Van basisschool naar middelbare school: gelijke kansen bij het schooladvies
Kinderen krijgen in groep 8 een schooladvies. Het is belangrijk dat alle kinderen de plek vinden op een middelbare school die het beste bij hen past. Alle kinderen verdienen dezelfde kans op een passend schooladvies. Een school gebruikt de doorstroomtoets om te kijken of er bij het schooladvies misschien nog taal- en rekenvaardigheden over het hoofd zijn gezien. De overheid zorgt ervoor dat alle scholen gebruik kunnen maken van een goede doorstroomtoets. En met de wet Doorstroomtoetsen po wil de overheid dat de overstap naar de middelbare school zo goed mogelijk verloopt.
Belang van de doorstroomtoets voor kansengelijkheid
De doorstroomtoets meet de vaardigheid van leerlingen op het gebied van taal en rekenen. Het resultaat uit de toets geeft daarmee aan of een leerling misschien nog meer kan, dan werd verwacht op grond van het voorlopig schooladvies. Als het toetsadvies hoger is dan het voorlopig schooladvies, dan stelt de school het voorlopig schooladvies bij. Tenzij dat niet in het belang van de leerling is.
Voorlopig schooladvies aangepast door doorstroomtoets
De afgelopen jaren kreeg ongeveer 1 op de 4 leerlingen dankzij de doorstroomtoets een bijgesteld schooladvies. Omdat er bijvoorbeeld uit de toets bleek dat havo beter paste bij de leerling dan vmbo-tl. Deze leerlingen kunnen dankzij de doorstroomtoets starten op de middelbare school op een plek die beter past bij hun vaardigheden. 4 van de 5 leerlingen met een bijgesteld advies maakt deze kans ook waar. In de derde klas van de middelbare school zitten zij nog steeds op het onderwijstype dat ze door de bijstelling kregen.
Doorstroomtoets toetst taal en rekenen
Met de doorstroomtoets houden we ook zicht op de landelijke resultaten van het onderwijs. Zo kunnen we zien hoe het ervoor staat met de taal- en rekenvaardigheden van de kinderen in Nederland. En of er op sommige scholen nog extra ondersteuning nodig is. De resultaten van de doorstroomtoets worden vergeleken met de referentieniveaus. Dat zijn de niveaus van taal en rekenen waarvan we willen dat alle leerlingen die aan het eind van de basisschool minimaal beheersen (fundamentele niveau) en het niveau van vaardigheden dat iedereen nodig heeft om later goed mee te kunnen doen in de maatschappij (streefniveau).
Gelijke kansen door de wet doorstroomtoetsen PO
De overheid wil dat alle leerlingen uit groep 8 het schooladvies krijgen dat het beste bij hen past. En dat de overstap naar de middelbare school zo goed mogelijk verloopt. Zodat leerlingen op een school terecht komen die goed bij hen aansluit en waar ze zich verder kunnen ontwikkelen. Daarom:
- liggen in groep 8 het voorlopig schooladvies en de doorstroomtoets dicht bij elkaar. Daardoor is er weinig tijd om toetstraining te volgen.
- is de basisschool verplicht om het schooladvies aan te passen, als het toetsadvies hoger is dan het voorlopig schooladvies. Dat noemen we een bijstelling van het schooladvies. Als de school een bijstelling niet in het belang van uw kind vindt, dan moet de school dat uitleggen.
- heet de toets in groep 8 de ‘doorstroomtoets’. Dat legt de nadruk op de overstap naar de middelbare school. De toets is een laatste check of er bij het schooladvies niets over het hoofd is gezien, op het gebied van taal en rekenen. Maar leerlingen ontwikkelen zich ook op de middelbare school nog verder. En kunnen daar ook nog wisselen van onderwijstype, om zo de best passende plek te vinden.
- is er één centrale aanmeldweek. In die week melden alle leerlingen, ook leerlingen met een bijgesteld schooladvies, zich aan bij de middelbare school. Daarmee wil de overheid dat leerlingen een gelijke kans maken op de best passende plek voor het vervolgonderwijs.
Dezelfde normering voor alle doorstoomtoetsen
Scholen kunnen kiezen uit diverse doorstroomtoetsen. Het is belangrijk dat alle doorstroomtoetsen van goede kwaliteit zijn. En dat alle doorstroomtoetsen op dezelfde manier tot een toetsresultaat komen. Dat resultaat bestaat uit het toetsadvies en de score op de referentieniveaus voor taal en rekenen.
De resultaten van de verschillende doorstroomtoetsen komen op dezelfde wijze tot stand. Dat noemen we de normering van de doorstroomtoetsen. Doordat voor de resultaten dezelfde normering geldt, maakt het niet uit welke doorstroomtoets een leerling maakt.
Van te voren staat niet vast hoeveel leerlingen ieder jaar een toetsadvies krijgen voor de verschillende onderwijssoorten (praktijkonderwijs, vmbo, havo, vwo). En soms wordt er gedacht dat het voor het toetsresultaat van een leerling uitmaakt hoeveel vragen andere leerlingen goed hebben beantwoord op de doorstroomtoets (een vorm van relatief normeren). Dat is niet zo. Bij de doorstroomtoets kijken we naar wat een leerling op dat moment kan in taal en rekenen. De toets meet die vaardigheden aan de hand van de referentieniveaus.
Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) bewaakt de kwaliteit van de doorstroomtoetsen. Het CvTE beslist ook over de normering van de toetsen.