Vaststelling NOW: Terugbetaling NOW bij daling loonsom
Als de loonsom daalt, betaalt een werkgever een deel van de NOW terug. De loonsom daalt bijvoorbeeld als een contract van een werknemer niet wordt verlengd. Op deze pagina vindt u verschillende rekenvoorbeelden.
Daling loonsom werkgever
Doel van de NOW is behoud van werkgelegenheid. Maar een werkgever kan altijd te maken hebben met werknemers die vertrekken. Daalt de loonsom van de werkgever, dan wordt het bedrag dat niet bekostigd kan worden uit de omzet, lager. De loonsom daalt bijvoorbeeld in de volgende gevallen:
- ontslag van medewerkers;
- geen verlenging contract van medewerkers (ongeacht de reden hiervoor);
- medewerkers gaan met pensioen.
Daling van de loonsom heeft gevolgen voor de hoogte van de NOW. Dit is in de NOW-regeling bepaald.
Berekening NOW
De NOW wordt op de volgende manier berekend bij aanvraag en uitbetaling van een voorschot:
- Bij de berekening wordt eerst gekeken naar het verwachte omzetverlies.
- De werkgever geeft deze inschatting bij de aanvraag op bij UWV.
Stel: het verwachte omzetverlies is 75%. Dan wordt de NOW-subsidie berekend over die 75% van de loonsom. De verwachting is dat de werkgever de overige 25% bekostigt uit de overgebleven omzet.
Opbouw NOW-subsidie (NOW1)
In NOW1 bestaat de NOW-subsidie uit:
- 90% van het deel omzetverlies dat voor subsidie in aanmerking komt;
- plus een forfaitaire opslag van 30% voor overige, bijkomende werkgeverskosten.
UWV keert van dit bedrag 80% uit als voorschot.
Eindberekening NOW1
In de eindberekeningsfase wordt gekeken naar de daadwerkelijke omzet. En naar de loonsom van maart, april en mei 2020.
Is deze loonsom gedaald ten opzichte van 3x de loonsom van januari 2020? En heeft een werkgever 75% omzetverlies? Dan heeft deze werkgever nog steeds 25% (van de loonsom van januari) van de medewerkers zelf kunnen betalen.
Minder subsidie bij daling loonsom
AIs de loonsom daalde heeft een werkgever dus over een kleiner deel subsidie nodig. Over dit deel van de loonkosten krijgt de werkgever 90% vergoed. Hierdoor kan de werkgever, samen met de overgebleven omzet, een groot deel van zijn loonkosten bekostigen. En daardoor blijft de meeste werkgelegenheid behouden.
De verrekening als gevolg van de loonsomdaling wordt niet gecorrigeerd voor omzetverlies. Als dat wel het geval zou zijn, zou de werkgever meer subsidie krijgen dan de 90% over het deel dat niet uit eigen omzet kan worden betaald. Maar dan verdwijnt ook de prikkel voor de werkgever om werknemers in dienst te houden. En dat is niet het doel van NOW.
Rekenvoorbeelden NOW1
Voorbeeld 1 – café, NOW1
Een café heeft een omzet van € 39.500 per maand (dus € 118.500 per kwartaal) en een maandelijkse loonsom (in januari) van € 6.800.
In maart diende de café-eigenaar een NOW-verzoek in. Hij diende een verwacht omzetverlies in van 100%. Dit verzoek is ingewilligd en hij ontving een voorschot van:
- 100% omzetdaling x €6.800 x 3 maanden x 90% tegemoetkoming x 1,3 forfaitaire opslag x 80% voorschot = € 19.095
In oktober diende de café-eigenaar een verzoek voor vaststelling in. Hij heeft inderdaad een omzetverlies van 100%. Maar 2 werknemers die, naast hun studie op oproepbasis werkten, hebben hun contract opgezegd. Hierdoor daalde de loonsom met € 2.000 naar € 4.800 per maand. Daarom wordt de subsidie verminderd met:
- (€ 6.800 x 3 maanden – € 4.800 x 3 maanden) x 90% tegemoetkoming x 1,3 forfaitaire opslag = €7.020
Toen UWV het voorschot uitkeerde, werd er uitgegaan van een uiteindelijk bedrag van:
- 100% omzetdaling x € 6.800 x 3 maanden x 90% tegemoetkoming x 1,3 forfaitaire opslag= € 23.868
De definitieve subsidie wordt daarmee: €23.868 - €7.020 = €16.848.
Er volgt een terugvordering van: €19.095 – €16.848 = €2.247
Voorbeeld 2 – boekwinkel, NOW1
Een boekwinkel heeft een omzet van € 45.400 per maand (dus € 136.200 per kwartaal) en een maandelijkse loonsom (in januari) van € 5.900.
In maart diende de boekenwinkel-eigenaar een NOW-verzoek in. Hij diende een verwacht omzetverlies in van 50%. Dit verzoek is ingewilligd, en hij heeft vervolgens een voorschot ontvangen van:
- 50% omzetverlies x € 5.900 x 3 maanden x 90% tegemoetkoming x 1,3 forfaitaire opslag x 80% voorschot = € 8.284
In oktober diende de boekwinkel-eigenaar een verzoek voor vaststelling in. Zij heeft inderdaad een omzetverlies van 50%. Maar, een van de werknemers heeft een andere baan gevonden en dus haar contract opgezegd. Hierdoor daalde de loonsom met € 1.700 naar € 4.200 per maand. Hierdoor wordt de subsidie verminderd met:
- (€ 5.900 x 3 maanden – € 4.200 x 3 maanden) x 90% tegemoetkoming x 1,3 forfaitaire opslag = € 5.967
Toen UWV het voorschot uitkeerde, werd er uitgegaan van een uiteindelijk bedrag van:
- 50% omzetverlies x € 5.900 x 3 maanden x 90% tegemoetkoming x 1,3 forfaitaire opslag = € 10.355
De definitieve subsidie wordt daarmee: € 10.355 - €5.967 = € 4.388
Er volgt een terugvordering van: € 8.284 – € 4.388 = € 3.896
De vaststellingsloketten voor de NOW1 zijn open tot en met 31 oktober 2021, de vaststellingsloketten voor de NOW2 zijn open tot en met 5 januari 2022.
Rekenvoorbeelden NOW3
De volgende rekenvoorbeelden zijn gemaakt met de percentages geldend voor de NOW3.
De rekensom die voor de berekening van het voorschot gebruikt wordt is:
- Percentage omzetdaling x 3x loonsom van juni 2020 x percentage tegemoetkoming x vergoeding incl. forfaitaire opslag x percentage voorschot.
Voorbeeld 3 – restaurant, NOW3
Een restaurant heeft een omzet van € 39.500 per maand (dus € 118.500 per kwartaal) en een maandelijkse loonsom (in juni) van € 6.800.
In oktober diende de restauranteigenaar een NOW-verzoek in. Hij diende een verwacht omzetverlies in van 100%. Dit verzoek is ingewilligd en hij ontving een voorschot van:
- 100% omzetverlies x € 6.800 x 3 maanden x 80% tegemoetkoming x 1,4 forfaitaire opslag x 80% voorschot = € 18.279
2 werknemers die naast hun studie op oproepbasis werkten, hebben hun contract opgezegd. Hierdoor daalde de loonsom met € 2.000 naar € 4.800 per maand.
Bij de vaststelling mag de loonsom in oktober, november en december met 10% gedaald zijn ten opzichte van 3x de loonsom van juni 2020. Dit heeft geen gevolgen voor de hoogte van de NOW-subsidie. In dit rekenvoorbeeld betekent dat van € 6.800 naar € 6.120. De loonsom is in dit voorbeeld meer gedaald dan 10%, naar € 4.800. Hierdoor wordt de subsidie verminderd met:
- (€ 6.120 x 3 maanden – € 4.800 x 3 maanden) x 80% tegemoetkoming x 1,4 forfaitaire opslag = € 436
Toen UWV het voorschot uitkeerde, werd er uitgegaan van een uiteindelijk bedrag van:
- 100% omzetverlies x € 6.800 x 3 maanden x 80% tegemoetkoming x 1,4 forfaitaire opslag = € 22.848
De definitieve subsidie wordt daarmee: € 22.848 - € 4.436 = € 18.413
Er volgt een nabetaling van: € 18.413 – € 18.279 = € 134
Voorbeeld 4 – kledingwinkel, NOW3
Een kledingwinkel heeft een omzet van € 45.400 per maand (dus € 136.200 per kwartaal) en een maandelijkse loonsom (in januari) van € 5900.
In oktober diende de kledingwinkeleigenaar een NOW-verzoek in. Hij diende een verwacht omzetverlies in van 50%. Dit verzoek is ingewilligd en hij ontving een voorschot van:
- 50% omzetverlies x € 5.900 x 3 maanden x 80% tegemoetkoming x 1,4 forfaitaire opslag x 80% voorschot = € 7.930
Een van de werknemers heeft een andere baan gevonden en heeft haar contract opgezegd. Hierdoor daalde de loonsom met € 1.700 naar € 4.200 per maand.
Bij de vaststelling mag de loonsom in oktober, november en december met 10% gedaald zijn ten opzichte van 3x de loonsom van juni 2020. Dit heeft geen gevolgen voor de hoogte van de NOW-subsidie. In dit rekenvoorbeeld betekent dat van € 5.900 naar € 5.310. De loonsom is in dit voorbeeld meer gedaald dan 10%, naar €4.200. Hierdoor wordt de subsidie verminderd met:
- (€5.310 x 3 maanden – €4.200 x 3 maanden) x 80% tegemoetkoming x 1,4 forfaitaire opslag = € 3.730
Toen UWV het voorschot uitkeerde, werd er uitgegaan van een uiteindelijk bedrag van:
50% omzetverlies x € 5.900 x 3 maanden x 80% tegemoetkoming x 1,4 forfaitaire opslag= € 9.912
De definitieve subsidie wordt daarmee: € 9.912 - € 3.730 = € 6.182
Er volgt een terugvordering van: € 7.930 – € 6.182 = € 1.748