Hoofdstuk 7. Goed bestuur en sterke rechtsstaat

Veel mensen hebben zorgen. Over bestaanszekerheid, het vinden van een woning, de beschikbaarheid van zorg of over migratie. De overheid is er onvoldoende in geslaagd om deze zorgen weg te nemen en het vertrouwen in de politiek en de overheid is ernstig geschaad. De democratische rechtsstaat heeft mensen onvoldoende beschermd. De toeslagenaffaire en de grote problemen rondom de gaswinning in Groningen en Noord-Drenthe zijn voorbeelden van situaties waarbij de overheid te weinig oog heeft gehad voor de burger. Er wordt te vaak óver hen gesproken in plaats van met hen. We zien dat er inwoners zijn die afhaken, soms boos, vaker machteloos. Voor de overheid blijkt het lastig om voorbij regels en procedures te kijken. Daardoor is er een te grote afstand tussen de dagelijkse wereld van burgers en het systeem van de overheid. Verandering van ons bestuur en herstel van de rechtsstaat is daarom noodzakelijk om de grote problemen van Nederland op te kunnen lossen.

Goed bestuur en de democratische rechtsstaat vormen het fundament van onze samenleving. Dat vergt bescherming en waakzaamheid voor nieuwe bedreigingen van de stabiliteit van onze democratische rechtsstaat.

Agenda voor vernieuwing

Nu is het moment om de weg vrij te maken voor herstel en verandering. Dit kabinet presenteert daarom een agenda voor vernieuwing van de democratie en versterking van de rechtsstaat, het bestuur en de controle daarop. We geven grondrechten een prominentere rol, we verbeteren de ‘checks and balances’ in ons democratisch bestel, het versterken van rechtsstatelijke instituties en rechtsbeginselen en het functioneren van de (samenwerkende) overheden. Burgers moeten gehoord worden, zich geholpen voelen en meer zeggenschap hebben over zaken die hen aangaan. De invulling van de agenda kan het kabinet niet alleen, we doen dit met medeoverheden en mensen uit alle segmenten van de samenleving. 

Meer dienstbare overheid

De uitwerking van deze agenda wordt gedreven door centrale waarden. Hierbij is het belangrijk dat de overheid luistert naar de mensen zelf, en niet alleen adviezen opvolgt van experts die aangeven wat de mensen nodig hebben. Beleid voor mensen moet worden gemaakt met mensen. Het centraal stellen van de mens vraagt om een meer dienstbare houding van de overheid. Om dat te realiseren is het belangrijk om het bestuur en de besluitvorming te verbeteren en – ook institutioneel – te vernieuwen waarbij de rechtsstatelijke cultuur wordt versterkt. In alle lagen van de overheid en op alle werkdomeinen is een andere werkwijze nodig: opgavegericht, met een integrale benadering, over organisatiegrenzen heen en in samenwerking zelf, om tot beleid en maatregelen te komen die werken. Medeoverheden, publieke dienstverleners en toezichthouders moeten in staat worden gesteld om hun taken goed uit te voeren. De complexiteit van regelgeving moet worden teruggedrongen. De (digitale) dienstverlening moet voor iedereen eenvoudig en te begrijpen zijn.

7.1 Sterke democratische rechtsstaat

Actief optreden tegen onrecht

Nederland is een democratische rechtsstaat. Democratisch, omdat we samen de koers bepalen. Een rechtsstaat, omdat iedereen – dus ook de overheid – zich aan het recht moet houden. Hierbij staan rechtvaardigheid, rechtsgelijkheid en de toegang tot het recht, rechtsbescherming en de onafhankelijkheid van de rechtspraak centraal. Dit moet ervoor zorgen dat de staat bestuurd wordt en de belangen van de gemeenschap gediend worden, zonder dat de rechten van minderheden teniet worden gedaan.
Daar hoort ook bij dat we actief optreden tegen onrecht, dat de staatsmachten elkaar controleren, in evenwicht houden en dat grondrechten worden geborgd. De parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening heeft in haar rapport Blind voor mens en recht geconcludeerd dat grondrechten van mensen de afgelopen jaren zijn geschonden en de rechtsstaat terzijde is geschoven. Aangegeven is dat hier verschillende patronen aan ten grondslag liggen die nog steeds aanwezig zijn. Om te voorkomen dat dit opnieuw kan gebeuren, moeten we de democratische rechtsstaat versterken zodat grondrechten van mensen beter worden beschermd. De inzet van rechtsbeginselen wordt meer onderkend en benut.

Beter functionerende democratische rechtsstaat

Ook de Venetiëcommissie en de Staatscommissie rechtsstaat hebben aanbevelingen gedaan die zien op het versterken van de rechtsstaat. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de staatssecretaris Rechtsbescherming coördineren de kabinetsreacties op deze rapporten. De kabinetsreactie op het rapport van de Venetiëcommissie zal dit najaar aan de Tweede Kamer worden gestuurd. Ook zal dit najaar een eerste reactie op het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat worden gestuurd. Daarin zal in samenspraak met de andere staatsmachten kenbaar worden gemaakt hoe de dialoog tussen de staatsmachten structureel wordt geborgd. 

Om tot een sterke en beter functionerende democratische rechtsstaat te komen is het nodig nu werk te maken van institutionele hervormingen die leiden tot weerbare, sterke instituties, betere macht en tegenmacht en een betere binding tussen kiezer en gekozene.

De invoering van constitutionele toetsing heeft prioriteit. Er wordt gewerkt aan een (gedeeltelijke) opheffing van het toetsingsverbod in artikel 120 van de Grondwet, waarmee constitutionele toetsing van wetten aan klassieke grondrechtsbepalingen van de Grondwet mogelijk wordt gemaakt en het belang van grondrechten en de Grondwet wordt versterkt.

Constitutioneel hof

Het kabinet bereidt een grondwetsherzieningsvoorstel tot invoering van een constitutioneel hof dat wetten, regels en besluiten kan toetsen aan de Grondwet voor waarvan de contouren dit jaar worden geschetst, waarna het wetsvoorstel in 2025 wordt ingediend. Het kabinet bekijkt daarbij of interinstitutionele bepalingen toetsbaar worden. Bij het maken van keuzes omtrent de vormgeving van het hof betrekt het kabinet de Kamers vroegtijdig en haalt informatie op bij de wetenschap, rechtsprekende instanties en adviesorganen.

Wetten die werken

Een van de fundamenten van de democratische rechtsstaat, is de gebondenheid aan democratisch tot stand gekomen wet- en regelgeving die door rechters wordt getoetst. Het is dus van groot belang dat wetten begrijpelijk, uitvoerbaar en doenbaar zijn voor mensen en in de praktijk werken zoals de bedoeling is. Om dat te bereiken zet het kabinet in op beter gebruik van inzichten van burgers en ervaringskennis in het wetgevingsproces, vereenvoudiging van wetten en meer aandacht voor de werking van wetten voor burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Een lerende overheid is hiervoor cruciaal: een overheid die beleid en regelgeving evalueert, blijft verbeteren en altijd op zoek gaat naar de meest passende oplossing.

Tegelijkertijd moeten bestuur en wetgever veel meer doen om te voorkomen dat er wetgeving en beleid tot stand komt dat op gespannen voet staat met de Grondwet. Daarom moet ook de constitutionele toetsing aan de voorkant worden versterkt, bij de Tweede Kamer, de Afdeling advisering van de Raad van State en uiteraard het kabinet. Bij de (eigen) ontwerpen voor regelgeving moet meer aandacht zijn voor de grondwettigheid ervan. Daarom gaat het kabinet de dialoog aan met het parlement en de Raad van State over de uitwerking van constitutionele toetsing ex ante in het wetgevingsproces.

Vanuit het ministerie van BZK worden verschillende stappen gezet om die constitutionele toets stevig en als verplichting in het wetgevingsproces te verankeren, naast de verplichting dat in elke wetsvoorstel en elke algemene maatregel van bestuur in een aparte paragraaf aandacht wordt besteed aan de verenigbaarheid van het voorstel met de Grondwet, de grondrechten, het Europese en internationale recht en de beginselen van de rechtsstaat. De minister van BZK en de staatssecretaris Rechtsbescherming werken samen aan het verbeteren van de constitutionele toets respectievelijk de algemene wetgevingstoets en zullen hierover dit najaar aan de Tweede Kamer rapporteren. 

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt verzelfstandigd. Door deze verzelfstandiging worden de instituties verder gescheiden en versterkt. Voor een dergelijke verzelfstandiging zijn verschillende modaliteiten denkbaar. Het kabinet schetst dit jaar de contouren en dient in 2025 een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer.

Versterking rechtsketen

De rechtsstaat moet werken voor burgers en bedrijven. Daarom versterkt het kabinet de toegang tot het recht in de rechtsketen. De rechtsbescherming van kwetsbare kinderen en hun ouders die te maken krijgen met een kinderbeschermingsmaatregel moet worden verbeterd, zodat ze beter gehoord, betrokken en ondersteund worden. Het kabinet investeert in rechtsbijstand voor ouders die te maken krijgen met procedures die diep ingrijpen in het gezinsleven, zoals uithuisplaatsing of een gezagsbeëindiging. De besluiten over de plek waar een kind zal opgroeien (perspectiefbesluit) zullen voortaan door de kinderrechter worden getoetst. Het wetsvoorstel dat dit regelt wordt in 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Het kabinet investeert daarbij verder in familie- en jeugdrechtspraak, zodat de kinderrechter beter in staat wordt gesteld een goede en juiste afweging te maken in kinderbeschermingszaken en recht te doen aan kinderen en ouders. 

Het kabinet wil burgers en bedrijven in staat stellen sneller, eenvoudiger en beter een passende en duurzame oplossing te vinden voor een juridisch probleem. Burgers met juridische problemen moeten vroegtijdige en laagdrempelige hulp kunnen krijgen. Door de informatievoorziening te verbeteren kunnen mensen beter beoordelen wat voor hen de meest passende wijze is om hun probleem op te lossen, bijvoorbeeld via mediation, een geschillencommissie of de gang naar de rechter. Ook investeert het kabinet in het Juridisch Loket, waar burgers met een laag inkomen terechtkunnen voor persoonlijk advies en hulp. Om mensen beter te kunnen helpen versterkt het Juridisch Loket de samenwerking met bijvoorbeeld het sociaal domein. Hiermee probeert het kabinet te voorkomen dat mensen van het kastje naar de muur worden gestuurd of in onnodige procedures terechtkomen. Het kabinet vindt het daarnaast belangrijk om voldoende aanbod van de sociale advocatuur te houden. Ook ervaren burgers en bedrijven procederen bij de rechter vaak als ingewikkeld. In dat kader onderzoeken we of de procedures voor de burgerlijke rechter kunnen worden vereenvoudigd. Hiermee wordt de toegang tot de rechter voor burgers en bedrijven vergroot.

Een belangrijk onderdeel van de rechtsketen is de Rechtspraak. Het kabinet wil de instituties die de rechtsstaat dragen versterken. Dit houdt onder meer in dat het kabinet institutionele vernieuwing binnen de Rechtspraak stimuleert. Het kabinet stelt de Rechtspraak daarom in staat om maatregelen te nemen die vernieuwing in werkwijze, personeelsbeleid en innovatieve technologie bewerkstelligen. Deze maatregelen zien bijvoorbeeld op een bredere inzet van ervaren juristen en juridische ondersteuning en de inzet van innovatieve technologie. Hiermee wordt ook de werkdruk binnen de Rechtspraak verlicht.

Verkiezingen en nieuw kiesstelsel

Ook de representatieve kant van de democratische rechtsstaat moet flink worden versterkt. Vrije verkiezingen zijn de ruggengraat van onze democratie. Daarom zorgen we voor een robuust partijstelsel en robuuste, toegankelijke en uitvoerbare verkiezingen. De onafhankelijkheid van de Kiesraad wordt verstevigd. De Kiesraad wordt omgevormd naar een Kiesautoriteit waaraan we meer bevoegdheden geven. Het kabinet gaat voortvarend aan de slag met het versterken van de regionale band tussen kiezer en gekozene via een nieuw evenredig kiesstelsel voor de Tweede Kamer. Een wetsvoorstel tot invoering van een nieuw kiesstelsel voor de Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 1 jaar ingediend. We werken de mogelijkheid uit om een beperkt aantal kiesdistricten (10—12) met regionale kandidaten en een landelijke lijst in te voeren. Daarnaast wordt de behandeling van het initiatiefgrondwetsvoorstel correctief bindend referendum in tweede lezing voortgezet.

Bij de totstandkoming, goedkeuring en uitvoering van verdragen is een effectief optreden van de regering in internationaal optreden van groot belang, naast de grondwettelijke rol van de Staten-Generaal. Er zal onderzoek worden gedaan naar alternatieven om de rol van het parlement te versterken.

Het gezicht van onze democratische rechtsstaat

Democratie is uiteindelijk mensenwerk. De mensen in het openbaar bestuur vormen, samen met ambtenaren en rechters, het gezicht van onze democratische rechtsstaat. Haat, agressie en intimidatie moet worden bestreden. We versterken de programma’s om politieke ambtsdragers te ondersteunen. Ook bevorderen we transparantie van bewindspersonen. We voeren de GRECO-aanbevelingen uit die zien op het integriteitsbeleid van bewindspersonen. We zetten in op spoedige behandeling van het wetsvoorstel regels vervolgfuncties bewindspersonen, met daarin een draaideurverbod, afkoelperiode en lobbyverbod voor gewezen bewindspersonen. De modernisering van wetgeving voor de opsporing, vervolging en berechting van Kamerleden en bewindspersonen (opvolging commissie-Fokkens) wordt uitgewerkt en dit najaar gepubliceerd voor internetconsultatie.

Het kabinet onderschrijft het belang van een goede informatievoorziening aan het parlement ten volle en zal op korte termijn met de Kamer in gesprek gaan over de wijze waarop zij, met inachtneming van het constitutionele kader, invulling wil geven aan het voornemen om een versterkte procedure in te richten om informatie te krijgen en een rol voor de commissie grondrechten en constitutionele toetsing van de Tweede Kamer daarbij. De Kamer moet in het kader van het adequaat kunnen uitvoeren van haar controlerende taak beter in staat worden gesteld om zelfstandig onderzoek te doen. In overleg met de Voorzitter van de Tweede Kamer en griffie werken we daarom aan versterking van hun kennis- en onderzoeksfunctie.

Het kabinet versterkt de bescherming van klokkenluiders door uitvoering te geven aan het grootste deel van de voorstellen in de betreffende initiatiefnota.

Het kabinet komt op zeer korte termijn met een concept Kaderwet inzake de rijksinspecties. Dit wetsvoorstel beoogt als onderdeel van de verbetering van de besturing binnen de rijksoverheid de onafhankelijke taakuitoefening van de rijksinspecties wettelijk te waarborgen. Het wetsvoorstel draagt voorts bij aan het verder versterken van de maatschappelijke oriëntatie en responsiviteit van de inspecties, het effectiever reflecteren op de effecten van beleid in de praktijk, en meer algemeen het verbinden van het beleid met de uitvoeringspraktijk. In aanvulling hierop zal worden onderzocht hoe de toezichtstaak van andere autoriteiten en toezichthouders kan worden verbeterd. 

Het kabinet onderzoekt of en hoe nadere vereisten gesteld moeten worden aan de representativiteit van belangenorganisaties met een ideëel doel die een procedure kunnen voeren op basis van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek. 

Artikel 1 van de Grondwet verbiedt discriminatie. Discriminatie leidt tot indringend persoonlijk leed en raakt daarnaast ook de samenleving als geheel. Dit kabinet treedt daarom daadkrachtig op tegen discriminatie, racisme, antisemitisme en moslimhaat, zowel op straat als online. De overheid heeft hierin een voorbeeldfunctie. De interdepartementale inzet is naast het bestrijden hiervan ook gericht op het voorkomen hiervan. Voor de preventie en aanpak van alle vormen van discriminatie en racisme zal het kabinet een Nationaal Programma met meerjarenagenda opstellen met de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. In het najaar wordt met de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding onder de coördinatie van de minister van Justitie en Veiligheid (JenV) een nationale strategie voor de versterking van de aanpak van antisemitisme opgesteld. Ook wordt het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie dit najaar verder uitgevoerd.

Het kabinet beschermt de kwaliteit van het publieke debat door het bestrijden van de effecten van desinformatie, schadelijke deepfakes en buitenlandse beïnvloeding. We onderzoeken de impact van desinformatie op de Nederlandse samenleving en de gevolgen van nieuwe technologieën, zoals AI, hiervoor. Met passende interventies zorgen we ervoor dat de weerbaarheid van de samenleving tegen desinformatie wordt versterkt, zodat desinformatie kan worden gedetecteerd en de verspreiding ervan wordt tegengegaan. We maken het voor burgers makkelijker om hun recht te halen bij online sociale media platformen. Dit alles om burgers zo goed mogelijk toegang te geven tot het publieke debat en mee te kunnen laten doen in de democratie.

De kracht van de maatschappij

We zien dat burgers samen uit betrokkenheid met elkaar en hun leefomgeving mooie, waardevolle en krachtige initiatieven ontplooien. Deze initiatieven verdienen ondersteuning en welwillende aandacht. Ook de Staatscommissie rechtsstaat merkt op dat de verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van de rechtsstaat niet alleen ligt bij de overheid, burgers dragen deze evengoed. Hierin zit wederkerigheid: om gezamenlijk de verantwoordelijkheid te kunnen dragen moet de overheid ervoor zorgen dat de kracht van de burgers en daarmee de maatschappij gebruikt wordt. We zien initiatieven uit de maatschappij als kans, en kijken met de medeoverheden kritisch naar aspecten van de overheid die de kracht van de maatschappij doet afnemen. Anderzijds vraagt deze dit ook iets van de burgers, namelijk medeverantwoordelijkheid. We bouwen aan een maatschappelijke alliantie op burgerschap. Daarbij halen we maatschappelijke initiatieven op en deze versterken we. Belemmeringen nemen we weg. Ook betrekken we burgers bij het verder uitdenken, uitvoeren en evalueren van de in het regeerprogramma voorgestelde maatregelen met een combinatie aan vormen die past in onze representatieve democratie. We zorgen ervoor dat burgers betrekken gemeengoed wordt op alle departementen en sturen daarop.

Landelijke publieke omroep

In een fragmenterende samenleving, waar desinformatie wordt verspreid, heeft de landelijke publieke omroep de grote maatschappelijke opgave om aanbod te maken dat betrouwbaar is, verbindt en alle doelgroepen, ook jongeren, bereikt. In een versnipperd, internationaal medialandschap staan vindbaarheid, zichtbaarheid en herkenbaarheid van kanalen en aanbod van de omroep onder druk.

De landelijke publieke omroep wordt daarom hervormd. Een brede taakopdracht en kwalitatief, onafhankelijk, verbindend en pluriform media-aanbod zijn belangrijke uitgangspunten, evenals een sterke journalistieke functie. Digitale vindbaarheid, zichtbaarheid en herkenbaarheid worden versterkt; mogelijkheden van zogeheten ‘due prominence’ worden onderzocht. Beheersbaarheid, doelmatigheid en transparantie zijn relevant. Het aantal bestuurlijke spelers wordt fors verminderd. Een mogelijkheid is dat omroepen zich clusteren in een beperkt aantal omroephuizen, waarbij ook op het niveau van de omroepen aan de beheersbaarheid wordt gewerkt. Pluriformiteit wordt gewaarborgd. NPO en omroepen gaan gezamenlijk optrekken bij de uitvoering van de publieke taakopdracht. Verantwoordelijkheden en rollen binnen publieke omroep en mediatoezicht worden beter en duidelijker belegd. Het gaat dan zowel om de verhouding tussen NPO en omroepen en de verhouding tussen omroepen onderling, als om de omroepen zelf. Voor deze hervorming is het nodig de huidige concessie- en erkenningsperiode te verlengen. 

Pluriformiteit van media

We passen de nationale regels voor het fusietoezicht aan, zodat de gevolgen voor de pluriformiteit van het media-aanbod in brede zin meegewogen worden bij de beoordeling van een fusie of overname van een of meer mediabedrijven. De minister van Economische Zaken (EZ) en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gaan in gesprek met de ACM en het Commissariaat voor de Media over welke rolverdeling tussen de toezichthouders daarbij passend is, binnen de kaders van de Europese verordening mediavrijheid.

Een sterke en onafhankelijke wetenschap

De wetenschap is een belangrijke pilaar van onze democratische rechtsstaat. De wetenschap voedt de samenleving, de politiek en de overheid zodat de juiste besluiten genomen kunnen worden. Het kabinet blijft zich er daarom voor inzetten dat wetenschappers onafhankelijk en onpartijdig onderzoek kunnen verrichten en houdt de academische vrijheid hoog in het vaandel.

7.2 Goed bestuur

Voor dit kabinet is het uitgangspunt dat de overheid meer ruimte en vertrouwen geeft aan burgers, professionals en ondernemers, vaker actief gebruikmaakt van de kracht van de samenleving en tegelijkertijd zorgt dat ze er is voor iedereen die dat nodig heeft. 

Hardheden aanpakken 

In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat door (stapeling van) wetten, beleid en de uitvoering ervan, onevenredig harde effecten kunnen optreden die (groepen) burgers en ondernemers hard raken en potentieel ontwrichten. Onevenredige hardheden in beleid, wetgeving en uitvoering gaat het kabinet gericht opsporen, openbaar maken en aanpakken onder coördinatie van de minister van BZK en in nauwe samenwerking met de overige bewindspersonen waaronder in het bijzonder de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) als verantwoordelijk bewindspersoon voor Werk aan Uitvoering. Het oplossen van geconstateerde onevenredige hardheden is – onder aanvoering van de minister van BZK – een verantwoordelijkheid van de ministerraad. Jaarlijks wordt een openbaar rapport uitgebracht getiteld Hardheden en oplossingen. 

Departementen, medeoverheden en publieke dienstverleners zorgen voor een betere aansluiting tussen beleid en uitvoering. Daarbij worden ook signalen van (groepen) burgers opgehaald, want in direct contact met burgers blijkt of de overheid er daadwerkelijk voor hen is. Het kabinet werkt aan duidelijkere definities per begrip in de inkomensondersteuning die beter aansluiten bij de leefwereld van mensen. Het kabinet nodigt de Raad voor de rechtspraak, de Hoge Raad, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de beide Kamers van de Staten-Generaal, de (kinder)Ombudsman en andere overheidsinstellingen uit om aan het begin van elk kalenderjaar een hardhedenrapport bij de minister van BZK aan te leveren. Ook de standen van uitvoering en de jaarlijkse Staat van de Uitvoering kunnen gaan bijdragen aan de aanpak net als de naleving van wetgeving inzake het verantwoord gebruik van gegevens en algoritmes waarmee we toekomstige hardheden kunnen voorkomen. Door het in kaart brengen van de onevenredige hardheden worden de onderliggende patronen zichtbaar, waar een lerend effect van uit moet gaan. De coördinerend minister van BZK rapporteert over de gezamenlijke voortgang en opbrengsten van deze aanpak aan de Kamer.   

Direct contact en een rechtvaardige, menselijke overheid

Dit kabinet wil dat de overheid goed bereikbaar is voor de burger, aan het loket, telefonisch, schriftelijk en digitaal. Met de medeoverheden moeten we ervoor zorgen dat de afstand tussen de burger en de overheid zo klein mogelijk is en de overheid menselijk, toegankelijk en nabij is. Dit vraagt overheidsbreed om een transformatie van de publieke dienstverlening, (digitaal) goed geëquipeerde ambtenaren en andere manieren van denken om zo tot nieuwe oplossingen te komen. Bezien wordt of een wettelijk recht op direct contact met de overheid geïntroduceerd moet worden. Dit vraagt om een omslag: hierbij maakt het kabinet gebruik van verschillende inzichten die in de afgelopen periode beschikbaar zijn gekomen, waaronder die van de Staatscommissie rechtsstaat over proactieve, burgergerichte, dienstverlening. Vanuit het programma Werk aan Uitvoering zet dit kabinet daarnaast in op (1) Een actieagenda vereenvoudiging, waarin het terugdringen van complexiteit van regelgeving voor mensen en bedrijven centraal staat. (2) Goede gegevensdeling en lage administratieve lasten. En (3) grip op arbeidsschaarste in de uitvoering. Door het inzetten op innovatie en om vereenvoudiging, waardoor dienstverlening doorgang kan blijven vinden. Het kabinet ontwikkelt een aanpak met mensen en bedrijven in sectoren waar krapte tot problemen leidt. De overheid is als werkgever ook onderdeel van deze aanpak.

Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat op een juiste manier wordt omgegaan met hun persoonsgegevens en dat hun rechten worden beschermd en dat toezicht voldoende is geborgd. Naleving van de AVG door organisaties, burgers én met name de overheid is hierbij van fundamenteel belang. Er wordt daarom onder andere verder ingezet op het versterken van de positie van de functionaris voor gegevensbescherming, ontwikkeling van rijksbreed beleid over de richtlijnen voor online monitoring, het creëren van meer grip op internationale gegevensstromen en het zorgen voor passende, moderne wet- en regelgeving op dit gebied alsmede de strikte inzet van gezichtsherkenning en geautomatiseerde besluitvorming door de overheid heeft tot gevolg dat de rechtsstaat wordt versterkt en vertrouwen bij de burger deels kan worden hersteld. Ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk blijft de inzet voor een geharmoniseerd niveau van gegevensbescherming van belang. 

De bereikbaarheid en toegankelijkheid van overheidsorganisaties voor burgers wordt verbeterd. Dat gebeurt zoveel mogelijk bij de bestaande loketten en de logische plaatsen waar mensen op zoek gaan naar hulp, zoals bijvoorbeeld wijkcentra en buurthuizen. Het maakt geen verschil bij welk loket de vraag wordt gesteld. De overheid zorgt achter het loket gezamenlijk voor een antwoord op de vraag of een oplossing voor de problemen. Daarbij wordt de burger zoveel mogelijk ontlast, maar ook geholpen. In samenspraak met uitvoeringsorganisaties bieden wij in bestaande Rijksontmoetingspleinen ruimte voor een balie waar burgers terecht kunnen, waardoor het landelijke netwerk van eerstelijnsbalies voor burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties verder wordt versterkt. Daarnaast vergroot het kabinet het aantal Rijksontmoetingspleinen en zorgt zo voor een betere regionale aanwezigheid, zichtbaarheid en directe nabijheid.

Met het wetsvoorstel Wet versterking waarborgfunctie Awb worden al diverse aanpassingen doorgevoerd om de dienstverlening van de overheid te verbeteren, persoonlijk contact te bevorderen, de menselijke maat te versterken en hardheden te voorkomen. Het wetsvoorstel sluit aan bij een meer informele en oplossingsgerichte aanpak door de overheid, die het kabinet zal ondersteunen met handvatten voor de publieke dienstverleners. Hierbij is de goede uitvoerbaarheid randvoorwaardelijk. Met het wetsvoorstel zal het kabinet ook de positie van burgers bij de bestuursrechter verstevigen (de “burgerlus”). 

Het kabinet vindt het van groot belang dat een enkele fout een burger niet langer diep in de problemen mag brengen. Die grondgedachte ligt mede ten grondslag aan het wetsvoorstel Wet versterking waarborgfunctie Awb. Het kabinet zal bezien of een verdere versterking van het recht op vergissen uniform en domeinoverstijgend op korte termijn gerealiseerd kan en moet worden. 
Bij deze afweging wordt ook de mogelijkheid betrokken om snel sectorspecifiek maatwerk te kunnen realiseren. Zo wordt op het terrein van sociale zekerheid uitdrukking gegeven aan een “recht op vergissen” met het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid waarbij publieke dienstverleners verschillende mogelijkheden krijgen om passend te reageren op een overtreding. Nagegaan moet worden of voor meer sectoren sectorspecifiek maatwerk mogelijk en wenselijk is. Doorslaggevend moet zijn waarmee het belang van de burger het meest gediend is.

Herstel van vertrouwen gaat niet lukken met alleen systeemverbeteringen en juridische maatregelen. Het vraagt ook om een andere houding en ander gedrag van de rijksdienst, de mensen die er werken en hun leiders. Belangrijk daarin is luisteren en je uitspreken, (ethische) reflectie, signalen oppakken en gezamenlijk leren van fouten. Het kabinet zet daarom in op een fundamentele omslag in de werkwijze van de rijksdienst en de decentrale overheden en op het vergroten van het lerend vermogen van de overheid. Er wordt een stevige impuls gegeven aan ambtelijk vakmanschap, onder meer door te investeren in verplichte opleiding voor elke ambtenaar. Rechtsstatelijk besef, waarden gedreven werken, publiek leiderschap en (digitaal) vakmanschap maken daar onderdeel van uit. Topambtenaren hebben hierin een voorbeeldrol te vervullen en geven actief richting aan deze veranderopgave. De ontwikkeling en benutting van kennis binnen ministeries worden beter (en minder vrijblijvend) verankerd. Om beter voorbereid te zijn op de toekomst komt er een interdepartementale strategische (kennis)agenda en samenwerking op lange termijn opgaves.

Toekomstbestendig digitaliseren

Het uitvoeren van de ambities op goed bestuur – evenals ambities op andere terreinen – valt of staat met het werken aan randvoorwaardelijke digitaliseringsopgaven, zeker in een gedigitaliseerd land als Nederland. Om beter bestuur te realiseren moet de digitale basisinfrastructuur worden versterkt en de informatiehuishouding verder op orde worden gebracht. Goed bestuur vereist ook dat het kabinet proactief inspeelt op technologische ontwikkelingen die de overheid en samenleving raken. Zo zet het kabinet in op het borgen van publieke waarden bij nieuwe technologie, gegevensuitwisseling en AI-systemen. Burgers moeten kunnen weten hoe een (geautomatiseerd) besluit tot stand is gekomen en het moet duidelijk zijn welke rechtsmiddelen er bestaan. Met onder meer wetgeving wordt daarom werk gemaakt van meer transparantie en betere rechtsbescherming bij de inzet van algoritmes. Daarbij wordt tevens toezicht op naleving van (Europese) wetgeving versterkt. Ten aanzien van het gebruik van modellen door de overheid in het beleidsproces bevorderen we dat deze openbaar en transparant zijn, met bijsluiter zodat duidelijk is wat de beperkingen zijn en waar ze wel en niet voor gebruikt kunnen worden.

Met de modernisering van de Archiefwet 1995, en de versterking van het toezicht op de uitvoering van deze wet, bevordert het kabinet dat overheidsorganisaties hun (digitale) informatie vanaf het moment van creatie effectief gaan beheren. Het ministerie van OCW zal, samen met de bestuurlijke en professionele belanghebbenden, een meerjarig implementatieprogramma opzetten, en er wordt structureel geïnvesteerd in scholing, onderwijsaanbod en toezicht van archief- en informatieprofessionals. Voor digitale werkplekken met archivering wordt een rijksbrede convergentieaanpak met dwingende eisen opgesteld door het ministerie van BZK. Onderdeel hiervan is een stevige kaderstellende rol van BZK en het zo breed mogelijk inzetten van ondersteunende toegankelijke tooling.

Het doorvoeren van deze maatregelen moet plaatsvinden vanuit een één overheidsbenadering: in het digitale huis van Thorbecke is nodig dat er samen met andere overheidsorganisaties één lijn wordt getrokken op belangrijke digitaliseringsthema’s. Het kabinet werkt daarom samen met relevante partners aan een Nederlandse Digitaliseringsstrategie die richting geeft aan de brede doorontwikkeling van waardengedreven en doelmatige digitalisering in de samenleving en binnen de overheid.

Transparante overheid

De overheid moet eerlijk en duidelijk zijn naar de samenleving wat zij wel en niet voor burgers kan betekenen, transparant zijn in overwegingen en aanspreekbaar zijn op genomen besluiten. Het kabinet zet daarom in op meer actieve openbaarmaking en snellere beantwoording van Woo-verzoeken. Hierbij staat de informatiebehoefte van de verzoeker centraal en is goed contact met de verzoeker vanzelfsprekend en noodzakelijk om een efficiënt proces te doorlopen. Bij grote Woo-verzoeken worden, om snelheid te borgen, voortaan eerst de meest relevante documenten openbaar gemaakt. De ruime Nederlandse openbaarheidswetgeving is een groot goed, maar leidt tot een grote uitvoeringslast bij overheidsorganisaties. Het kabinet start daarom op korte termijn een onderzoek naar de uitvoeringslast, kosten en de (benodigde) capaciteit voor de Woo. Misbruik van de Woo wordt actief tegengegaan en de samenhang tussen de verschillende informatiewetten wordt verbeterd. De wetsevaluatie van de Woo wordt naar voren gehaald, waarbij onder andere wordt bezien of de overheid de letter en de geest van de Woo naleeft.

Oog voor sterk bestuur en medeoverheden

Een goed georganiseerd en samenwerkend bestuur is de basis voor goede besluitvorming. Daarvoor is nodig dat Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen in staat worden gesteld om als democratisch gelegitimeerde overheidsorganen adequaat en zelfstandig te functioneren. Binnen het totale takenpakket van medeoverheden moet voldoende beleidsmatige ruimte overblijven voor het maken van eigen afwegingen én om te realiseren wat nodig is voor hun inwoners.

Overheden nemen gezamenlijk verantwoordelijkheid voor de grote opgaven waarvoor Nederland gesteld staat. Dit vraagt ook om het eerder en beter betrekken van medeoverheden bij de voorbereiding van beleid en wetgeving aan de hand van de Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO). Het kabinet wil dat de inzichten van de uitvoeringspraktijk over wat wel en niet werkt nadrukkelijk en op het het juiste moment betrokken worden in landelijk beleid. Met het oog hierop intensiveert BZK als coördinerend departement de inzet op trajecten in het kader van de UDO. Bij geschillen hakt de wetgever uiteindelijk de knopen door. In een overhedenoverleg zo mogelijk voor eind 2024 worden door een (brede) afvaardiging vanuit het kabinet en medeoverheden nadere afspraken gemaakt over hoe medeoverheden betrokken worden bij de uitwerking van het regeerprogramma en de uitvoerbaarheid hiervan voor medeoverheden. Dit biedt een basis om de komende 4 jaar structureel samen te werken. De voortgang wordt tenminste jaarlijks besproken in het overhedenoverleg.

Voor een sterk bestuur is het van belang is dat taken en bevoegdheden aan het best passend bestuurlijk niveau worden toebedeeld en dat medeoverheden hun taken overal in Nederland kunnen uitvoeren: ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht – en democratische controle daarop – moeten in balans zijn. Er wordt een Beleidskader decentraal en gedeconcentreerd bestuur opgesteld met een afwegingskader voor het Rijk voor de toedeling van taken en bevoegdheden. Daarbij wordt gekeken of een opgave al dan niet via regionale samenwerking kan worden opgepakt. De kwaliteit en het functioneren van decentrale volksvertegenwoordigingen wordt verbeterd door te investeren in decentrale griffies, rekenkamers en ombudsfunctie. Aanvullend wordt, samen met het ministerie van SZW, gewerkt aan werkafspraken voor het vinden van de passende uitvoerder bij nieuwe beleidstaken of wet- en regelgeving.

Om de autonomie van gemeenten te vergroten en administratieve- en controlelasten te verminderen, moeten specifieke uitkeringen in 2026 zijn omgezet in fondsuitkeringen. Het voortzetten van bestaande specifieke uitkeringen of het toekennen van nieuwe specifieke uitkeringen, is slechts mogelijk op basis van een kabinetsbesluit. Het uitkeringsstelsel wordt in deze kabinetsperiode gemoderniseerd door wijziging van de Financiële-verhoudingswet. We introduceren de bijzondere fondsuitkering, waarbij op basis van betrouwbare informatie de balans beter bewaakt kan worden en waarbij er ook oog is voor de financiële risicoverdeling tussen Rijk en medeoverheden. 

Caribische delen van het Koninkrijk

De relaties met het Caribisch deel van het Koninkrijk beschouwen we als waardevol. Dit kabinet streeft ernaar de relaties binnen het Koninkrijk vorm te geven zoals bedoeld in het Statuut: als één Koninkrijk met 4 autonome landen die zich ieder zelfstandig inzetten voor welzijn en welvaart van hun inwoners en daarbij de kracht van het Koninkrijk benutten. Dit doet het kabinet vanuit de gezamenlijke inzet op deugdelijk bestuur en rechtszekerheid, toekomstbestendige overheidsfinanciën en het vergroten van de zelfredzaamheid van het Caribisch deel van het Koninkrijk. In samenwerking met de eilanden wordt een agenda goed bestuur uitgewerkt voor Caribisch Nederland. Ter bevordering van goed bestuur en meer waarborgen voor burgers en bedrijven in Caribisch Nederland ontwikkelt het kabinet een Algemene wet bestuursrecht die is toegesneden op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het kabinet voelt daarbij de vanzelfsprekende verantwoordelijkheid voor de inwoners van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – samen Caribisch Nederland – die een volwaardig onderdeel zijn van Nederland. Het uitgangspunt van ‘comply or explain’ is hierbij leidend. Daarbij houdt het kabinet er rekening mee dat deze eilanden elk een geheel eigen context hebben.

Elke regio telt

Dit kabinet hanteert het uitgangspunt dat 'Elke regio telt!'. Rijksbeleid moet oog hebben voor regionale verschillen en investeren in structurele samenwerking met regio’s. Het Rijk kijkt in ieder geval kritisch naar de eigen werkwijze en mogelijke belemmeringen van het Rijk om regio’s hun kansen en krachten te laten benutten. Nationaal beleid wordt getoetst aan de regionale praktijk en in geval van belemmerende invloed op de regionale ontwikkeling gericht aangepast zodat elke regio telt en zich kan ontwikkelen. Thema’s als gezondheid en zorg, onderwijs, economie, wonen en bereikbaarheid zijn urgent. De bereikbaarheid van voorzieningen (zorg, onderwijs, werk, ontspanning) gaat niet alleen over mobiliteit, maar ook over het locatiebeleid van voorzieningen. Voor en met specifieke regio’s aan de randen van het land die centraal staan in ‘Elke regio telt!’ ontwikkelt het kabinet een gebiedsgerichte aanpak met langjarige agenda’s om de kwaliteit van leven, wonen en werken voor onze inwoners te behouden of te verbeteren. Er wordt in de eerste helft van 2025 toegewerkt naar een agenda. In de aanpak is expliciete aandacht voor de regionale context en de samenwerking met buurlanden om grensbelemmeringen op te lossen. Investeringen voor deze aanpak worden gedekt uit bestaande middelen. Bij de aanpak van 'Elke regio telt!' werken met name de bewindspersonen van OCW, Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), SZW, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO), JenV, Infrastructuur en Waterstaat (IenW), EZ, Klimaat en Groene Groei (KGG) en Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) samen met een coördinerende verantwoordelijkheid voor BZK.

Vanuit de verantwoordelijkheid voor goed interbestuurlijk samenwerken, de rol daarbij in het interdepartementaal samenwerken en vanuit de ruimtelijke regierol werken BZK en VRO samen met de andere departementen aan het verbeteren van de gebiedsgerichte- en regiogerichte werkwijze, om verkokering tussen departementen te reduceren en te waarborgen dat er oog is voor alle regio’s in Nederland.

Herstel en perspectief voor Groningen en Noord-Drenthe

De afhandeling van schade en versterking wordt koste wat kost, en zo lang als nodig, uitgevoerd. Het kabinet geeft onverkort uitvoering aan de 50 maatregelen uit Nij Begun. Het kabinet zet zich in om de ongelijkheid als gevolg van de afhandeling van schade en uitvoering van de versterking zo veel mogelijk te beperken, rekening houdend met wat haalbaar en uitvoerbaar is. Het kabinet werkt samen met de regio en investeert langjarig in verduurzaming, sociaal en economisch perspectief. Alle daarvoor beschikbare middelen (op de separate begrotingen) zijn gehandhaafd. De middelen zijn dan ook uitgezonderd van de verschillende generieke taakstellingen. De generatielange inzet van het Rijk voor het inlossen van de ereschuld wordt vastgelegd in de Groningenwet. Over de invulling legt het Kabinet verantwoording af in de Staat van Groningen en neemt aanvullende maatregelen als dat nodig is.

Hersteloperatie toeslagen

In deze kabinetsperiode willen we alle gedupeerde ouders en getroffen jongeren van de toeslagenaffaire helpen hun leven weer op de rit te krijgen. Het kabinet beseft dat naast financieel herstel en brede ondersteuning juist ook emotioneel herstel daarbij van groot belang is. De dialoog met en de behoeften van gedupeerden staan daarbij centraal. We faciliteren onder meer de initiatieven van ouders en jongeren, bieden ondersteuning op het gebied van mentaal welzijn en stimuleren lotgenotencontact en de inzet van ervaringskennis. Het is de ambitie om voor de laatste ouders in de loop van 2025 hun integrale beoordeling te hebben afgerond. We verwachten dat uiterlijk eind 2027 alle ouders die daar recht op hebben compensatie van aanvullende schade hebben ontvangen.

Minder ambtenaren en externe inhuur

Het kabinet brengt het aantal ambtenaren en externe inhuur substantieel terug. De overheid dient toekomstbestendig te worden gemaakt. Belangrijk daarbij is de vraag "welk werk moet er (nu) gebeuren gelet op onze maatschappelijke opgave?” Mede vanwege de structurele arbeidsmarktkrapte moeten ambtenaren worden ingezet waar ze het hardste nodig zijn en beleid maken dat goed uitvoerbaar is. Hierin moeten keuzes worden gemaakt. Onnodige procedures kunnen worden afgeschaft, de overhead moet worden teruggedrongen en de rijksbrede bedrijfsvoering zal worden doorontwikkeld. Dit is gekoppeld aan het vereenvoudigen en verminderen van regels en het terugbrengen van administratieve verplichtingen voor burgers, ondernemers en de uitvoeringsorganisaties.
Aan deze opdracht is een budgettaire taakstelling van 22% gekoppeld. Ministers leggen in hun eigen begrotingen en jaarverslagen verantwoording aan de Tweede Kamer af over hoe zij op een verantwoorde manier de gestelde doelen zullen realiseren. Daarnaast coördineert de minister van BZK vanuit haar beleids - en stelselverantwoordelijkheid voor de Rijksdienst deze operatie aan de hand van een aantal af te spreken gemeenschappelijke kaders. Zij rapporteert hierover via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk aan de Tweede Kamer. Vanwege het belang van deze opgave zal het kabinet een ministeriële commissie instellen waarin de voortgang van deze operatie aan de orde komt. Aan de hand van de geboekte resultaten stelt de ministeriële commissie periodiek vast of er voldoende voortgang is geboekt, of dat het nodig is om aanvullende maatregelen te treffen. Belangrijke randvoorwaarde is dat medewerkers die hiervan de gevolgen ondervinden, zo veel mogelijk perspectief wordt geboden. De stand van zaken zal daarom regelmatig worden besproken met de vakbonden en de GOR Rijk.

Hervormingsagenda tot versobering Algemene Bestuursdienst (ABD)

Er wordt een hervormingsagenda voor versobering van het ABD-stelsel opgesteld. In die agenda zal het constant betrekken van burgerperspectief en dat van de uitvoering in het werk van topambtenaren centraal staan, naast rechtsstatelijk besef en ambtelijk vakmanschap (inhoudelijke kennis en expertise). Topambtenaren spelen een cruciale rol bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleid. Voor de samenleving is echter niet altijd duidelijk op welke manier zij verantwoordelijk zijn voor het maken en uitvoeren van beleid en het nemen van beslissingen die het publieke belang dienen. Daarom wordt onderzocht op welke wijze topambtenaren – binnen de kaders van de ministeriële verantwoordelijkheid – meer inzicht kunnen geven in deze verantwoordelijkheid. Het leren en ontwikkelen van topambtenaren wordt minder vrijblijvend. Iedere topambtenaar maakt een persoonlijk en toetsbaar plan. We hanteren open en transparante werving- en selectieprocedures en zetten in op een diverse ambtelijke top die verschillende perspectieven uit de samenleving meebrengt. Hierbij borgen we het aantrekken van mensen van buiten de Rijksoverheid. Topambtenaren zorgen op verschillende manieren voor een nauwere aansluiting met de praktijk en betrekken dit bij hun werk, ook dit vormt onderdeel van het persoonlijke en toetsbare plan.

De Wet normering topinkomens wordt geëvalueerd en vergezeld van een nota met een lijst van verbetervoorstellen, waaronder de transparantie van de inkomensgegevens van functionarissen.

Financiële paragraaf

De enveloppe voor Goed bestuur en sterke rechtsstaat wordt verdeeld naar onderstaande onderwerpen. Bij de Miljoenennota worden de budgetten per onderwerp bekend gemaakt.

Goed bestuur 

Versterken dienstbare overheidsorganisaties: middelen worden beschikbaar gesteld voor onder andere het gericht opsporen van hardheden. Overheidsdienstverlening wordt meer bereikbaar en toegankelijk door direct contact en eerstelijnsbalies, betere gegevensdeling en doordacht gebruik van AI. Ook wordt ingezet op een overheid die anders werkt en wordt ambtelijk vakmanschap versterkt, onder andere via verplichte scholing voor (top)ambtenaren. Klokkenluiders worden beter beschermd. Het ministerie van OCW ontvangt daarnaast middelen voor scholing en een selectieregister om archieven beter op orde te brengen. 

Oog voor sterk bestuur, regio en medeoverheden: middelen worden ingezet voor de uitvoering van actieagenda sterk bestuur; onder andere het versterken van de feedbackloop tussen beleid en uitvoering, dienstverlening en burgerperspectief. Het bestuur, rechtsstaat en integriteit in Caribisch Nederland worden versterkt. Daarnaast wordt ingezet op een structurele samenwerking tussen Rijk en regio, 'Elke regio telt!'.

Democratische rechtsstaat  

Versterken instituties rechtsstaat: middelen komen beschikbaar voor de oprichting van een constitutioneel hof en het verzelfstandigen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De constitutionele toetsing ex ante wordt versterkt. Ook worden middelen besteed aan het daadkrachtig optreden tegen onder andere discriminatie, racisme, antisemitisme en moslimhaat. 

Versterken democratische instituties en weerbaar bestuur: middelen komen beschikbaar voor het uitbreiden van het mandaat van de Kiesraad tot een Kiesautoriteit. Er wordt ingezet op de vernieuwing van het kiesstelsel, het vergroten van de toegankelijkheid en uitvoerbaarheid van verkiezingen, democratisch burgerschap en versterking ondersteuning van de Tweede Kamer en (decentrale) politieke partijen. Daarnaast komen middelen beschikbaar voor de structurele kosten van een referendum. Ook komen middelen beschikbaar voor de weerbaarheid tegen desinformatie, een integer en weerbaar bestuur met onder andere implementatie aanbevelingen GRECO op integriteit.

Versterking van de rechtsstaat 

Middelen worden ingezet ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming, versterking van de familie- en jeugdrechtspraak, in de toegang tot het recht en institutionele vernieuwing van de Rechtspraak.

Bekijk de andere hoofdstukken uit het regeerprogramma.