Meertalige kinderopvang
In de kinderopvang mag er naast Nederlands ook een andere taal worden gesproken. Maar de overheid stelt daar wel eisen aan. Daardoor blijft de kwaliteit van de opvang goed.
Meertalige kinderopvang betekent dat er naast Nederlands ook een andere taal wordt gesproken. Dit kan Duits, Engels of Frans zijn. De andere taal wordt bijvoorbeeld gesproken tijdens een vast moment van de dag. Of er zijn vaste activiteiten in de andere taal. Ook kan 1 medewerker van de opvang de andere taal spreken. Dan spreekt de andere medewerker Nederlands. Zo worden dagelijks verschillende talen aan de kinderen aangeboden.
Eisen voor meertalige kinderopvang
Voor meertalige kinderopvang gelden de volgende eisen.
- Er mag maximaal 50% per dag in het Duits, Engels of Frans worden gesproken. Deze regel geldt ook voor de buitenschoolse opvang. Uitzondering voor de 50%-regel:
- De Nederlandssprekende medewerker op de stam- of basisgroep afwezig is door ziekte, vakantie of een ander soort verlof. Deze periode duurt maximaal 4 weken (achter elkaar). Daarbij is het de opvang niet gelukt om de andere Nederlandssprekende medewerkers als vervanging in te zetten. Of zij staan al ingeroosterd als vaste medewerker (in dagopvang).
- Een verplicht onderdeel in het beleidsplan (zie hieronder).
Beschrijving in beleidsplan over meertalige kinderopvang
Wat er in het beleidsplan over meertalige kinderopvang moet staan:
- hoe en wanneer er Duits, Engels of Frans wordt gesproken;
- hoe dit de taalontwikkeling van kinderen helpt;
- hoe de opvang zorgt dat alle kinderen zich veilig, gehoord en begrepen voelen als er meerdere talen worden gesproken;
- welke medewerkers kunnen meedraaien in de meertalige kinderopvang, op welke dagen en tijden. En hoe de opvang voor vervanging zorgt als de medewerker voor meertalige kinderopvang afwezig is.
Bewijzen van taalvaardigheid medewerker
Voor elke medewerker die Duits, Engels of Frans spreekt, is een bewijsstuk van de taalvaardigheid verplicht. Dat is bijvoorbeeld een certificaat of diploma en kan op 1 van de volgende manieren worden bewezen:
- De medewerker beheerst de andere taal mondeling op niveau B2 (het Europees Referentiekader voor Talen). Het gaat daarbij om 3 mondelinge deelvaardigheden, namelijk: gesprekken voeren, luisteren en spreken. Waarbij de deelvaardigheden afzonderlijk positief zijn beoordeeld, of;
- de medewerker beheerst de andere taal op niveau C1 of C2 (het Europees Referentiekader voor Talen). (Hierbij hoeft de medewerker de deelvaardigheden niet apart aan te tonen. Een hbo- of universitair diploma met die voertaal is voldoende), of;
- De medewerker heeft een door DUO goedgekeurd buitenlands diploma uit een land waar Duits, Engels of Frans wordt gesproken. Hiermee heeft de medewerker de kwalificaties om kinderopvang in deze taal aan te bieden in een ander EU-land. Met dit diploma voldoet de medewerker aan de taaleis voor de meertalige kinderopvang, of;
- De medewerker voldeed al vóór 1 februari 2024 aan de eerder geldende taaleisen. Het diploma of certificaat moet voor deze datum zijn uitgegeven. Daarnaast moet eruit blijken dat de meertalige medewerker de Duitse, Engelse of Franse taal voor de deelvaardigheden gesprekken voeren, lezen, luisteren en spreken beheerst op ten minste niveau B2 van het Europees Referentiekader voor Talen. Bij B2-niveau is niet vereist dat elke deelvaardigheid afzonderlijk positief is beoordeeld. Deze eerder behaalde bewijsstukken blijven dus geldig.
Voordelen meertalige kinderopvang
Lees meer informatie en tips in de Toolbox Meertaligheid in de Kinderopvang.
Meer uitleg over de eisen in wet- en regelgeving vindt u hier:
- Wijziging van de Wet kinderopvang (Staatsblad)
- Besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang (Staatsblad)
- Wijziging van de Regeling Wet kinderopvang (Staatscourant)