Toespraak minister-president Schoof bij Nationale Holocaust Herdenking in Amsterdam
Dames en heren,
40 jaar lang lukte het Auschwitz-overlevende Gerhard Durlacher om – zoals hij het zelf formuleerde – zijn ‘verleden in het inferno te bedekken’
.
40 jaar lang zweeg hij over de hel die hij had doorgemaakt.
Uit zelfbescherming.
Totdat hij er op latere leeftijd over ging schrijven.
Puur uit geestelijke noodzaak.
Om niet alsnog door de donkere schaduwen uit zijn verleden te worden ingehaald en overrompeld.
En ook om te waarschuwen.
Hij schreef: ‘ik voel dat ik niet mag vergeten, dat die geschiedenis niet in het niets mag verzinken, dat het nageslacht moet weten waartoe discriminatie, onverschilligheid en het ontbreken van persoonlijk respect kunnen leiden.’
Dames en heren, dat nageslacht, dat zijn inmiddels veruit de meesten van ons.
En het is bitter om aan het begin van dit herdenkingsjaar, 80 jaar na de bevrijding van het vernietigingskamp Auschwitz, te moeten constateren dat antisemitisme nog altijd niet weg is.
Integendeel, het lijkt alsmaar aanweziger te worden.
Zichtbaarder.
Tastbaarder.
Ook hier, in de straten van Amsterdam, de stad die al eeuwenlang op zoveel manieren gestempeld wordt door de aanwezigheid van haar Joodse inwoners en hun tradities.
Laat die aanwezigheid zichtbaar blijven
Of beter nog: die moet zichtbaar blijven, omdat haat nooit mag winnen.
Want om nog één keer Gerhard Durlacher te citeren: “Met haat kan ik niet leven.”
Het werd later de titel van een boek: Met haat valt niet te leven.
Tegen de achtergrond van Durlachers persoonlijke levensverhaal getuigt deze uitspraak van een indrukwekkende menselijkheid. Daar kunnen wij, het nageslacht, alleen grote bewondering en diep respect voor hebben.
Als een Auschwitz-overlevende het kan opbrengen niet met haat te leven, dan moet dat iets betekenen voor ons allemaal. Dan moeten ook wij de haat niet toelaten. Dan moeten wij die juist bestrijden, met alles wat in ons is. Overal waar antisemitisme en andere vormen van discriminatie en uitsluiting de kop opsteken.
Want overal waar haat groeit, verliezen mensen elkaar – verliezen wij elkaar. De pijnlijke realiteit is, dat de aanslagen van 7 oktober 2023 en al het geweld en verdriet daarna, de haat hebben gevoed.
Het is pijn die door velen wordt gevoeld en die mensen verdeelt, wereldwijd en ook bij ons. En al kunnen we sinds vorige week enige hoop koesteren, alle spanningen zijn natuurlijk niet zomaar weg.
Het is zoeken naar het antwoord op de vraag hoe de tegenstellingen te overbruggen en geslagen wonden te helen. Ik heb daar ook geen eenvoudige oplossing voor. Maar wat er in het heden ook allemaal over Israël en Gaza gezegd kan en moet worden, laat ons daar niet het verleden van de Holocaust mee belasten.
Het leed van toen wegen tegen het leed van nu, doet recht aan niemand. En zeker niet vandaag. Want de 6 miljoen die werden vermoord om wie zij waren, onder wie de meer dan 102.000 landgenoten die hier vlakbij op het Holocaust Namenmonument hun naam terugkregen – zij zijn voor eeuwig onschuldig. Vertrapt en vermorzeld in de moordmachine van de Shoah.
Vandaag treuren wij om hen en eren wij hun nagedachtenis. Gelukkig steeds met nieuwe generaties jonge mensen, wat nog eens laat zien dat de oorlog ook in dit opzicht nooit voorbij gaat.
Het nageslacht moet de geschiedenis kennen en levend houden. Niet vergeten – blijven herdenken. Omdat met haat niet valt te leven.