Toespraak van minister Opstelten 1e Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering
Toespraak van minister Opstelten (VenJ) bij de opening van het Congres Modernisering Wetboek van Strafvordering op 19 juni 2014 in Amersfoort.
Dames en heren, welkom in de Rijtuigenloods. Een inspirerende omgeving om een congres de houden over de modernisering van het Wetboek van Strafvordering.
Een historische plek die zich goed zou lenen om in één klap helder te maken, waarom het Wetboek van Strafvordering dringend gemoderniseerd moet worden. In de voorbereiding op dit congres is van alles bedacht op mijn opkomst hier op symbolische wijze weer te geven.
Want je moet natuurlijk met je tijd meegaan. En we leven in een tijd waarin beeld vaak meer zegt dan woorden. Vandaar dat was bedacht mij met een postkoets of trekschuit naar dit congres te transporteren. Het eerste Nederlandse Wetboek van Strafvordering dateert tenslotte van 1838, met als basis de Franse Code d'Instruction Criminelle.
Een andere suggestie was mij op een wit paard te laten binnenrijden, met een lappendeken om. Dat zou de symboliek uitdrukken dat in de loop der jaren het wetboek een soort patchwork is geworden, waarin het verband soms ver te zoeken is. Om u een beeld te geven: Sinds de laatste grote modernisering in 1926 zijn er 323 wijzigingen doorgevoerd. In de periode tot 1987 waren dat er 100, tussen 1987 en 2004 – een periode van 17 jaar – nog eens 100. Vraag: hoeveel zijn er de laatste 10 jaar bijgekomen. Misschien iets voor een quiz van mevrouw Joosten. Of beter voor haar programma Kanniewaarzijn! Dat waren er, houdt u vast: nog eens 105!
Dames en heren er was ook nog een andere suggestie om symbolisch te laten zien waarom het onvermijdelijk is dat strafvordering drastisch op de schop gaat. Op het moment dat het wetboek hier in Nederland werd herzien – dat was dus in 1926 – werd in de Verenigde Staten de eerste televisie gedemonstreerd. Het idee was mij via een ouderwetse tv-verbinding van mijn departement virtueel te laten reizen naar deze zaal, waarna ik u zou toespreken - geprojecteerd als hologram. Zo zou worden verbeeld van hoe ver we komen en waar we naartoe willen.
Want we komen van ver, dames en heren. Daar hebben velen al op gewezen. De hoogleraren Knigge en Groenhuijsen hebben het in hun rapport “Strafvordering 2001” uitermate scherp verwoord. Een rapport waarin belangwekkend voorwerk is verricht voor de modernisering. Ik citeer daaruit een passage die wat mij betreft boekdelen spreekt: “Het geldende recht moet maar al te vaak door de wetstoepasser gereconstrueerd worden uit een oerwoud van incidentele wettelijke voorzieningen en jurisprudentiële oplossingen, die elkaar voortdurend verdringen en overwoekeren. Dit gebrek aan inzichtelijkheid vergroot de kans op fouten, vergissingen en ontsporingen van het justitiële apparaat.”
Conclusies die er niet om liegen. Terecht wordt opgemerkt dat het wetboek verouderde en overbodige bepalingen bevat. Door de talloze wijzigingen is het wetboek onnodig complex geworden. De verhoudingen tussen politie, openbaar ministerie en rechter-commissaris zijn sinds 1926 zijn wezenlijk veranderd. Ook in de interne organisatie van politie, OM en rechterlijke macht zijn grote veranderingen tot stand gekomen. Dat zelfde geldt voor de rol en de rechten die wij nu voor deelnemers aan het proces in gedachten hebben, zoals die van slachtoffers, nabestaanden en getuigen.
Dames en heren, er is nog een reden waarom ingrijpende veranderingen nodig zijn. Uit het rapport Administratieve lastendruk bij opsporing Zware en Georganiseerde Criminaliteit, een nulmeting uit 2012, blijkt dat er sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw sprake is van een zeer sterke toename van de papieren rompslomp. Die wordt onder meer veroorzaakt door nationale wetgeving, waaronder de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden. Uit het onderzoek blijkt dat niet al die administratieve lasten hebben bijgedragen aan de zorgvuldigheid en kwaliteit van het politieoptreden. De administratieve belasting is te ver doorgeschoten door verplichtingen die geen toegevoegde waarde hebben, maar wel het opsporingsproces sterk belasten. Dat gebeurt bijvoorbeeld doordat de politie herhaaldelijk dezelfde informatie moet aanleveren in één en hetzelfde onderzoek. U begrijpt, het is mij een lief ding waard als die ballast wordt geschrapt en de politie meer tijd krijgt voor het echte werk.
Vanzelfsprekend heeft de toenemende regelgeving uit Europa ook effect op ons wetboek. Om die stroom in goede banen te leiden, zijn verschillende operaties inmiddels gestart. Zoals het programma procedurele minimumrechten voor de verdachte en de minimumrechten voor het slachtoffer. Een deel daarvan is inmiddels voltooid. Uiteraard zal er nog veel meer uit Brussel en Straatsburg komen. Zoals bijvoorbeeld regelgeving die betrekking heeft op de bescherming van kwetsbare verdachten. Het gemoderniseerde wetboek moet als het ware open staan voor Europese regels, ook ter bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit
Dames en heren, bij het moderniseren van het wetboek horen een aantal doelstellingen. Voorop staat dat de uitgangspunten en beginselen van de Nederlandse strafvordering behouden blijven. Er komt dus geen ingrijpende stelselwijziging, wel een modernisering.
Het herijkte wetboek moet bijdragen aan een doelmatige en effectieve bestrijding van de criminaliteit, met toepassing van procedures die behoorlijk en eerlijk zijn. Er moet een voor professionals en burgers toegankelijk en in de praktijk werkbaar wetboek komen. En last but not least, en dit vind ik heel belangrijk: een wetboek dat aan rechtstatelijke beginselen voldoet en tot een kwaliteitsverbetering leidt voor diegenen die in de strafrechtspleging werken.
Ik noem u hierna de basiseisen waaraan het wetboek naar mijn oordeel moet voldoen.
Ik loop met u de basiseisen na:
- Het wetboek dient een inzichtelijke beschrijving te bevatten van de procedure. Die moet zodanig zijn dat er een adequate justitiële reactie kan worden gegeven op strafbaar gedrag, waarbij onjuiste justitiële beslissingen zo veel mogelijk worden voorkomen;
- het wetboek geeft de taken en bevoegdheden weer van de verschillende organen van de strafrechtspleging, zoals de politie, het OM en de rechter;
- het wetboek beschrijft de positie van de verdachte en het slachtoffer en van andere personen die betrokken kunnen zijn bij een strafrechtelijke procedure, zoals de getuige en de deskundige;
- het nieuwe Wetboek van Strafvordering moet zoveel mogelijk ruimte bieden om in te spelen op nieuwe nationale en internationale ontwikkelingen. Dat geldt ook voor technologische ontwikkelingen.
Het huidige Wetboek van Strafvordering gaat ervan uit dat het gehele strafprocesrecht in een formele wet geregeld moet worden. Iedereen die met het recht te maken heeft weet dat dit strafvorderlijke legaliteitsbeginsel onder druk staat. Het tempo waarin de huidige samenleving zich ontwikkelt is zo hoog dat het niet altijd goed mogelijk is om door middel van een formele wet tijdig en effectief in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom wil ik komen met formele wetgeving die voldoende ruimte biedt voor lagere regelgeving. Daarin kan sneller worden gereageerd op maatschappelijke ontwikkelingen en op behoeften uit de praktijk van de strafrechtspleging. Dit kan in amvb’s, ministeriële regelingen en aanwijzingen van het College van procureurs-generaal.
Het gemoderniseerde wetboek moet zoals gezegd aan de ene kant voldoende richtinggevend zijn en aan de andere kant voldoende ruimte laten voor een flexibele benadering, waarbij kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het voorgaande betekent niet dat we in het nieuwe wetboek ruime bevoegdheden voor de opsporing zullen opnemen, die door rechtersrecht moeten worden ingevuld. In de eerste plaats niet omdat in een rechtsstaat past dat de toepassing van bevoegdheden tegen burgers duidelijk moet kunnen worden afgebakend en genormeerd. In de tweede plaats omdat in een rechtsstaat ook past dat we rechters zo min mogelijk in de rol van “wetgever-plaatsvervanger” moeten manoeuvreren.
Dames en heren, het huidige wetboek – ik zei het aan het begin, telde 593 artikelen. Daarvan zijn er sinds de laatste herziening in 1926 67 ongeschonden gebleven. Deze 88-jarigen kun je gerust krasse knarren noemen. Of zij hun onaantastbare status de komende anderhalf jaar behouden, kan ik niet garanderen. Wat ik wel kan beloven is dat we gaan werken aan een modern inzichtelijk en consistent Wetboek van Strafvordering. Dat waarborgen biedt en dat eenvoudig en doeltreffend toepasbaar is.
Het eerste wat u eind van het jaar van mij kan verwachten is een zogenaamde Contourennota, waarin ik de grote lijnen van de herziening zoals die nu in de steigers staat, aangeef. Dan hebben de Tweede Kamer, die de nota volgend voorjaar zal ontvangen, en alle belanghebbenden een kader aan de hand waarvan men kan zien en beoordelen wat ik van plan ben. Daarin geef ik de basisuitgangspunten voor het wetboek, op hoofdlijnen de belangrijkste wijzigingen en de samenhang tussen de wetsvoorstellen aan.
Na de eerste interactieve en uitvoerige consultatie zullen de conceptwetsvoorstellen de gebruikelijke weg volgen. Dat betekent internetconsultatie en formele consultatie voor de vaste adviesorganen. Anders dan mij aanvankelijk voor ogen stond, moet ik ook vanwege de andere prioriteiten uit het wetgevingsprogramma, mijn wel heel optimistische planning van de werkzaamheden aanpassen. Ik streef er nu keihard en met grote kracht naar alle wetsvoorstellen in 2015 voor advies bij de Raad van State te hebben. Dit zal in bundels van wetsvoorstellen gaan. De eerste bundels kunnen in dat najaar dan na advisering door de Raad bij de Tweede Kamer worden ingediend. De laatste bundels zou de Tweede Kamer dan in het begin van 2016 kunnen verwachten. Ik heb hiervoor zelfs tegen de algemene trend in extra capaciteit vrijgemaakt.
Het gaat uiteindelijk om wat je tegenwoordig een mega-operatie noemt. Het gaat om negentien wetsvoorstellen . De meeste zijn in voorbereiding, maar twee wetsvoorstellen liggen voor het advies bij de Raad van State, het wetsvoorstel digitale processtukken en de herziening van het Boek over de tenuitvoerlegging van straffen. Bij elk voorstel zullen we waken voor de kernwaarden van het recht.
Een zekere jaloezie maakt zich van mij meester. Vanmiddag hebt u de primeur om aan de hand van discussiestukken onderdelen van de modernisering te bespreken. Het zijn workshops waarin u als deskundigen vrijuit kunt debatteren. Uw visie wordt meegenomen bij de voorbereiding van de wetsvoorstellen.
Ik ben er van overtuigd dat we dit traject mede door uw inbreng met succes zullen afleggen. En een breed draagvlak zullen hebben voor het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering.
Dames en heren aan het begin schetste ik welke ouderwetse en futuristische entrees men voor mij in petto had om aan te tonen dat de modernisering van het wetboek echt noodzakelijk is. U heeft het gemerkt. Van een ludiek optreden heb ik afgezien. Ik blijf liever met beide benen op de grond.
Zo dadelijk zult u toch een lichtvoetige introductie zien. Vertegenwoordigers van de rechtelijke macht, het openbaar ministerie, de advocatuur en de politie zullen vanaf het Lange Voorhout tot u spreken. Zij laten – al of niet gezeten in een rijtuig - in korte tijd veel voorbij komen. Er wordt gesproken over mitsen en maren. Maar ook over het wegnemen van obstakels, deregulering, verhoging van de kwaliteit, behoud van Nederlandse normen en waarden. Vrees voor tijdgebrek komt langs, daar heb ik goed naar geluisterd, en uitbreiding van bevoegdheden en de consequenties voor alle betrokkenen en de bedrijfsvoering.
Eerst zal nu tot u spreken de President van de Hoge Raad. Daarna zullen de hoofdrolspelers de stap maken van de projectiewal naar het podium hier. Om in levende lijve met elkaar én met u in debat te gaan over de modernisering van het Wetboek van Strafvordering.
Ik wens u een voortreffelijk congres toe!