Tot wanneer kan een pensioenfonds achterstallige pensioenpremie opeisen?
Pensioenfondsen kunnen niet betaalde pensioenpremies zonder specifieke verjaringstermijnen opeisen. De algemene verjaringstermijn is 5 jaar. Dit staat in de Pensioenwet en in het Burgerlijk Wetboek (BW). Soms is een verjaringstermijn van 20 jaar mogelijk.
Algemene verjaringstermijn BW
De algemene verjaringstermijn voor de betaling van geldsommen is 5 jaar. De termijn vangt aan op de dag volgend op de dag waarop de vordering opeisbaar wordt. Dit staat in artikel 3:308 van het BW. Dit is ook van toepassing op pensioenpremies.
Een voorbeeld:
U bent sinds 1 juni 2015 met pensioen gegaan. U heeft 2 maanden voor uw pensioen onbetaald verlof opgenomen. Over deze 2 maanden had u zelf pensioenpremie moeten afdragen. In november 2017 blijkt bij een controle dat bij de eindafrekening een fout is gemaakt. U heeft de premie over de 2 maanden niet betaald. Het pensioenfonds kan in dit geval het bedrag opeisen.
Verjaringstermijn van 20 jaar mogelijk
Een pensioenfonds hoeft het niet bij de verjaringstermijn van 5 jaar te laten. Het fonds kan namelijk niet alleen de pensioenpremie met terugwerkende kracht eisen, maar ook een schadevergoeding. Dan geldt een termijn van 20 jaar.
Voor een pensioenfonds kan een schade ontstaan. Bijvoorbeeld als een werkgever zich niet heeft aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Terwijl de werkgever dat wettelijk verplicht is.
Blijkt bijvoorbeeld dat een werkgever al 15 jaar ten onrechte niet is aangesloten? Dan kan dat pensioenfonds over al die jaren een schadevergoeding eisen. De hoogte van de schadevergoeding kan bestaan uit de achterstallige premies en mogelijke boetes en rente. De werkgever moet de vergoeding dan betalen.