Telecomgegevens gebruiken voor opsporing
Opsporings-, veiligheids- en inlichtingendiensten hebben soms persoonsgegevens nodig die horen bij IP-adressen. Hiermee kunnen ze een verdachte van een misdrijf opsporen.
Criminele activiteiten opsporen met telecomgegevens
Telecom- en internetaanbieders moeten telecom- en internetgegevens van hun klanten beschikbaar stellen voor onderzoek naar criminele activiteiten. Dit staat in het Besluit verstrekking gegevens telecommunicatie. Het gaat om de volgende persoonlijke informatie:
- een adres dat hoort bij een telefoonnummer;
- een e-mailadres;
- IP-adres.
Bijvoorbeeld: een onderzoeksteam van de politie start een onderzoek naar een verdachte van kinderporno. Van de verdachte is alleen het IP-adres bekend. Dit is het unieke adres van een pc op internet. De politie gebruikt de persoonsgegevens die daarbij horen om de verdachte op te sporen.
Telecombedrijven en internetproviders krijgen een vergoeding van de overheid als ze gegevens aanleveren. Dit staat in de Regeling kosten aftappen en gegevensverstrekking.
Centraal punt voor opvragen en aanleveren telecomgegevens
Het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) beheert de identificerende gegevens van de telecom- en internetproviders. Telecomaanbieders en internetproviders moeten bepaalde gegevens aanleveren bij het CIOT. Bijvoorbeeld naam, adres, postcode en woonplaats van de gebruiker.
Bevoegde opsporingsdiensten kunnen de klantgegevens bij het CIOT opvragen. Het CIOT gebruikt een geautomatiseerd informatiesysteem (CIS).
Aanleveren en opvragen van gegevens bij CIOT
De opsporingsdiensten mogen het informatiesysteem niet zomaar raadplegen. Ze mogen alleen informatie opvragen als dit echt nodig is voor hun onderzoek. Bijvoorbeeld om inlichtingen te verzamelen als zij terroristische activiteiten vermoeden.
Ook mogen alleen bevoegde instanties en personen gegevens opvragen. Zoals de Nationale Politie en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD).