Kabinet maakt Nederlandse taal de norm en beperkt studiemigratie
Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) wil de Nederlandse taal weer de norm laten zijn op hogescholen en universiteiten. Bruins zet de Wet internationalisering in balans (WIB) hiervoor door, scherpt deze in onderliggende regelgeving verder aan en maakt ondertussen afspraken met de onderwijsinstellingen. De minister wil met deze maatregelen zorgen dat het onderwijs toegankelijk blijft, de Nederlandse taalvaardigheid verbetert en de blijfkans van internationaal talent groter wordt. Dat schrijft minister Bruins vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Minister Bruins: “Nederland is met trots een internationaal kennisland en voor onze toekomst moeten we dat ook zeker blijven. De afgelopen jaren zien we de internationale studentenaantallen toenemen, met een groot tekort aan studentenwoningen, volle collegezalen en de Nederlandse taal die onder druk staat als gevolg. Dat vraagt om maatregelen. Ik wil de Nederlandse taal weer de norm maken. Zodat de taalvaardigheid verbetert en het internationaal talent wat hier komt studeren vervolgens ook blijft om een bijdrage te leveren aan onze economie en samenleving.”
Toets anderstalig onderwijs
In het wetsvoorstel moeten Nederlandse bacheloropleidingen minimaal tweederde van het curriculum in het Nederlands aanbieden. Maximaal een derde mag in een andere taal, om ruimte te geven aan bijvoorbeeld (gast)colleges van internationale docenten en onderzoekers. Om een bacheloropleiding in z’n geheel in een andere taal aan te bieden, moet toestemming worden gevraagd aan een commissie en de minister door middel van de zogenoemde Toets anderstalig onderwijs (TAO). Op basis van vier gronden kan een opleiding toestemming krijgen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om 1. opleidingen in krimp- en grensregio’s, 2. opleidingen voor tekortsectoren op de arbeidsmarkt (zoals bepaalde opleidingen in de techniek en bèta-sectoren), 3. als een opleiding maar op één plaats wordt aangeboden of 4. als de opleiding onlosmakelijk een internationaal karakter heeft. Bruins wil deze laatste twee criteria scherper afstellen dan het vorige kabinet, om te voorkomen dat uitzonderingen de regel worden en om het Nederlands te behouden.
Blijfkans internationale studenten vergroten
De minister benadrukt dat ook met de beperkende maatregelen voor studiemigratie het onderwijs en wetenschap een internationale activiteit is en blijft. Bruins: “We zien dat met de grote tekorten op de arbeidsmarkt het aantrekken van talentvolle internationale studenten, zeker voor tekortsectoren en in krimp- of grensregio’s, nodig blijft. Ook om het onderwijs in de regio op peil te houden. Met deze aanpak blijft dit mogelijk. We willen de juiste internationale studenten hier naartoe trekken en met meer Nederlandse taalvaardigheid de blijfkans van internationale studenten vergroten zodat ze na hun studie hier gaan werken.” De blijfkans voor internationale studenten na vijf jaar is gemiddeld 25%. Voor EER-studenten, die in Nederland kunnen studeren voor hetzelfde collegegeld als Nederlandse studenten, is dit slechts 19%. Uit onderzoek van onder andere Nuffic blijkt dat taaleisen op het werk en in de samenleving op dit moment een grote barrière zijn.
Bestuurlijke afspraken en zelfregie
Uiteindelijk moet de totale instroom wel naar beneden, ook omdat het kabinet minder geld wil uitgeven aan internationale studenten vanaf 2026. Dat vraagt inzet van de onderwijsinstellingen die hier ook zelfregie in behouden. Instellingen kunnen in ieder geval al vanaf studiejaar 2025/2026 een aparte numerus fixus instellen op anderstalige trajecten van een bepaalde opleiding. Daarnaast wil Bruins bestuurlijke afspraken maken met onderwijsinstellingen over hoe ze ervoor gaan zorgen dat de internationale instroom wordt beperkt. Daarmee wordt invulling gegeven aan de bezuiniging.