan zelf hoe ze het geld over de scholen verdelen.
Scholen krijgen een gelijk bedrag voor elke soort leerlingen:
- 1 bedrag voor alle onderbouwleerlingen en voor alle bovenbouwleerlingen in het vwo, havo, mavo en de gemengde leerweg in het vmbo
- 1 bedrag voor alle leerlingen in het praktijkonderwijs en de bovenbouwleerlingen in het vmbo (basis en kader).
Leerlingen in het praktijkonderwijs hebben bijvoorbeeld meer begeleiding nodig. Scholen ontvangen voor deze leerlingen een hoger bedrag.
Voor alle hoofdvestigingen en voor alle andere vaste vestigingen is er een vast bedrag:
- 1 vast bedrag voor de hoofdvestiging van een school.
- 1 vast bedrag voor de andere vaste vestiging(en) van een school.
Kijk voor meer informatie over de bekostiging in het voortgezet onderwijs op de website van DUO.
Bestedingsdoelen
De lumpsum is bedoeld voor de personele kosten en de exploitatiekosten van de school.
Personele kosten zijn de salarissen voor:
- onderwijsgevend personeel;
- onderwijsondersteunend personeel;
- schoolleiders.
Bij exploitatiekosten gaat het om:
- schoonmaak;
- onderhoud of instandhouding van gebouwen;
- kosten zoals leermiddelen, administratie, energie en water.
In het voortgezet onderwijs moeten schoolbesturen zelf het binnen- en buitenonderhoud van schoolgebouwen betalen. De gemeente betaalt nieuwbouw en uitbreiding.
Overgang naar nieuwe basisbekostiging
Vanaf 1 januari 2022 geldt de vereenvoudigde bekostiging. Door de veranderingen in de lumpsum krijgen besturen te maken met herverdeeleffecten. Hiervoor is een algemene overgangsregeling van 4 jaar. De regeling bouwt de toe- of afname van de bekostiging ieder jaar met 20% op of af.
Als een schoolbestuur een negatief herverdeeleffect heeft groter dan 3%, komt bovenop de algemene overgangsregeling een specifieke overgangsregeling. De specifieke regeling duurt 5 jaar. Hierdoor hebben deze besturen langer de tijd om in te spelen op de nieuwe hoogte van de bekostiging.
Aanvullende bekostiging voor specifieke doelen
Naast de basisbekostiging ontvangen scholen voor voortgezet onderwijs ook extra geld via verschillende aanvullende bekostigingsregelingen. Deze regelingen gelden voor specifieke scholen of leerlingen. Bijvoorbeeld om extra ondersteuning te bieden aan leerlingen met een onderwijsachterstand, of aan leerlingen die net in Nederland zijn. Of om nieuwe scholen een extra steuntje in de rug te geven in de opstartfase.
Tegelijk met de ingang van de nieuwe basisbekostiging voor het voortgezet onderwijs zijn er nieuwe aanvullende regelingen. Er zijn onder andere extra bijdragen voor leerlingen in de gemengde leerweg van het vmbo, voor geïsoleerde vestigingen en voor vestigingen met een breed onderwijsaanbod.
Toezicht en verantwoording in het voortgezet onderwijs
Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs aan hun scholen. Wel moeten zij zich houden aan de wetgeving. Ook moeten ze jaarlijks een verslag maken over hun onderwijskundige en financiële beleid.
Jaarverslag over financieel beleid
Alle onderwijsinstellingen die overheidsgeld ontvangen, moeten een jaarverslag opstellen. Hiermee geven zij inzicht in hun (financiële) beleid. In de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (RJO) staat aan welke eisen het jaarverslag moet voldoen.
Toezicht Inspectie van het Onderwijs
De Inspectie van het Onderwijs controleert elk jaar of een school het overheidsgeld goed besteedt. Als het vermoeden bestaat dat scholen geld niet goed besteden, stelt de inspectie een onderzoek in. Scholen zonder duidelijke risico's onderzoekt de inspectie steekproefsgewijs. Scholen met risico's onderzoekt de inspectie meteen.
De inspectie controleert ook de werkzaamheden van de accountant van de school. Ieder jaar stelt de inspectie een Onderwijsverslag op. Hierin staat onder meer de financiële situatie van verschillende onderwijssectoren beschreven.