Wetboek van Strafvordering klaar voor de toekomst
Het wetsvoorstel voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt bij de Tweede Kamer ingediend. De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van minister Weerwind voor Rechtsbescherming en Yesilgöz-Zegerius van Justitie en Veiligheid.
In het Wetboek van Strafvordering staat beschreven aan welke regels politie, openbaar ministerie, rechters en advocaten gebonden zijn in het strafproces. Deze regels hebben betrekking op de opsporing van verdachten tot en met de uitvoering van de straf. Het huidige Wetboek van Strafvordering is in 1926 ingevoerd en is inmiddels bijna 100 jaar oud. Dit wetboek is niet ingericht op nieuwe vormen van criminaliteit zoals cybercrime en ondermijning. Daarnaast is het wetboek uit 1926 na 150 wijzigingen onoverzichtelijk geworden. Het huidige wetboek weerspiegelt ook niet altijd de juiste stand van zaken, omdat veel belangrijke uitspraken van de hoogste rechter in Nederland er nog niet in zijn verwerkt.
Het nieuwe Wetboek van Strafvordering is een toegankelijk en overzichtelijk wetboek dat het geldend recht bevat. Het is een toekomstbestendig wetboek dat de positie van onder meer verdachten en slachtoffers verstevigt en verduidelijkt. Daarnaast zorgt dit nieuwe wetboek ervoor dat criminaliteitsbestrijding op een goede manier kan blijven plaatsvinden, bijvoorbeeld door de introductie van nieuwe bevoegdheden. Ook zijn procedures versimpeld.
Minister Weerwind: “We leven in een tijd waarin relatief nieuwe strafbare feiten als digitale criminaliteit aan de orde van de dag zijn. Het nieuwe wetboek stelt de strafrechtketen in staat beter in te spelen op technologische ontwikkelingen die elkaar razendsnel opvolgen. Ik vind het daarnaast belangrijk dat de belangen van alle betrokkenen goed zijn meegenomen. Dus ook de belangen van het slachtoffer. Het wetboek bevat voor slachtoffers verbeteringen, bijvoorbeeld met betrekking tot het kennisnemen van de stukken in het strafdossier.”
Er is bijna tien jaar, in samenwerking met de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de Koninklijke Marechaussee, het openbaar ministerie, de Rechtspraak en de advocatuur, gewerkt aan het nieuwe wetboek. Bij vrijwel alle organisaties in de strafrechtketen zal het nieuwe wetboek voor veranderingen zorgen. Zo moeten medewerkers worden opgeleid en moeten ICT-systemen en werkprocessen worden aangepast. Hiervoor is een implementatieperiode nodig. Op dit moment wordt samen met de partners binnen de strafrechtketen beoordeeld wat een realistische implementatieperiode is.
Wat zijn de grootste veranderingen?
Nieuwe opsporingsbevoegdheden
Het nieuwe wetboek introduceert enkele nieuwe bevoegdheden en past bestaande bevoegdheden aan. Hierdoor kunnen opsporingsdiensten beter optreden tegen nieuwe vormen van (digitale) criminaliteit. Ook is zoveel mogelijk techniekonafhankelijk geformuleerd, zodat het wetboek bij nieuwe technologische ontwikkelingen niet steeds aangepast hoeft te worden. Bij het maken van nieuwe opsporingsbevoegdheden wordt altijd zorgvuldig afgewogen dat in een strafrechtelijk onderzoek alleen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt voor zover dat noodzakelijk en gerechtvaardigd is.
Betere positie slachtoffers
De rechten van slachtoffers zijn helder geformuleerd en versterkt in het nieuwe wetboek. Het nieuwe wetboek bevat een betere regeling voor slachtoffers die willen klagen over de keuze om geen opsporingsonderzoek te starten en een betere regeling voor slachtoffers om stukken aan het dossier toe te voegen en van stukken kennis te nemen.
Kortere doorlooptijden
Het nieuwe wetboek bevat voorschriften die kunnen bijdragen aan kortere doorlooptijden. Er wordt bijvoorbeeld meer ingezet op het afronden van het opsporingsonderzoek vóórdat de behandeling van een strafzaak op de rechtszitting begint. Ook krijgt de rechter meer mogelijkheden om te sturen op het procesverloop.
Goede voorbereiding verdediging
De advocaat van de verdachte krijgt de mogelijkheid in een eerder stadium van de zaak een actievere rol te vervullen. De mogelijkheden om invloed uit te oefenen op deskundigenonderzoek zijn bijvoorbeeld uitgebreid. En gedurende het hele opsporingsonderzoek, tot aan de inhoudelijke zitting, kan de verdediging de rechter-commissaris benaderen met onderzoekswensen.