Hoofdstuk 4. Landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur
Wat is het overkoepelende maatschappelijke probleem?
Onze landbouw- en visserijsector behoort tot de beste van de wereld. We produceren kwalitatief goed voedsel op een zeer efficiënte wijze. Daar zijn we trots op en die trots draagt het kabinet graag uit. We vervullen een voorbeeldrol, die we graag willen behouden.
Dit kabinet slaat een nieuwe koers in het landelijk gebied in. Voedselzekerheid en innovatie van de land- en tuinbouw en visserij staan hierbij centraal. Boeren, vissers en tuinders krijgen de ruimte om te ondernemen en tegelijkertijd bij te dragen aan het halen van de verschillende doelen die de maatschappij van hen vraagt. Een efficiënte en innovatieve voedselproductie draagt bij aan voedselzekerheid en aan ruimte voor en behoud van biodiversiteit en natuur, zowel nationaal als mondiaal. De dragers van ons prachtige landschap koesteren wij. In een vitaal platteland gaan een toekomstgericht voedselsysteem, met een sterke landbouw en visserijsector en een bloeiende en robuuste natuur, hand in hand. Daar maakt dit kabinet zich hard voor.
De afgelopen jaren is het vertrouwen van boeren en vissers in de overheid sterk afgenomen. Samenwerking tussen boeren en tussen vissers, onderling en in de hele keten, heeft onze voedselproductie in het verleden succesvol gemaakt. De laatste jaren is die verbinding en dus het overleg onder druk komen te staan, ook tegen de achtergrond van het gepolariseerde maatschappelijk debat. Dit kabinet gaat hard werken aan vertrouwensherstel. Dit is nodig om in de toekomst een goede samenwerking met onze voedselproducenten te waarborgen en hen te ondersteunen bij het doorontwikkelen van hun bedrijven op een wijze die hand in hand gaat met het werken aan en behalen van maatschappelijke doelen. Vertrouwen is de basis van elke relatie. Dit vraagt om het (ver)kennen van elkaars invalshoeken, luisteren naar elkaars zorgen en het maken van de juiste keuzes. Een goede toekomst van onze land- en tuinbouw en visserij is hierbij voor ons van groot belang. Het kabinet neemt het initiatief tot strategisch periodiek overleg over landbouw en visserij en een integrale voedselstrategie met een evenwichtige vertegenwoordiging van stakeholders.
Dit kabinet zet in op ondersteunend innovatiebeleid, een actieve rol in de Europese en andere internationale beleidsarena’s, op zorgvuldige, haalbare en uitvoerbare (Europese) wetgeving, investeringen in brede maatschappelijke dialoog, draagvlak en een slagvaardige uitvoering. Een goede samenwerking met de medeoverheden is hiervoor essentieel.
Om voeling te houden met wat in de praktijk werkt, is verbinding tussen beleid en praktijk op alle niveaus nodig. Op het boerenerf en vissersschip, met ondernemers en samenwerkingsverbanden in de gehele keten over de volle breedte, in de regio's, landelijk, met maatschappelijke partners, medeoverheden zoals provincies, gemeenten en waterschappen, met kennisinstellingen, de wetenschap, uitvoerders en toezichthouders zoals RVO en NVWA en vele andere spelers, in Europa en internationaal. Ieder vanuit zijn eigen rollen en verantwoordelijkheden, met een duidelijke regisserende rol voor de Rijksoverheid. We hechten aan een open, effectieve en constructieve samenwerking met al deze partijen.
Ondernemers zien ook dat verandering van alle tijden is en willen hun bedrijven doorontwikkelen. Ze vragen daarbij wel realistisch en uitvoerbaar beleid dat hen het toekomstperspectief niet ontneemt, maar juist stimuleert en faciliteert. De landbouw en visserij staan niet tegenover natuur. Deze systemen zijn van elkaar afhankelijk. Zo gaan we met gedeelde energie en enthousiasme samen met andere partijen werken aan de opgaven in het landelijk gebied, met als uitkomst een vitaal platteland, waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Dit is ook nodig omdat het kabinet zich committeert aan de verplichtingen die volgen uit (inter)nationale wet- en regelgeving ten aanzien van natuur en biodiversiteit en klimaat. Ook voor luchtkwaliteit, water en stikstof is er commitment om resultaten te boeken, zowel nationaal als op de Europese dimensie. Nieuwe wet- en regelgeving zullen we aan de voorkant scherper juridisch toetsen om rechtszaken achteraf te voorkomen. Wel schrappen we nationale koppen waar mogelijk en komt het kabinet met nieuw beleid dat beter aansluit bij de praktijk.
Wat wil het kabinet bereiken?
Het kabinet wil voedselzekerheid als elementaire maatschappelijke voorziening borgen voor héél Nederland. Met het belang hiervan zijn we de afgelopen jaren steeds nadrukkelijker geconfronteerd. Door oorlogen en voedseltekorten in verschillende delen van de wereld en door mondiaal stijgende voedselprijzen is de toegang tot gezond en betaalbaar voedsel voor grote bevolkingsgroepen veel onzekerder geworden.
Boeren, tuinders en vissers moeten daarom ruimte krijgen om te ondernemen en langjarige duidelijkheid krijgen over de doelen waaraan zij moeten voldoen, zonder dat er ieder jaar opnieuw extra eisen worden opgelegd. Beleid moet werkbaar zijn op het erf en vissersschip: eenvoudig uitvoerbaar, handhaafbaar, geënt op het vakmanschap, de kundigheid en het verantwoordelijkheidsbesef van de ondernemer; en oog hebben voor de maatschappelijke en sociale consequenties. Om deze reden kiest het kabinet ervoor om toe te werken naar doelsturing met haalbare bedrijfsspecifieke normen voor klimaat- en stikstofemissie, waarbij ondernemers voldoende tijd krijgen om aan deze doelen te voldoen. We gaan over op beleid dat gericht is op doelen in plaats van maatregelen. We ondersteunen ondernemers bij hun inspanningen om door te ontwikkelen en te innoveren, gericht op emissiereductie voor klimaat, natuur, water (inclusief kaderrichtlijn water), stikstof, geur en fijnstof. We gaan hen beter belonen voor de diensten die ze leveren aan de maatschappij, bijvoorbeeld op het gebied van agrarisch natuurbeheer en biodiversiteit. En we monitoren de effecten van deze innovaties op doelbereik en de bijdrage aan ondernemerschap. In algemene zin is dit kabinet daarbij van mening dat berekeningen en rekenmethoden regelmatig getoetst moeten worden aan de realiteit, in Nederland en in Europa.
We stellen een brede en vrijwillige beëindigingsregeling open voor veehouders die zelf willen stoppen, bijvoorbeeld bij gebrek aan opvolging. Het kabinet stuurt niet op gedwongen krimp van de veestapel of op gedwongen onteigening in het kader van stikstofdoelen en overige milieu- en natuurdoelen. We sluiten beleid zoveel mogelijk aan bij de autonome ontwikkelingen van de sectoren. We geven extra aandacht aan jonge boeren, zodat zij bedrijven kunnen overnemen of starten. Ook zet het kabinet zich in voor passende oplossingen voor PAS-melders.
Om de Nederlandse natuur op het land en in het water te behouden is effectief beleid nodig. Waar het goed gaat, waarderen we dat, waar de kwaliteit stabiel is, behouden we die, en waar het slecht gaat, werken we aan herstel. En we hechten eraan dat we over toereikende hoeveelheden schoon (zoet) grond- en oppervlaktewater blijven beschikken.
De mestcrisis verdient urgente aandacht: boeren zitten klem en hier moet snel perspectief worden geboden. Daarvoor gaan we met goede voorstellen naar Brussel en verlichten we nationaal zo snel mogelijk de druk waar mogelijk. Op korte termijn stuurt het kabinet separaat een samenhangend pakket voor de aanpak van de mestcrisis naar de Kamer.
Voor het perspectief van de agrarische sector en de voedselproductie zet het kabinet zich in om hoogwaardige landbouwgrond te beschermen. Onttrekking van hoogwaardige landbouwbouwgrond moet zoveel mogelijk worden voorkomen en vraagt in alle gevallen een zorgvuldige afweging waarbij de waarde van de voedselproductie en landbouwkundige waarde wordt afgewogen ten opzichte van andere functies. Het kabinet ontwikkelt hiervoor een passend afwegingskader en definitie, inclusief de borging en voert dat kader in. Met het lopende Agroprogramma Groningen wordt aan de agrariërs in dit bijzondere gebied herstel én perspectief geboden. Dat programma voeren we uit.
In 2030 moet voor het klimaat de broeikasgasuitstoot in Nederland tenminste 55% lager zijn dan in 1990. Dat vraagt flinke inzet van alle sectoren in Nederland, inclusief landbouw en landgebruik. We houden vast aan het afgesproken sectorale restemissiedoel voor landbouw en voor landgebruik. We bezien hoe die zo goed mogelijk te realiseren en daarbij ondersteunen we boeren, tuinders, overheden en landbeheerders in hun inspanningen om de emissies te verminderen en extra koolstof vast te leggen, in het bijzonder in natuur- en landbouwbodems, veenweiden en bossen. Met het Klimaatplan 2025-2035 bereiden we ons voor op de klimaatdoelen voor de lange termijn, op basis van de verplichtingen in de Klimaatwet. Daarnaast onderzoeken we de mogelijkheid om rekening te houden met de zogenoemde correctiefactor van tijdelijke onttrekking van CO2 aan de atmosfeer in de zogenaamde korte koolstofkringloop in gras en voedergewassen/voedsel. We willen bovendien dat boeren, tuinders en natuurbeheerders beter kunnen omgaan met de effecten van klimaatverandering en klimaatadaptatie. Dat gaat om zaken zoals verzilting, wateroverlast en droogte, en dat de veerkracht van het landelijk gebied wordt vergroot. Door in te zetten op een goed gevulde ‘gereedschapskist’ voor de agrarische ondernemers met onder andere innovatieve groenblauwe oplossingen en weerbare rassen wordt bijgedragen aan duurzaam bodem- en waterbeheer, wat cruciale elementen zijn voor klimaatrobuustheid, dier- en plantgezondheid en voedselzekerheid. Bovendien wordt door de aanleg van landschapselementen onze cultuurhistorie ondersteund.
Voor ons welzijn en onze welvaart én voor de voedselzekerheid is ons mooie Nederlandse landschap belangrijk. Om de natuur te behouden en te versterken kijken we naar de daadwerkelijke staat van de natuur. We blijven streven naar robuuste natuurgebieden en een goede basiskwaliteit van de natuur. Natuur is veel méér dan alleen stikstofgevoelige natuur. Wat betreft het deel van de natuur dat stikstofgevoelig is, blijven we werken aan stikstofreductie. Op die manier versterken we ook de natuur waarvoor stikstof een drukfactor is. Onderdeel van de koerswijziging die dit kabinet voorstaat is dat we de stikstofaanpak op een andere leest gaan schoeien waarbij we deze baseren op emissie in plaats van depositie. Wij borgen dat de emissie van stikstof structureel verder daalt. Voor de landbouwsector dragen ingezette en beoogde beëindigingsregelingen daar voor een belangrijk deel aan bij. Op langere termijn ligt de focus op innovatie. Het is de inzet van het kabinet om met stimuleren van innovatie, reductie bij stallen te realiseren.
Hoe wordt dit gerealiseerd?
Voedsel, landbouw en visserij
Wij willen blijven beschikken over voldoende gezond en veilig voedsel. Dat is van essentieel belang, zeker met het oog op de instabiele mondiale situatie van dit moment. Hiertoe moeten we voortdurend aandacht besteden aan onze relaties met andere landen en zorgdragen voor de omgeving waarin ons voedsel wordt geproduceerd zet het kabinet zich aanvullend in voor een weerbare voedselvoorzieningsketen die bestand is tegen verstoringen. Daarnaast is voldoende ruimte voor voedsel uit zee en grote wateren nodig. Voor voedselzekerheidsopgaven op zowel mondiaal, Europees als nationaal niveau blijft een belangrijke rol voorzien voor het Nederlands agro- en visserijcomplex. Onze landbouw en visserij zijn immers hoogproductief en zeer efficiënt, hetgeen zich vertaalt in relatief lage emissies per eenheid product. Dit vraagt om verspreiding van onze kennis op zowel Europees als mondiaal niveau, en om het binnenhalen van kennis van andere toonaangevende landen met een agrarisch profiel. Dit is het fundament onder onze internationale strategie. Het kabinet komt in 2025 met een integrale nationale voedselstrategie en zal zich op EU-niveau ook hard maken voor een Europese voedselstrategie.
We stoppen met het Nationaal Programma Landelijk Gebied. We gaan op een andere manier werken aan de internationale doelstellingen. De structurele middelen die beschikbaar zijn voor agrarisch natuurbeheer vervullen hierbij een belangrijke rol. Deze middelen willen wij optimaal inzetten ook daar waar de gebiedsspecifieke opgaven en uitdagingen voor de agrarische sector het grootste zijn en waar een specifieke aanpak nodig is om ondernemers te ondersteunen om de doelen te bereiken, zoals in de veenweidegebieden, gebieden rondom kwetsbare Natura 2000-gebieden, brede beekdalen en grondwaterbeschermingsgebieden.
De Rijksoverheid neemt de regie bij de effectieve besteding van deze middelen, de ruimtelijke regie, en ondersteunt vanuit het Rijk met een uitvoeringsgerichte aanpak. Deze aanpak richt zich op specifieke omstandigheden waarbij we met de uitvoering maximaal effect kunnen geven voor individuele ondernemers en op basis van de aard van de opgave kunnen inzetten op een vitaal landelijk gebied. We sturen hierbij zo veel mogelijk op doelen en niet op maatregelen en bieden meerjarige zekerheid.
De Rijksoverheid hecht belang aan het sturen op bovenstaande, bijvoorbeeld ten aanzien van de benutting van grond met instrumenten als het sturen op herverkaveling, een afwegingskader bescherming landbouwgrond en een Nationale Grondbank. Dat doen we natuurlijk samen met medeoverheden. Deze uitvoeringsgerichte en gebiedsspecifieke aanpak komt in de plaats van het NPLG. De eerste richting van deze aanpak sturen we voor het einde van 2024 naar de Kamer. Dit doen we in samenhang met de ruimtelijke keuzes die in het kader van de Nota Ruimte worden uitgewerkt en de ruimtelijke afspraken die in het kader van programma NOVEX met provincies en medeoverheden worden gemaakt. Het proces van NOVEX en Nota Ruimte wordt vormgegeven onder coördinatie van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO).
Het kabinet vindt een leefbaar en sociaaleconomisch vitaal landelijk gebied, waar het goed wonen, werken, recreëren en ondernemen is, belangrijk. De landbouwsector vervult daarin een cruciale rol. In lijn met het gedachtengoed van Elke regio telt zet het kabinet zich ervoor in dat nationaal beleid goed aansluit bij de omstandigheden van het landelijk gebied en zodoende bijdraagt aan het verbeteren van de leefbaarheid. We zullen onze inzet op dit terrein in 2024 nader preciseren en concretiseren. De Kamer wordt hierover begin 2025 geïnformeerd. Daarnaast borgen we deze inzet onder andere in de strategische investeringsagenda's die onder coördinatie van de minister van VRO met de regio’s gemaakt worden. Het kabinet heeft aandacht voor arbeidsomstandigheden waarbij het misstanden bij arbeidsmigratie aanpakt en daar ligt ook een verantwoordelijkheid voor werkgevers.
Een actieve inzet en een gelijk speelveld in Europa is voor het verdienvermogen van de agrarische sector cruciaal. We werken aan een stevige agenda om in Europa resultaten te boeken op de inzet uit het hoofdlijnenakkoord en dit regeerprogramma, bijvoorbeeld op het mestdossier, het weer mogelijk maken van de pulsvisserij en de herijking van Natura 2000-gebieden. Dit najaar wordt de Kamer geïnformeerd over de nieuwe EU-strategie en inzet voor landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur. Het kabinet betrekt daarbij de uitkomsten van De strategische dialoog over de toekomst van de landbouw die op initiatief van de voorzitter van de Europese Commissie is gevoerd. We bezien de mogelijkheden om op Europees niveau eisen te stellen aan de invoer van producten die binnen de EU niet geproduceerd mogen worden. Zoals uitgesproken in het hoofdlijnenakkoord, wil het kabinet ‘nationale koppen’ op Europees beleid vermijden en bestaande koppen waar mogelijk schrappen. Doel hiervan is vermindering van lasten en regeldruk voor agrarische ondernemers en het creëren van een gelijk speelveld. Het kabinet zet in op zuivere en lastenluwe implementatie door:
- bij nieuwe regelgeving de keuzes (politiek en bij de uitvoering) en consequenties beter in beeld te brengen;
- nationale koppen in de bestaande regelgeving waar mogelijk te schrappen, mede naar aanleiding van meldingen van de sector en de uitvoeringspraktijk bij het meldpunt regelgeving;
- bij de voorbereiding en heroverweging van regels praktijkkennis te betrekken via de agrarische praktijktoets;
- samenwerking en afstemming tussen de toezichthouders in de EU-lidstaten te bevorderen.
Vakkennis en verantwoordelijkheid van boeren, tuinders en vissers moeten weer centraal staan. Om de opgaven op het gebied van zowel natuur, milieu en klimaat te realiseren is het van belang dat boeren aan de slag gaan met emissiereductie. Om hierin stappen te zetten is handelingsperspectief voor agrarische ondernemers noodzakelijk. Daarom kiest het kabinet ervoor om toe te werken naar doelsturing. We gaan realistische bedrijfsspecifieke doelen voor stikstof en broeikasgassen bepalen. Ondernemers krijgen voldoende tijd om aan deze normen te voldoen. In samenwerking met sector- en ketenpartijen wordt er een (op termijn afrekenbare) stoffenbalans, gericht op stikstof, nutriënten en broeikasgassen, ontwikkeld en in 2025 getoetst met pilots gericht op haalbaarheid en uitvoerbaarheid in de praktijk. We brengen in beeld wat nodig is om te werken met een stoffenbalans voor verschillende duurzaamheidsthema's, zoals broeikasgassen, stikstof en waterkwaliteit. Om eventueel bij te kunnen sturen op de toepasbaarheid van deze stoffenbalans zullen doeltreffendheid en haalbaarheid worden gemonitord. Deze monitoring, maar ook toezicht en handhaving worden ingericht op doelsturing in plaats van maatregelsturing. Voor de implementatie wordt nog in 2024 een actieagenda opgesteld.
Voor een toekomstbestendige veehouderij komt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) samen met het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) tot een nieuw stelsel van stalbeoordeling in het programma Vernieuwing Stalbeoordeling. Hiermee worden technieken voor het reduceren van stalemissies (ammoniak, fijnstof, geur, broeikasgassen) beoordeeld. Dit biedt een toetsingskader voor milieubelastende activiteiten én kan ook een basis bieden voor toestemmingverlening en de bruikbaarheid van de Regeling Ammoniak Veehouderij (RAV, nu onderdeel van de Omgevingswet) in dit verband. Het kabinet informeert de Kamer nog dit jaar over de uitgangpunten voor het nieuwe stelsel.
Innovatie vormt een onmisbaar spoor om maatschappelijke doelen te halen. Daar zetten wij fors op in en we werken aan een langetermijnaanpak voor investeringen en innovatie. Zo ondersteunen wij de toepassing van innovatieve stal- en managementmaatregelen, innovaties voor weerbare teelten, visserij, robotisering en digitalisering. Tevens zetten we in op een aantrekkelijk en up-to-date (groen) onderwijs en kennisverspreiding. Ondernemers zullen ook gebruik gaan maken van een nieuw systeem waarbij werkelijke emissies op basis van (sensor)meetsystemen en datasystemen inzichtelijk gemaakt worden. We bezien hoe de productie van hoogwaardige biobased grondstoffen die aansluit op de primaire functie van voedselproductie een waardevolle bijdrage kan leveren.
De opschaling van mestvergisting wordt gefaciliteerd met het oog op emissiereductie, de mestmarkt, duurzame energieproductie (groen gas) en het realiseren van verdienvermogen voor agrarische bedrijven.
Door inzet op kennis, innovatie en vaardigheden zal de Nederlandse land- en tuinbouw en de keten ook in de toekomst tot de meest concurrerende, innovatieve en duurzame systemen van de wereld behoren. Hiermee zetten we in op technologieën en markten waar voor Nederland groeikansen liggen. Zo komt er met ingang van 2025 een integraal innovatieprogramma Robots naar de boerenpraktijk, gericht op het besparen van arbeidskrachten en het verbeteren van de arbeidsinzet in de land- en tuinbouw. Doel van het programma is de doorontwikkeling en het praktisch gebruik van robots, inpasbaar in alledaagse bedrijfsvoering.
Het ministerie van LVVN stimuleert en faciliteert innovatie door bestaande structuren en beleid te versterken en werkt daarbij samen met jonge ondernemers en (nieuwe) innovatieve partijen. Daarnaast wordt vraaggestuurd een netwerk van experimenteerlocaties opgebouwd, worden gerichte kennis- en innovatieprogramma’s opgezet en wordt de toepassing in de praktijk verder versterkt via onder andere kennisoverdracht naar het boerenerf (Sabe-regeling) en gerichte sociaaleconomische begeleiding. Bij de inzet op innovatie hebben we uiteraard oog voor lokale uitdagingen, zoals verzilting in het kustgebied.
Ons beleid moet begrijpelijk en uitlegbaar zijn. Zo stellen wij, binnen de internationale kaders en afspraken, geen nieuwe harde data waarop gewassen gezaaid of geoogst moeten zijn (geen ‘kalenderlandbouw’). Waar wel data verplicht zijn, gaan wij daar zo flexibel mogelijk mee om. Er wordt de komende jaren steeds zorgvuldig en op onderbouwde wijze gekeken naar de noodzakelijke stappen die horen bij uitzonderlijke weersituaties zoals exceptionele neerslag. Dat alles met als doel om tot een meer reëel en navolgbaar beleid te komen.
Het is van groot belang dat er voor ondernemers perspectief is om hun bedrijf voort te zetten. Als individuele ondernemers ondanks dat perspectief de voorkeur geven aan stoppen, dan respecteren en faciliteren wij dat. Daarom komen wij in 2026, en zo mogelijk eerder, met een financieel ruimhartige brede beëindigingsregeling voor veehouders in Nederland. Bijkomend voordeel is dat op die manier mogelijk extra stappen kunnen worden gezet in het halen van maatschappelijke doelen. De belangrijkste uitgangspunten van de regeling zullen we voor het einde van 2024 aan de Kamer sturen.
Om de positie van agrarische ondernemers te versterken maken we met ketenpartijen en banken goede afspraken over het verdienvermogen van de boer en ieders rol en bijdragen, mede om de markt en afzet voor Nederlandse producten te vergroten. Daarbij betrekken we ook duurzaamheid, dierwaardigheid en biologische landbouw. Ook kijken we naar de kansen van de export voor het verdienvermogen, waarbij de Nederlandse export en promotie van dierlijke producten (zoals vlees en zuivelproducten) onze aandacht verdienen. We houden nadrukkelijk oog voor de fiscale positie van boeren en vissers en verlagen de brandstofkosten voor agrarische ondernemers.
Een verdere versterking van de aanpak van dierziekten en zoönosen, ondersteund door een sterke (para)veterinaire beroepsgroep, draagt bij aan diergezondheid en volksgezondheid en verbetert ook het toekomstperspectief en de winstgevendheid van de Nederlandse veehouderij. Er worden in een realistisch tijdpad concrete stappen gezet naar een nog dierwaardiger veehouderij, waarbij ook wordt bezien hoe het vervoer van dieren over lange afstanden beëindigd kan worden, als dit niet volgens de geldende Europese dierenwelzijnseisen kan en niet kan worden gehandhaafd. We letten daarbij op nationale koppen, het verdienvermogen van en investeringen door het agrarisch bedrijf en onderstrepen het belang van samenwerking met alle betrokken partijen. Daarnaast laten we voor de zomer van 2025 een kennisagenda opstellen, werken we aan de ontwikkeling van pilots en ketendeals, en zorgen we voor een onafhankelijke toets op de voortgang in de vorm van een autoriteit.
Bij besluitvorming over de Europese goedkeuring en de nationale toelating van gewasbeschermingsmiddelen, respecteert het kabinet de onafhankelijke wetenschappelijke adviezen van daartoe aangewezen en bevoegde instanties. Belangrijk hierbij zijn eenduidige Europese kaders bijvoorbeeld waar het gaat om de waterkwaliteit, zodat die hierbij kunnen worden betrokken. Voor normoverschrijdingen wordt ingezet op een lokale aanpak samen met de sectoren en met andere overheden. Bij de risicobeoordeling ten behoeve van de toelating van gewasbeschermingsmiddelen worden waar mogelijk geen nationale koppen toegepast. Het kabinet zet de rijkstaken uit het uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 voort.
De glastuinbouwsector is met hoogtechnologische productie van belang voor de Nederlandse economie en voedselzekerheid wereldwijd. Kabinet en sector blijven samen werken aan ambities op het gebied van energie, waterkwaliteit, circulariteit en robotisering. Het convenant Energietransitie glastuinbouw 2022-2030 blijft voor het kabinet leidend. Het samenhangend pakket om het restemissiedoel in 2030 te bereiken wordt doorgezet, met een goede balans tussen beprijzen, normeren en subsidiëren. Daarnaast werken we aan De kas als ecosysteem met als doel ziekten en plagen te beheersen.
Generatievernieuwing op het agrarisch bedrijf is minder dan vroeger een vanzelfsprekendheid en vraagt daarom gerichte aandacht. Daartoe ontwikkelen we een samenhangend maatregelpakket voor het vergroten van het aantal succesvolle bedrijfsopvolgingen binnen de familie, maar ook van overnames en bedrijfsstarts door bevlogen zij-instromers. In het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid (GLB) wordt gewerkt aan de nieuwe interventie Samenwerken aan generatievernieuwing waarmee de kans wordt vergroot om agrarisch ondernemer te kunnen worden. Samen met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) wordt een kenniscentrum Bedrijfsovername vormgegeven.
We onderzoeken hoe we de uitvoering dichter bij de ondernemer kunnen versterken door producenten- of brancheorganisaties meer mogelijkheden te bieden voor het algemeen verbindend verklaren van collectieve afspraken of dat productschappen 2.0 wenselijk zijn. Met dit pakket aan maatregelen wil het kabinet agrarische ondernemers die de ambitie hebben hun bedrijf door te ontwikkelen, maximaal ondersteunen.
Voedselwinning uit zee en grote wateren hoort bij Nederland. Vissers moeten in staat worden gesteld hun vloot aan te passen zodat deze klaar is voor de toekomst. We gaan met vissers in gesprek over hun toekomst, de keuzes die zij kunnen maken en de ondersteuning die hierop nodig is. Daarbij hoort voldoende ruimte om te vissen in een Noordzee waarin veel ruimte wordt gevraagd voor windparken die, naast kernenergie, nodig zijn voor het verduurzamen van de industrie (groene groei) en het behalen van de klimaatdoelstellingen. Mogelijke invulling van visakkers wordt nader uitgewerkt in overleg met de sector en andere belanghebbenden. Als dit ruimtelijke impact op de Noordzee heeft, zal dit in het volgende Programma Noordzee een plek kunnen krijgen.
Visserij betreft het oogsten van voldoende en kwalitatief voedsel uit de natuur, in balans met het ecologisch systeem uit gezonde wateren, zeeën of oceanen. Daarom zetten we stevig in op het wederom mogelijk maken van de puls. Hiervoor gaan we in Europa draagvlak creëren en gaan we werken aan het schrappen van belemmerende EU-regelgeving. Ook is ondersteuning nodig voor andere innovaties in de visserij, onder meer op het vlak van verduurzaming en robuuste natuur. Voor de garnalenvisserij wordt ingezet op een vrijwillige saneringsregeling in combinatie met een toekomstvisie voor hen die door willen. Deze toekomstvisie wordt in het eerste kwartaal van 2025 aan de Kamer verzonden. Voor visserij is innovatie een belangrijke prioriteit in de uitvoeringsagenda, die de komende tijd verder zal worden uitgewerkt.
Natuur
De Nederlandse natuur is waardevol en karakteristieke landschappen en wateren vormen mede onze identiteit. Natuur en landschap zijn verweven met onze samenleving, van parken in de stad en vogels op het boerenland tot onze indrukwekkende nationale parken. Het kabinet ziet natuur dan ook breder dan alleen onze natuurgebieden.
We zetten in op het realiseren van de natuurdoelen via verdere integratie van natuur in onze woon-, werk- en leefomgeving. Daarmee verdelen we de opgave eerlijk over de verschillende gebieden en sectoren in ons land en werken we toe naar ruimte voor maatschappelijke en economische activiteiten voor het perspectief van PAS-melders en het op gang krijgen van de vergunningverlening. Door samen te werken binnen het Rijk en met medeoverheden verbinden we de natuurherstelopgave onder meer met de energietransitie, de woningbouw- bereikbaarheid-, water- en klimaatopgaven, het versterken van het verdienvermogen van de boer en bijvoorbeeld via multifunctioneel ruimtegebruik de uitbreidingsopgave van Defensie. Daarbij stimuleren we actieve betrokkenheid van de betrokken sectoren, inclusief private financiering, bijvoorbeeld via de Agenda Natuurinclusief.
Essentieel voor het bieden van perspectief aan economische ontwikkelingen is het voorkomen van natuurverslechtering en het realiseren van daarvoor noodzakelijk natuurherstel. Dat vraagt blijvende inzet op het verminderen van negatieve invloeden op de natuur zoals verdroging, versnippering en overmatige stikstofneerslag. Dit doen we met zo min mogelijk regeldruk. Om een generieke korting of intrekking van vergunningen op last van de rechter te voorkomen, zijn op korte termijn oplossingen noodzakelijk om de verslechtering van de natuur te stoppen.
Het kabinet wil de gebiedseigen natuur in een goede staat brengen met robuuste natuurgebieden op land en water, ook in Caribisch Nederland. Het kabinet verduidelijkt de bestaande mogelijkheden om tot aanpassing van Natura 2000-doelen te komen. Provincies en departementen met beheerverantwoordelijkheid voor Natura 2000-gebieden kunnen daarbinnen aanpassingen van doelen (herijking) voorstellen. Waar dit modernisering van Europese natuurbeschermingsregels vraagt, gaan we daarover in gesprek met de Europese Commissie en Europese partners. Ondanks een Nederlandse tegenstem, moet Nederland bovendien aan de slag met de uitvoering van de natuurherstelverordening door een nationaal natuurherstelplan op te stellen, in eerste instantie gericht op 2030 en zonder nationale koppen.
De opgave voor natuur kan niet los worden gezien van de opgaven in de landbouw. Juist door landbouw en natuur te verbinden, ontstaat er meer ruimte voor beide. Boeren zijn onmisbaar als hoeders van ons Nederlandse cultuurlandschap. Het kabinet geeft daartoe een stevige structurele financiële impuls aan agrarisch natuurbeheer om zodoende boeren en andere beheerders langjarig en marktconform te vergoeden voor hun bijdrage aan het landschap en behoud en versterking van de biodiversiteit. Bij de besteding van deze middelen nemen wij als Rijksoverheid de regie en werken we samen met medeoverheden en andere spelers. Voor het einde van het jaar stuurt het kabinet een contourenbrief hierover aan de Kamer. In het licht van de door de Europese Commissie gestarte inbreukprocedure ten aanzien van weidevogels is een substantiële bijdrage aan doelbereik, met aandacht voor predatiebeheer, van belang voor de uitwerking van de omvang en zwaarte van de beheerpakketten.
Omdat we willen sturen op de gemeten staat van de natuur wordt de natuurmonitoring versterkt en geïntensiveerd, mede in het kader van de natuurherstelverordening. Zo wordt de daadwerkelijk gemeten staat van de natuur leidend voor verdere ontwikkelingen in het landelijk gebied. Dit is ook van belang om een alternatief te vinden voor de kritische depositiewaarde (KDW) in de wet. De natuurdoelanalyses besteden daarom, naast stikstof, ook aandacht aan andere drukfactoren. Er wordt ingezet op verbeterde VHR-monitoring, voor betere, meer uniforme en gebiedsgerichte data binnen en buiten natuurgebieden, en meer inzicht in systeemherstel en effectiviteit van maatregelen. In het najaar van 2024 wordt de Kamer geïnformeerd over het Verbeterprogramma VHR-Monitoring. De Nationale Databank Flora en Fauna wordt in 2025 publiek opengesteld.
We zetten ons in om oplossingen te vinden voor realisatie van belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen die stagneren vanwege de vergunningsverleningsproblematiek. Daarom kiest het kabinet voor een andere koers in het stikstofbeleid. We gaan met alle betrokken sectoren aan de slag om sturen op emissie van stikstofoxiden en ammoniak, in plaats van het sturen op depositie, mogelijk te maken. We werken aan een juridisch houdbaar alternatief in plaats van sturen op de KDW waarmee de huidige omgevingswaarden voor stikstofdepositie in de Omgevingswet kunnen worden vervangen. Daarnaast willen we meer eenheid brengen in het beleid voor toestemmingverlening en saldering, om verschillen tussen provincies tegen te gaan en meer duidelijkheid te bieden aan initiatiefnemers. We zullen onderzoeken hoe AERIUS Calculator kan worden vervangen. Om economische en maatschappelijke ontwikkelingen met een kleine stikstofbijdrage mogelijk te maken, zoals woningbouw, energietransitie maar ook kustvisserij, wordt ook gekeken naar andere oplossingen zoals het invoeren van een juridisch houdbare rekenkundige ondergrens. Dit is echter een complex traject.
Het kabinet heeft de ambitie om PAS-melders zo snel mogelijk van een oplossing te voorzien. Naast het onverkort uitvoeren van het legalisatieprogramma, moeten PAS-melders ook kunnen kiezen voor andere oplossingen. Het kabinet wil die andere oplossingen samen met provincies faciliteren. Dat is mogelijk via maatwerk, vrijwillige uitkoop en/of een schadevergoeding. Het kabinet zorgt dat PAS-melders die dat willen, worden ondersteund en begeleid en in het proces – bijvoorbeeld via persoonlijke begeleiding – en zo te helpen om regie en duidelijkheid te krijgen en tot oplossingen te komen.
Welke middelen zijn hiervoor beschikbaar?
Het kabinet zet zich in voor een houdbaar voedselsysteem met een toekomstgerichte land- en tuinbouw en visserijsector, alsmede voor natuur- en biodiversiteitsherstel en een vitaal platteland. Er is in het hoofdlijnenakkoord eenmalig € 5 miljard beschikbaar gesteld voor een meerjarige investering in de agrarische sector, onder andere voor innovatie en doelsturing, een brede opkoopregeling, natuurbeleid, mest, en visserij. Daarnaast is er € 500 miljoen per jaar beschikbaar voor agrarisch natuurbeheer door boeren.
De middelen komen vanaf 2026 beschikbaar en zijn, in het licht van bovenstaande en het hoofdlijnenakkoord, bestemd voor innovatie en doelsturing, een brede opkoopregeling, mest, visserij, natuur, agrarisch natuurbeheer en andere prioriteiten, zoals onder andere het verdienvermogen van (jonge) boeren, ketenafspraken, dierwaardigheid en -gezondheid, klimaatadaptatie en voedseleducatie. Ook de uitvoeringskosten om de hier genoemde zaken mogelijk te maken zullen worden gedekt uit de in het hoofdlijnenakkoord beschikbaar gestelde middelen.
Om in het komende jaar een start te maken met de uitdagingen uit dit regeerprogramma, is in het hoofdlijnenakkoord een bedrag van € 40 miljoen voor 2025 voorzien. Dit wordt aan de Kamer voorgelegd via de LVVN-begroting 2025. Deze middelen zijn bestemd voor maatregelen ter verlichting van de mestmarkt, doelsturing, natuurmonitoring, visserij, innovatie en pilots dierenwelzijn.
Het wetsvoorstel voor het transitiefonds wordt ingetrokken en de daarvoor gereserveerde middelen op de aanvullende post bij Financiën vervallen (€ 20,5 miljard). Vanzelfsprekend zal ook gekeken worden op welke wijze private middelen, publiek-private samenwerkingen, en publieke middelen elders op de Rijksbegroting kunnen bijdragen aan het verwezenlijken van deze inzet, bijvoorbeeld door het investeren in innovatie in de landbouw binnen Invest-NL. Tenslotte zijn ook in de afgelopen periode middelen en programma’s ingezet die de komende periode nog tot realisatie komen en bijdragen aan de doelen van dit regeerprogramma.
Bekijk de andere hoofdstukken uit het regeerprogramma.