Afname celmateriaal voor DNA-onderzoek al bij verdachte mogelijk
In de aanpak van het probleem van onvindbare veroordeelden maakt een wetsvoorstel het mogelijk om al in de opsporingsfase bij verdachten celmateriaal af te nemen voor DNA-onderzoek. Nu kan pas celmateriaal worden afgenomen als iemand is veroordeeld voor een ernstig misdrijf. In de praktijk blijken echter niet al deze veroordeelden traceerbaar. Het wetsvoorstel regelt daarom dat celmateriaal al kan worden afgenomen nadat de verdachte is aangehouden door de politie. Dat celmateriaal wordt beveiligd opgeslagen, en mag alleen na een veroordeling worden gebruikt voor het opstellen van een DNA-profiel.
Minister Yeşilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid heeft vandaag het wetsvoorstel voor consultatie aangeboden om hiertoe de huidige Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-V) te wijzigen. Met de Tweede Kamer is afgelopen jaren diverse keren gesproken over de werking van de Wet DNA-V. Hierbij werd de wens uitgesproken om in een eerder stadium van het strafproces celmateriaal af te kunnen nemen. Dat gebeurde in het bijzonder naar aanleiding van de rapporten van de commissie-Hoekstra. Deze commissie werd ingesteld na de tragische moord op twee personen door Bart van U.; te weten oud-minister Els Borst en zijn zus Loïs. Van Bart van U. bleek na een eerdere veroordeling in 2012 geen celmateriaal te zijn afgenomen, terwijl dat volgens de wet wel had moeten gebeuren.
De afgelopen jaren is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden en de randvoorwaarden om in een eerder stadium van het strafproces celmateriaal af te nemen. Ook zijn verbeterslagen gemaakt in de uitvoering van de Wet DNA-V door betrokken ketenpartners, waaronder het openbaar ministerie (OM), de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het overgrote deel van de gesignaleerde veroordeelden wordt opgespoord. Het blijkt echter in sommige gevallen lastig om celmateriaal af te nemen, vooral van de groep veroordeelden zonder bekend adres.
DNA-databank
Ruim 10% van de veroordeelden blijft nu ten onrechte buiten beeld, waardoor hun profiel niet in de DNA-databank terechtkomt. Volgens onderzoekers is dit niet of nauwelijks te wijten aan de wijze waarop de wet wordt uitgevoerd, maar heeft dit te maken met het feit dat ze onvindbaar zijn, dan wel buiten bereik van politie en justitie in het buitenland verblijven. Met de voorgestelde wetswijziging wordt de procedure zo aangepast dat het celmateriaal niet pas wordt afgenomen nadat iemand is veroordeeld. De politie gaat celmateriaal afnemen als de verdachte nog in beeld is. Hierbij gaat het om iedere aangehouden verdachte die na verhoor of na beëindiging van de inverzekeringstelling nog wel verdacht wordt van een ernstig misdrijf.
DNA-profiel bij veroordeling
Hoewel celmateriaal in een eerder stadium wordt afgenomen, betekent dit niet dat dit direct mag worden gebruikt voor DNA-onderzoek. De overige bevoegdheden in de Wet DNA-V worden namelijk niet uitgebreid. Het celmateriaal wordt na afname opgeslagen in een aparte beveiligde omgeving. De afgelopen jaren zijn onder meer benut voor onderzoek naar de randvoorwaarden en mogelijkheden voor het bouwen van deze beveiligde omgeving. Op basis van de wetsbehandeling kan deze verder worden ingericht.
Zoals de Wet DNA-V voorschrijft mag het afgenomen celmateriaal pas na een veroordeling, als de officier van justitie een bevel daartoe heeft gegeven, worden gebruikt voor het opstellen van een DNA-profiel. Als de betrokkene niet meer als verdachte kan worden aangemerkt, wordt het celmateriaal vernietigd. De verwachting is dat door de nieuwe werkwijze van vrijwel elke veroordeelde wiens profiel in de DNA-databank moet worden opgenomen, daadwerkelijk een DNA-profiel in de databank kan worden opgenomen.