Hoofdstuk 5. Energietransitie, leveringszekerheid en klimaatadaptatie
Wat is het overkoepelende maatschappelijke probleem?
We willen een welvarend land blijven én een schonere en gezondere wereld doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen. We willen minder afhankelijk worden van andere landen voor de levering van onze energie en (kritieke) grondstoffen. En willen we als land de kansen van de klimaat- en energietransitie verzilveren. Dit doen we zowel in Europees als in Caribisch Nederland. De wereldwijde klimaat- en energie-uitdagingen van vandaag scheppen namelijk de groeimarkten van morgen. Om groen te groeien, onze welvaart te behouden en onze energieonafhankelijkheid te vergroten moeten we nú de juiste keuzes maken. Door de juiste randvoorwaarden te scheppen en stabiel overheidsbeleid te voeren houden we vaart in de transitie. Daarbij stellen we de samenleving in staat om te verduurzamen in hoe we wonen, hoe we ons geld verdienen en hoe we ons van A naar B verplaatsen. Samen met de bestaande en nieuwe innovatieve bedrijven en organisaties bouwen wij aan een bloeiende economie van morgen. De bestaande klimaat- en energiedoelen en -afspraken zijn hierbij ons kompas.
Dat gaat niet vanzelf: we staan voor een grote en urgente opgave om te zorgen voor een duurzame, betaalbare en zekere energievoorziening, nu en in de toekomst, waarbij we minder afhankelijk zijn van onbetrouwbare landen. Het kabinet wil grote knelpunten versneld oplossen, waarvan netcongestie het belangrijkste voorbeeld is. Ook nemen wij maatregelen zodat Nederland zich kan aanpassen aan de huidige en toekomstige klimaatverandering (klimaatadaptatie), voor onze waterveiligheid, voedselproductie, gezondheid en woon- en leefomgeving.
Groene groei creëren we door vernieuwing, (vak)kennis en innovatie aan te jagen. We geven Nederlands ondernemerschap en creativiteit volop de ruimte en scheppen groene markten. De koploperspositie van Nederland in een verduurzamende wereld versterken we en bouwen we uit. We zorgen ervoor dat het aantrekkelijk blijft om in ons land te investeren in verduurzaming, ook voor het mkb. Zo kunnen we verdienen door te vergroenen; door bestaande toekomstbestendige bedrijven en (maak)industrie te ondersteunen en nieuwe bedrijvigheid voor een klimaatneutrale, circulaire en natuurinclusieve economie te stimuleren.
We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een duurzamer Nederland en de meeste mensen willen hier graag aan bijdragen. Tegelijkertijd zijn er begrijpelijke zorgen: kan ik wel meekomen? Kan ik het wel betalen? Welke gevolgen heeft dit voor mij en de (ruimtelijke) omgeving? Deze zorgen nemen we serieus: iedereen moet de transitie kunnen meemaken. We gaan het gesprek aan met de omgeving, luisteren naar omwonenden en nemen zorgen waar mogelijk weg. Alleen in samenspraak met bewoners, het maatschappelijk middenveld, medeoverheden en bedrijven, kunnen we de klimaat- en energieopgave realiseren.
Wat wil het kabinet bereiken?
De komende maanden zetten wij de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord in gang – waarbij we ons houden aan bestaande afspraken – aan de hand van drie pijlers:
1. Energietransitie;
2. Leveringszekerheid;
3. Klimaatadaptatie.
Onder deze pijlers stelt het kabinet zichzelf verschillende doelen:
- Vergroten van energieonafhankelijkheid en het stimuleren van duurzame energieproductie, met aandacht voor een veilige en gezonde leefomgeving en een weerbaar energiesysteem;
- Faciliteren van burgers, bedrijven, medeoverheden en maatschappelijke organisaties met verduurzaming;
- Borgen betaalbare energie voor mensen met een kleine beurs;
- Verminderen van uitstoot van broeikasgassen conform de doelen van het Parijsakkoord en zoals onder andere vastgelegd in de Europese en nationale Klimaatwet;
- Met voorrang oplossen van netcongestie;
- Verstevigen van de leveringszekerheid en voorzieningszekerheid;
- Aanpassen aan, voorbereid zijn op en omgaan met klimaatverandering (klimaatadaptatie);
- Bevorderen van kennis en vaardigheden voor de transitie, met oog voor krapte en ondervertegenwoordigde groepen en zij-instromers, waaronder vrouwen in de techniek;
- Bevorderen van de grondstoffentransitie en hergebruik.
Bij de onderliggende maatregelen zijn draagbaarheid, haalbaarheid en uitvoerbaarheid essentiële randvoorwaarden.
Hoe wordt dit gerealiseerd?
Energietransitie
Om Nederland toekomstbestendig te maken en nieuwe economische kansen te scheppen, moeten we de energietransitie op koers houden, de noodzakelijke hernieuwbare opwek en infrastructuur realiseren en sectoren ondersteunen om te verduurzamen. Dit doen wij met een gebalanceerde mix van normeren, beprijzen en subsidiëren. In de EU zijn we een constructieve partner, met de Europese klimaat- en energiewetgeving als belangrijke basis. EU-brede coördinatie van groene investeringen en een sterkere gezamenlijke elektriciteitsmarkt kunnen energiekosten verlagen én helpen bij goede bescherming van de consument.
Duidelijkheid en voorspelbaarheid zijn van groot belang voor iedereen. We zorgen voor stabiel en uitlegbaar beleid, waarbij we vasthouden aan bestaande afspraken voor 2030 en 2050, en de maatregelen en aangekondigde investeringen die we hiertoe hebben vastgelegd, met de aanpassingen uit het hoofdlijnenakkoord. Ook blijven we inzetten op innovaties (onder andere technieken, nieuwere brandstoffen en procesinnovaties) met ondersteuning van de topsector energie. Alleen als we de doelen niet halen, maken we alternatief beleid, waaronder extra inzet om bestaande belemmeringen weg te nemen en randvoorwaarden te versterken.
Voor het vaststellen van klimaat- en energiebeleid wordt het proces gevolgd zoals vastgelegd in de Klimaatwet. Het kabinet legt elk najaar verantwoording af over het klimaat- en energiebeleid op basis van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) in de Klimaatnota. Jaarlijks wordt in het voorjaar op basis van de KEV alternatief beleid vastgesteld indien dat nodig is om de doelen te bereiken. Het kabinet biedt met de verdere uitwerking van het nieuwe Nationaal plan energiesysteem in de Energienota, op basis van de Energiewet, meer duidelijkheid over energiebeleid voor de lange termijn. Dit geeft burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties meer zekerheid en handelingsperspectief. Ook maakt het kabinet uitvoeringsafspraken met gemeenten en provincies over het energiesysteem. Conform de Klimaatwet presenteert het kabinet in Q2 2025 het Klimaatplan, met daarin het beleid voor de komende 10 jaar gericht op klimaatneutraliteit in 2050.
Kernenergie
Kernenergie kan als betrouwbare energiebron een sleutelrol spelen in een duurzaam en robuust energiesysteem. Kernenergie vormt een regelbare baseload die niet weersafhankelijk is en vermindert daarmee de behoefte aan flexibiliteitsmaatregelen en opslag. Ook zorgt kernenergie voor verdere diversificatie van het energiesysteem. De voorbereidingen op de bouw van 2 kerncentrales worden doorgezet, en de kerncentrale in Borssele blijft open. We werken toe naar een aanbesteding en besluiten over de rol van de Nederlandse overheid in de financiering van de bouw (medio 2025). Aanvullend op de eerder in gang gezette stappen voor de realisatie van 2 kerncentrales, bouwt het kabinet 2 extra kerncentrales in Nederland, waarbij ook de mogelijkheden voor meerdere kleine centrales worden betrokken. Het verkennen van mogelijke locaties en een integrale afweging van ruimtelijke belangen is daarbij cruciaal. Bij het uitwerken van ruimtelijke randvoorwaarden voor kleine modulaire centrales wordt de samenhang gezocht met de Nota Ruimte. Het kabinet richt besluitvorming met snelheid en zorgvuldigheid in, met oog voor participatie en draagvlak.
Met het programma voor small modular reactors (SMR’s) verkent het kabinet de mogelijkheden om op termijn ook kleine modulaire kernreactoren te realiseren in Nederland. Hierbij worden eerst de potentie en randvoorwaarden voor de ontwikkeling en bouw van SMR’s in Nederland onderzocht. Het kabinet werkt toe naar een nationale visie op SMR’s medio 2025, in overleg met medeoverheden. Bij de uitbreiding van kernenergie in Nederland vraagt het veilig beheer van radioactief afval voor de veiligheid en gezondheid nu en in de toekomst extra aandacht. Het kabinet verkent daarom wat nodig is om het besluitvormingsproces naar voren te halen om tot een veilige eindberging te komen. Ook wordt bekeken of middelen uit het Klimaatfonds vrijgemaakt kunnen worden voor additionele investeringen in de capaciteit van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Bovendien worden het meetnet en de ongevalsorganisatie (RIVM) toekomstbestendig gemaakt. Nederland werkt in de EU samen om de uitrol van kernenergie te versnellen, onder andere op kennisuitbreiding, het versterken van de nucleaire waardeketen en eventuele opslag van radioactief afval.
Netcongestie
Het kabinet gaat stevig regie voeren op netcongestieproblemen en het toekomstbestendig maken van het elektriciteitsnet. Het kabinet zet daartoe het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN) door. Hierbij is een belangrijke focus in de komende periode om geïdentificeerde maatregelen tegen congestie – zoals die bijvoorbeeld in het landsdeel Flevoland-Gelderland-Utrecht al worden uitgevoerd, waaronder extra tijdelijke elektriciteitsproductie, slimmer gebruik van laadpalen en stimulering van flexibiliteit bij bedrijven – waar relevant en mogelijk breder toe te passen in alle regio’s met netcongestie.
Energie-infrastructuurprojecten van nationaal belang worden zorgvuldig ruimtelijk ingepast onder verantwoordelijkheid van het Rijk, via de projectprocedure onder de Omgevingswet. Daarbij kijken we ook hoe we de uitvoering en realisatie kunnen versnellen. Met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) versnellen we de besluitvorming over de aanleg van de benodigde energie-infrastructuurprojecten, geven we bepaalde projecten meer prioriteit in de investeringsplannen van de netbeheerders en proberen we knelpunten bij de realisatie van projecten weg te nemen. Omdat de ruimte schaars is en er vele ruimtelijke opgaven zijn, moeten er keuzes gemaakt worden. De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft daarin een coördinerende rol. Daarnaast versterkt het kabinet de coördinatie van besluitvorming en werkt het aan vereenvoudigen en versnellen van vergunningverlening. Waar nodig en mogelijk worden wet- en regelgeving hierop aangepast, zoals het doorlopen van een snellere beroepsprocedure voor duurzame energie-infrastructuurprojecten. We verkennen daarnaast of een bredere stikstofaanpak voor energie-infrastructuur juridisch haalbaar is, ook omdat deze projecten stikstofreductie in de toekomst mogelijk maken.
Om draagvlak voor energie-infrastructuurprojecten te versterken en regionaal afspraken te maken over de aanpak van netcongestie, werken we nauw samen met provincies, gemeenten, waterschappen en Rijkswaterstaat en netbeheerders. We luisteren naar de behoeftes van de verschillende regio’s en maatschappelijke functies zoals het spoor. Nieuwe huizen en woonwijken moeten op het net kunnen worden aangesloten zonder grote vertraging. Bij het tegengaan van netcongestie kan ook gedacht worden aan het stimuleren van huishoudens door positieve prijsprikkels bij het gebruik van elektriciteit in dalmomenten of wanneer de zon schijnt. Omdat er veel ontwikkelingen en projecten tegelijkertijd plaatsvinden, hanteren we hierbij zoveel mogelijk een integrale, gebiedsgerichte aanpak en zorgvuldige inpassing waarbij rekening wordt gehouden met internationale verplichtingen. In het versnellen en realiseren van energie-infrastructuur op regionaal niveau ondersteunen we de provincies in de regionale prioritering via het provinciale MIEK. We luisteren naar omwonenden en nemen zorgen waar mogelijk weg. We verkennen of we, mogelijk via regionale gebiedsinvesteringen, de leefkwaliteit kunnen verbeteren in regio’s waar veel energie-infrastructuurprojecten samenkomen.
Om de al beschikbare capaciteit beter te benutten worden decentrale oplossingen bevorderd, zoals de ontwikkeling van zogeheten energyhubs. We plannen de realisatie van een hernieuwbaar energiesysteem efficiënt door. Zo stimuleren we energieopslag en flexibele vraag – bijvoorbeeld in de vorm van batterijen, waterstof, of het gebruik van diepe ondergrond. Slimmer gebruik vraagt om meer digitale toepassingen; hierbij hebben we oog voor cybersecurity. Ook zorgen wij voor inpassing in het systeem die bijdraagt aan de vermindering van netcongestie door vraag en aanbod dichter bij elkaar te realiseren. Inzet op energiebesparing blijft belangrijk, want energie die we niet gebruiken hoeven we niet te transporteren. Waar nodig wordt bestaand of nieuw regelbaar vermogen ingezet, bijvoorbeeld gasgestookte opwek, om op piekmomenten tijdelijk bij te kunnen springen totdat het elektrisch net uitgebreid is. Bedrijven, maatschappelijke instellingen en medeoverheden die op korte termijn aanlopen tegen netcongestieproblemen worden geholpen bij het vinden en toepassen van oplossingen, onder andere via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De verduurzaming van de gebouwde omgeving vraagt met het oog op beschikbare netcapaciteit een gebalanceerde aanpak.
Het aanpakken van netcongestie vormt ook breder binnen de EU een uitdaging. Wij kijken daarom naar mogelijkheden voor Europese samenwerking. Door verdere integratie van het Europees energienetwerk en verbeterde interconnectie worden vraag en aanbod op elkaar afgestemd.
Nederland verder verduurzamen
Verduurzaming industrie
Om groene groei in Nederland te realiseren, moet het aantrekkelijk blijven voor zowel bestaande als nieuwe bedrijven om in ons land te investeren in verduurzaming. Het kabinet zet het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) door. Met de maatwerkaanpak kan onze basisindustrie in Nederland verduurzamen. De maatwerkaanpak richt zich op de ombouw van de bestaande industrie naar groene productieprocessen, met als doel het faciliteren van de verduurzaming, extra CO2-reductie en een gezondere leefomgeving. Daarvoor is commitment van zowel de overheid als de bedrijven cruciaal. Voor bedrijven buiten de top 30 wordt het Actieplan cluster 6 voortgezet en versterkt. Ook blijft het kabinet inzetten op de verduurzaming van het mkb. We hebben hierbij ook oog voor het perspectief van ondernemers, de grote diversiteit binnen deze groep en de rol van intermediairs, zoals installateurs. Het kabinet onderzoekt een regionale clusteraanpak voor bedrijfsoverstijgende uitdagingen (voor bijvoorbeeld de Botlek of Chemelot) en beziet een uitbreiding naar nieuwe bedrijven, waarbij aansluiting bij groeimarkten en nieuwe technologieën een belangrijke leidraad zal zijn. Voor de verduurzaming van de industrie zoekt het kabinet zoveel mogelijk aansluiting op het uitroltempo en beschikbaarheid van hernieuwbare energie, zoals windenergie op zee. De Clean Industrial Deal die de Europese Commissie heeft aangekondigd zal de concurrentiekracht en weerbaarheid van de Europese industrie versterken.
We investeren in een tijdige uitrol van cruciale infrastructuur voor de verdere verduurzaming, zoals de waterstofbackbone, Delta Rhine Corridor, importterminals, en verzwaring van elektriciteitsnetten. Voor het reduceren van CO2-uitstoot richting 2030 en daarna is carbon capture and storage (CCS) essentieel. De tijdige realisatie van (hoofd)infrastructuur is noodzakelijk voor efficiënte toepassing van CCS. Een belangrijke stap hierin is het Aramis-initiatief, waarmee in de eerste fase een transport- en opslagcapaciteit van 7,5 megaton per jaar wordt gerealiseerd. Ook zal waterstof de komende jaren in toenemende mate op een duurzame manier worden geproduceerd, ofwel groene waterstof. Blauwe waterstof, geproduceerd met fossiele energie in combinatie met CO2-opvang en -opslag, is een tussenstap.
Het kabinet wil energiekosten niet significant uit de pas laten lopen met buurlanden, zodat Nederlandse bedrijven kunnen concurreren met het buitenland. We volgen de ontwikkeling van de energierekening en netwerktarieven voor bedrijven doorlopend. Het kabinet reageert spoedig na publicatie op de beleidsaanbevelingen uit het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) bekostiging elektriciteitsinfrastructuur (voorzien bij Voorjaarsnota 2025). In de kabinetsreactie zal ook de optie voor eventuele verlenging van de indirecte kostencompensatie (IKC) worden bezien.
De verhoging van het tarief van de CO2-heffing industrie wordt teruggedraaid om een gelijker speelveld te creëren. Er worden geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid ingevoerd. Bestaande nationale koppen kunnen eventueel worden heroverwogen wanneer er geen negatief effect op het behalen van de klimaat- en energiedoelen optreedt of er betere alternatieven zijn. Ook wordt ingezet op het in Europees verband afbouwen van de fossiele subsidies gericht op de energievoorziening, zodat klimaateffecten die gepaard gaan met het gebruik van fossiele brandstoffen Europees beprijsd worden. Het kabinet hecht aan duidelijke en stabiele marktprikkels die bedrijven stimuleren om duurzame energieoplossingen te ontwikkelen en toe te passen, en zo onafhankelijker te worden van het importeren van fossiele energie. Het kabinet zal het jaarlijks overzicht van de omvang van fossiele subsidies voortzetten.
Gebouwde omgeving en betaalbaarheid
We blijven investeren in de verduurzaming van onze woningen en gebouwen. Niet alleen om klimaat- en energiedoelen te halen, maar ook omdat het betere gebouwen oplevert waarin het prettig wonen, werken en leven is. Bovendien geeft het mensen (met een laag of middeninkomen) en kleine ondernemers meer grip op hun energierekening. Hierdoor blijft energietransitie draagbaar voor iedereen. Daarnaast gaan we door met de lokale aanpak voor onder meer isolatie en warmtenetten, waarbij gemeenten hun inwoners meenemen en duidelijkheid bieden over de transitie in de wijk en de voordelen die het hun biedt. Er komen geen verplichte labelsprongen voor koopwoningen en geen verplichte (hybride) warmtepomp bij vervanging van de verwarmingsketel of nieuwe, nationale duurzaamheidsregels boven op Europese regelgeving voor de nieuwbouw, tenzij het de invulling van Europese richtlijnen en bestaande afspraken betreft. Bij de uitwerking van EU-regelgeving is aandacht nodig voor de consequenties voor het maatschappelijk vastgoed.
Het kabinet verkent hoe de energierekening voor kwetsbare huishoudens betaalbaar kan blijven en hoe energiearmoede kan worden tegengegaan. De reeds beschikbare financiële middelen voor klimaat worden voor een deel gebruikt om mensen met een laag of middeninkomen, kleine ondernemers en maatschappelijke organisaties te helpen in de energietransitie. Zo worden middelen uit het Klimaatfonds ingezet voor het continueren van rentevrije leningen voor energiebesparende maatregelen voor woningeigenaren met een laag of middeninkomen via het Warmtefonds en verduurzaming van bedrijfspanden en maatschappelijk vastgoed. Daarnaast blijft subsidie voor isolatie bestaan en blijven we warmtepompen stimuleren: dit draagt direct bij aan een lagere energierekening. Zoals in hoofdstuk 1 al is aangegeven is voor 2025 en 2026 een reservering opgenomen voor een energiefonds dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen.
Betaalbaarheid van warmteaansluitingen is van belang voor de energietransitie. Het kabinet heeft dus aandacht voor mensen die als gevolg van aansluiting op een warmtenet geconfronteerd worden met een veel hogere energierekening. Hiervoor wordt een pakket aan maatregelen geïnventariseerd, wat in ieder geval bestaat uit kostengebaseerde tarieven, een waarborgfonds en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw) en de Wet collectieve warmte (Wcw) die nog door het parlement aangenomen moeten worden. Tevens verkent het kabinet de volgende opties: een tarieflimiet, borging van prijszekerheid, het bundelen van subsidies voor inpandige kosten en een nationale deelneming. Ook draagt de verlaging van het tarief van de energiebelasting op aardgas in de 1e en 2e schijf bij aan een lagere energierekening. Daarnaast zet dit kabinet de uitfasering van huurwoningen met EFG-labels door.
Mobiliteit en transport
In Europa is de regelgeving voor het wegvervoer vergaand uitgewerkt. Zo zijn voertuigfabrikanten verplicht om een toenemend aandeel emissievrije auto’s te verkopen, worden tot 2030 normen gesteld aan de inzet van hernieuwbare energiedragers en de uitrol van publieke laad- en tankinfrastructuur. Naast de implementatie van Europees beleid faciliteren we op nationaal niveau de ingroei van emissievrije voertuigen met onder meer de gedeeltelijke gewichtscorrectie in de motorrijtuigenbelasting en is de uitrol van laadinfrastructuur noodzakelijk. Beleid gericht op elektrificatie van personenvervoer is opgenomen in hoofdstuk 3. In de implementatiefase heeft het beleid effect op steeds meer mensen, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Daarom zal het kabinet extra aandacht hebben voor een eerlijke verdeling van kosten tussen bestuurders van emissievrije en fossiele voertuigen. Het kabinet stimuleert de groei van laadinfrastructuur bij bedrijfsterreinen en voor vrachtauto’s. Ook op verzorgingsplaatsen wordt ingezet op opschaling, zodat aan de Europese verordening wordt voldaan. Het kabinet beziet de verdere ombouw en elektrificatie van de verzorgingsplaatsen.
Het kabinet vindt het belangrijk dat de binnensteden voor ondernemers bereikbaar blijven. Bezien wordt op welke manier het instellen van zero-emissiezones kan worden uitgesteld, onder andere om uitzonderingen voor bijvoorbeeld ondernemers landelijk te kunnen regelen (standaardiseren). We streven naar een uniform toegangsregime en bebording van deze zones, rekening houdend met ondernemers die gefaseerd overstappen op een elektrisch voertuig. De instelling van zero-emissiezones blijft een gemeentelijk besluit. Eind 2024 maken we hierover afspraken met partijen en leggen die vast in een nieuw convenant.
We zetten in op eigen productie en toepassing van duurzame brandstoffen in de nationale en internationale mobiliteit- en transportsectoren. Hier liggen kansen voor de industrie, vanwege de kennis en kunde en gunstige ligging van Nederland. Ook draagt het bij aan de energie-onafhankelijkheid. In hoofdstuk 3 gaat het kabinet nader in op de verduurzaming van de internationale sectoren lucht- en scheepvaart.
Landbouw en landgebruik
De klimaat- en energieopgave in de sectoren landbouw en landgebruik vergt bijzondere aandacht aangezien er veelal sprake is van biologische processen en er samenhang is met andere opgaven ten aanzien van water, natuur, mest, stikstof, dierenwelzijn en een duurzaam economisch perspectief voor de sector. Deze opgaven worden zoveel mogelijk tegelijk aangepakt. Het kabinet stimuleert emissiereductie, onder andere door innovaties op het gebied van stal, management, voer, fokkerij en mest. Het moet gaan om bewezen maatregelen die broeikasgasemissie reduceren zodat de boer toekomstgericht kan investeren.
Het kabinet houdt vast aan de bestaande doelen en afspraken en werkt aan de omslag naar doelsturing. De landelijke klimaatopgave voor de landbouw wordt waar nodig en mogelijk doorvertaald naar bedrijfsspecifieke en gebiedsspecifieke doelen. Om de klimaatopgave voor de landbouw haalbaar te maken, zowel op bedrijfsniveau als voor de sector als geheel, is het van belang dat de ontwikkeling van de sector daartoe wordt ondersteund, bijvoorbeeld door ruimhartige en vrijwillige beëindigingsregelingen.
Het doel is om koolstofvastlegging te versterken, bijvoorbeeld via vernatting van veenweiden, duurzaam beheer van landbouwbodems, het uitvoeren van de Bossenstrategie en het realiseren van natte natuur. Groenblauwe dooradering en agroforestry en ecosysteemdiensten dragen daarnaast bij aan alternatieve verdienmodellen voor de landbouw.
Het samenhangend pakket voor de glastuinbouw wordt doorgezet, met het convenant als belangrijk onderdeel. Voor de realisatie van de opgave zijn beschikbaarheid van biogene CO2 als meststof, tijdige realisatie van energie-infrastructuur en het tegengaan van netcongestie van belang.
Elektriciteit en energiesysteem
Met de ambitie om 50 gigawatt windenergie op zee in 2040 te realiseren, voeren we de huidige Routekaart voor 21 gigawatt onverkort uit. Windturbines komen zoveel mogelijk op zee, in plaats van op land. In 2025 stellen we een nieuwe routekaart voor windenergie op zee in 2040 vast. Bij het inpassen van nieuwe windenergiegebieden in de Partiële Herziening van het Programma Noordzee, eind 2025 voorzien, kijkt het kabinet eerst naar ruimte voor de visserij. Eind 2025 dienen er afspraken te zijn over de budgettaire dekking van de (gevolg)kosten voor het Rijk. Ook zorgt het kabinet samen met de partijen van het Noordzeeoverleg voor een zorgvuldige balans met andere activiteiten op de Noordzee, waaronder naast visserij ook mijnbouw, scheepvaart en defensie, met oog voor de natuur, kustverdediging, zandwinning en maritiem erfgoed. Hierbij stemt het kabinet waar relevant af met buurlanden en wordt rekening gehouden met de Europese natuur- en milieuwetgeving. Voor het borgen van scheepvaartveiligheid voert het kabinet bij de bouw van windparken op zee risicoanalyses uit volgens de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het kabinet investeert in de bescherming van de Noordzee-infrastructuur. Daarnaast investeert het kabinet komende jaren in een tweetal demonstratieprojecten voor waterstofproductie op zee om zowel de waterstofdoelen als de doelen voor windenergie op zee in 2040 mede mogelijk te maken. Het kabinet zet de uitvoering van het Programma Energiehoofdstructuur (PEH) door als ruimtelijk beleid voor de Energietransitie.
De salderingsregeling voor kleinverbruikers wordt met ingang van 1 januari 2027 beëindigd. De consument ontvangt voor alle ingevoede elektriciteit een redelijke vergoeding. Het wetsvoorstel voor de bijmengverplichting groen gas ligt voor bij de Raad van State en wordt, zo spoedig mogelijk na ontvangst van het advies, ingediend bij de Tweede Kamer. Hierdoor versnellen we de energietransitie en maken we ons minder afhankelijk van import van aardgas.
Er wordt zo snel mogelijk gestopt met het subsidiëren van laagwaardige toepassingen van biogrondstoffen conform het eerder afgesproken afbouwpad uit het Duurzaamheidskader biogrondstoffen. Parallel wordt de opbouw voor hoogwaardige toepassingen van biogrondstoffen vormgegeven. Hier komt het kabinet op terug bij de voortgangsbrief over het duurzaamheidskader biogrondstoffen in het najaar. Daarnaast komt het kabinet met een biogrondstoffenstrategie. Er wordt, ook in Europees verband, ingezet op (beleidsontwikkeling rond) koolstofverwijdering. Het kabinet komt begin 2025 met een bredere visie op koolstofverwijdering in het Klimaatplan en de routekaart koolstofverwijdering.
Leveringszekerheid en betrouwbaarheid
Terwijl we werken aan het energiesysteem van de toekomst, moet de energievoorziening in het hier en nu betrouwbaar, betaalbaar en weerbaar blijven. Het kabinet wil vitale infrastructuur, waaronder defensielocaties en -materieel, zekerstellen en beter voorbereid zijn op – en weerbaar zijn voor - verstoringen door bijvoorbeeld cyberaanvallen. Omdat we de energie die we niet gebruiken ook niet hoeven te produceren, te importeren, te transporteren of te betalen, neemt het kabinet binnen het Nationaal Programma Energiebesparing uiterlijk bij Voorjaarsnota 2025 een besluit over streefwaarden per sector voor energiebesparing en daarmee over de sturing op de energiebesparingsdoelen. Hiermee wordt de Europese energiebesparingsrichtlijn (EED) ingevuld. Daarnaast wordt de energiebesparingsplicht voor bedrijven en instellingen verbeterd.
Het kabinet gaat het aanbod van energie diversifiëren door kosteneffectief verschillende energiebronnen te stimuleren (zon, wind, aardgas, geothermie, kernenergie, etc.), onder meer via het Klimaatfonds. Zo worden we minder afhankelijk van één of een beperkt aantal landen. Denk aan de verdere ontwikkeling van geothermie voor de verwarming van woningen, gebouwen, kassen en industrie. Ook wordt via energiediplomatie ingezet op importcorridors met partners binnen en buiten Europa. Voor het veilig gebruik van de diepe ondergrond voor waterstofopslag publiceert het kabinet in 2025 een visie, inclusief de benodigde maatregelen om de eerste opslag te realiseren.
Leveringszekerheid gas
Aangezien gas ook de komende jaren nog een belangrijke rol speelt in onze energievoorziening, borgt het kabinet de gasleveringszekerheid, voortbouwend op de maatregelen die de voorgaande jaren zijn ingezet om vraag te verminderen, de import te diversifiëren (voldoende LNG-importcapaciteit en aandacht voor langetermijncontracten), gasopslagen te vullen en nationale productie te optimaliseren. We schalen de gaswinning op de Noordzee op door een sectorakkoord te sluiten, waarbij de Rijksoverheid en de sector samenwerken om investeringszekerheid en voorspelbaarheid van overheidsbeleid te vergroten. Er wordt geen gas meer gewonnen uit het Groningenveld.
Het kabinet komt met een wet waarmee zowel de crisisparaatheid op het gebied van gas wordt versterkt, als de robuustheid van het gassysteem wordt vergroot. Streven is om in het vierde kwartaal van 2024 de internetconsultatie voor deze wet te starten. Voor een robuust gassysteem is een goed functionerende gasmarkt essentieel. In EU-verband wordt hier dan ook actief op ingezet, bijvoorbeeld via de naderende herziening van de verordening op gasleveringszekerheid. Nederland zal hier actief pleiten voor een gemeenschappelijke inzet op besparing als belangrijkste maatregel om afhankelijkheden te verkleinen. Het kabinet bekijkt hoe de overheid, aanvullend op de markt, een proactievere rol kan innemen bij het borgen van het vullen van de gasopslagen.
Leveringszekerheid elektriciteit
De laatste Monitoring Leveringszekerheid elektriciteit van TenneT uit april 2024 laat zien dat de leveringszekerheid tot en met 2030 in Nederland goed geborgd is. Voor de periode na 2030 bestaat er meer onzekerheid. Het kabinet onderzoekt welke maatregelen nodig zijn om de leveringszekerheid (op langere termijn) te versterken en informeert de Kamer hierover eind 2024. Verder vergroten we onze leveringszekerheid door de interconnectiecapaciteit met onze buurlanden te versterken via internationale samenwerking op onder andere het Pentalaterale Energieforum.
Grondstoffen en circulaire economie
Circulaire maatregelen dragen bij aan de klimaat- en energiedoelstellingen. De beschikbaarheid van materialen is cruciaal voor de draagbaarheid, haalbaarheid en uitvoerbaarheid van transities. Bij dijkversterking, kustverdediging en de bouwopgave zetten we in op verantwoord hergebruik van secundaire bouwstoffen. Om plastics circulair te maken, gebruiken we een combinatie van normeren, stimuleren en beprijzen. Als onderdeel van het bredere pakket is het kabinet van plan om per 2028 een heffing op plastic in te voeren. In het najaar van 2024 wordt in kaart gebracht op welke manieren de plastic-heffing kan worden vormgegeven en wat de beleidseffecten zijn. Ook wordt gekeken wat mogelijke alternatieve beprijzingsmaatregelen zijn voor het stimuleren van circulair plastic. Op basis hiervan vindt bij Voorjaarsnota 2025 besluitvorming plaats.
Klimaatadaptatie
Door klimaatverandering wordt het natter in de winters, droger en warmer in de zomers. De weersextremen nemen toe, ook in Caribisch Nederland. De bodem en het grond- en oppervlaktewater verzilt. Het kabinet presenteert daarom in 2026 een nieuwe Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) met doelen voor infrastructuur, zoetwaterbeschikbaarheid, gezondheid, wonen, cultureel erfgoed, landbouw en natuur. Er komt een kabinetsbrede actieagenda hitte (2025). In 2024-2025 worden bovenregionale stresstesten wateroverlast uitgevoerd. Dan weten we wat de effecten kunnen zijn van een vergelijkbare bui als in Limburg (in 2021) (‘waterbom’). In het najaar 2026 komt het kabinet met een beleidsprogramma Bodem, Ondergrond en Grondwater, zodat bodems klimaatbestendiger zijn.
Voor de funderingsproblematiek is er een nationale aanpak. In het najaar van 2026 ontvangt de Kamer een kwetsbaarheidsanalyse van de infrastructuur voor bodemdaling. Het KNMI gaat eerder en gerichter (lokaler) waarschuwen om risico’s terug te dringen en schade en slachtoffers te beperken. Ten behoeve van de stabiliteit van andere landen, zet het kabinet internationaal in op een integrale benadering van klimaatadaptatie waarbij ruimtelijke ordening, waterbeheer en voedselzekerheid centraal staan. Dit doet het kabinet middels klimaatdiplomatie, bilaterale samenwerking en export van onze kennis en kunde.
Zoetwater, drinkwater en grondwater
Voldoende, veilig en schoon water is van essentieel belang voor de drinkwatervoorziening, landbouw, industrie, energievoorziening, recreatie en de natuur; daarmee raakt het direct onze veiligheid, gezondheid en bestaanszekerheid. Voor de beschikbaarheid van voldoende en schoon zoetwater zet het kabinet in afstemming met de verschillende sectoren in op: bewust watergebruik, een robuust watersysteem en een toekomstbestendige drinkwatersector.
Het kabinet maakt inzichtelijk waar waterbeschikbaarheid en laagwater zomers een probleem kunnen geven, waar verzilting op termijn onafwendbaar is en welke concrete keuzes we daarin kunnen maken. In droge periodes is er niet genoeg water voor het huidig gebruik, dan moet iedereen zuinig omgaan met water en volgen we de gemaakte afspraken over waterverdeling (verdringingsreeks). We onderzoeken welke grote (technische) ingrepen in ons watersysteem effectief en betaalbaar zijn om de beschikbaarheid van zoetwater te vergroten en verzilting tegen te gaan. In 2027 komt de verankering waterverdeling en herijkte zoetwaterstrategie 2100 in het Nationaal Waterprogramma gereed. Deze inzichten en keuzes geven richting aan waar welke (nieuwe) functies haalbaar zijn en onder welke voorwaarden toegelaten kunnen worden. Deze maken onderdeel uit van het ontwerp Nota Ruimte / Nota Ruimte. Waar mogelijk houden we zoetwater vast en sturen we op slim verdelen. Voor een goed gebruik van ons grondwater reguleren we de onttrekkingen en stellen we de nationale grondwaterreserves vast. Vanwege het belang van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en goede waterkwaliteit voor heel Nederland, zijn stappen noodzakelijk om de waterkwaliteit aan te pakken. Er worden stappen gezet in onder andere de landbouwsector, zoals de uitspoeling van mest en gewasbeschermingsmiddelen, de industrie en het reduceren van geneesmiddelenresiduen, als onderdeel van de brede, bestaande aanpak voor water. De stikstof- en fosfaatnormen in oppervlaktewater worden in lijn gebracht met de ons omringende landen.
Rivieren
Rivieren zijn van groot belang voor Nederland, voor goederenvervoer per binnenvaart, zoetwaterbeschikbaarheid, waterberging, industrie, natuur en recreatie. Klimaatverandering en uitslijtende rivierbodems belemmeren de gewenste zoetwaterverdeling over ons land, de bevaarbaarheid van de rivieren en leiden ook tot verdroging in de uiterwaarden en het achterland. Daarbij moet het rivierengebied ook beschermd worden tegen hoogwater. In lijn met het programma Integraal Riviermanagement zet het kabinet in op een rivierengebied dat klaar is voor de toekomst. Dit wordt uitgewerkt in een hernieuwd programma Ruimte voor de Rivier met maatregelen voor de korte en waar mogelijk lange termijn gericht op herstel van rivierbodems en ruimte voor hoge rivierafvoeren. In 2026 zijn de nationale beleidskeuzes en het type benodigde maatregelen uitgewerkt.
Waterveiligheid
Voor Nederland met zijn laaggelegen ligging en doorsneden door vele rivieren, geldt dat het werken aan de waterveiligheid nooit af is. Daarom is het belangrijk om onze dijken voortvarend en tijdig te blijven versterken, ook met het oog op de gevolgen van klimaatverandering, zoals verwachte zeespiegelstijging en hogere rivierafvoeren. Het kabinet herijkt hiervoor samen met de waterschappen en Rijkswaterstaat het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Enerzijds door het scherper bepalen van de dijkversterkingsopgaven (waarbij eerdere bandbreedtes worden verkleind) en anderzijds het verbeteren van de sturing en aanpak van het HWBP en vernieuwen van lopende financiële afspraken. Eind 2025 worden hierover bestuurlijke afspraken gemaakt.
Welke middelen zijn hiervoor beschikbaar?
Het perceel kernenergie van het Klimaatfonds wordt met € 9,5 miljard verhoogd voor de bouw van de 2 extra kerncentrales. Het budget voor het Klimaatfonds voor de ontwikkeling van batterijen en groene waterstof wordt (naar rato van het huidige budget) verlaagd met € 1,2 miljard. Alle wijzigingen in het Klimaatfonds zijn opgenomen in de Klimaatfondsbegroting en toegelicht in Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2025. In het hoofdlijnenakkoord is een korting van € 1 miljard op de prijsrisicobuffer van de SDE++ toegepast. Wanneer tekorten ontstaan die niet met de prijsrisicobuffer kunnen worden opgevangen, zal dit uit de begrotingsreserve duurzame energie worden gedekt. De verdere budgettaire verwerking van de taakstelling op de middelen voor de SDE++ wordt in de begroting van het ministerie van Klimaat en Groene Groei opgenomen. De heffing op plastic of alternatieve beprijzingsmaatregelen hebben een beoogde netto-opbrengst van € 547 miljoen structureel.
De investeringsopgave bij de klimaat- en energietransitie kan niet enkel door publieke middelen gedragen worden. Een groene financiële sector maakt het goedkoper voor bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers om de transitie te financieren en kan zo groeikansen bieden voor ondernemers en de druk op publieke middelen beperken. Het kabinet zet dan ook in op een innovatieve financiële sector die de kansen op het gebied van verdere vergroening grijpt, met focus op het opschalen en mobiliseren van de private financiering voor de transitie, onder meer met investeringen van de Europese Investeringsbank (EIB).
Bekijk de andere hoofdstukken uit het regeerakkoord.