1 maand na de evacuatie uit Soedan: interview met ambassadeur Irma van Dueren
Eind april evacueerden Defensie en Buitenlandse Zaken met succes Nederlanders uit Soedan. Nog steeds zit het land in de greep van de gevechten tussen het regeringsleger en milities.
Ambassadeur Irma van Dueren blikt terug op de evacuatie, en deelt verhalen van collega’s die vastzaten in de hoofdstad Khartoem. En ze kijkt vooruit: hoe nu verder voor Soedan?
De ambassadeur schetst een beeld: van gevechten in de straten van Khartoem, collega’s die hun ramen en deuren barricadeerden en de gevaarlijke route die Nederlanders voor evacuatie moesten afleggen.
Maar we beginnen bij het begin.
Begin van de gevechten in Soedan
Irma van Dueren stond op Schiphol toen de zware gevechten in Soedan uitbraken. ‘Ik was op weg om terug te gaan naar de ambassade, maar alle vluchten werden afgelast. Want één ding was direct duidelijk: de situatie in Khartoem was levensgevaarlijk. Dat was echt heel moeilijk. Ik was hier in Nederland. En mijn hele team zat daar. Niemand kon weg.’
Eén ding was direct duidelijk: de situatie in Khartoem was levensgevaarlijk.
Dat de ambassadeur niet in Soedan was, had wel een belangrijk voordeel. ‘Juist daardoor kon ik vanuit Nederland, en later vanuit Jordanië meer betekenen voor de mensen die in Soedan vastzaten.’
Contact met Nederlanders en collega’s in Soedan
Het ministerie van Buitenlandse Zaken hield intensief contact met Nederlanders in Soedan. Maar dat ging niet altijd even makkelijk. Verbindingen vielen vaak uit. Elektriciteit werd schaars. Irma sprak veel met het personeel van haar ambassade. ‘Er was een continue stroom van berichten,’ vertelt ze. ‘Collega’s lieten weten of ze veilig waren, hoe de situatie zich ontwikkelde en vroegen waar ze konden schuilen. Ook deelden ze beangstigende verhalen.’
Collega’s barricadeerden hun ramen en deuren. Iedereen zat opgesloten.
Er werd veel geschoten in de straten waarin het ambassadepersoneel woonde. En in een van die straten hadden de Soedanese Rapid Support Forces (RSF) zich gepositioneerd. ‘Recht voor de deur van een collega openden de RSF het vuur op een gevechtsvliegtuig. Het waren momenten van doodsangst: zou het vliegtuig terugschieten? Bommen werpen op de buurt? Collega’s barricadeerden hun ramen en deuren. Iedereen zat opgesloten. Toch was iedereen in huis veiliger dan op straat. Want daar gingen de gevechten en bombardementen dag en nacht door.’
Evacuatie uit Soedan
Evacueren was de enige optie om Nederlanders in veiligheid te brengen. Op 19 april was Irma al afgereisd naar Aqaba in Jordanië. Vanuit daar werkte zij samen met Defensie, ambassadeur Tsjeard Hoekstra en het Snel Consulair Ondersteuningsteam (SCOT) van Buitenlandse Zaken. Om alle mogelijke voorbereidingen te treffen. Irma: ‘Het werk dat al deze mensen hebben verzet is ongelofelijk, en ik ben hen ontzettend dankbaar.’
We waren één team: we probeerden zoveel mogelijk mensen in veiligheid te brengen.
‘Op 23 april begonnen we met evacueren. Makkelijk was het niet. De situatie veranderde continu: wanneer we konden vertrekken, konden landen, of welke mensen we moesten ophalen. Maar Defensie speelde telkens weer in op de ontwikkelingen. En Buitenlandse Zaken had weer andere uitdagingen: denk aan het contact met de mensen in Soedan, het regelen van opvang en afspraken maken met andere ambassades. Want er zaten bijvoorbeeld ook Grieken, Canadezen en Amerikanen op onze vluchten. Je wilde het vliegtuig zo vol mogelijk hebben. De samenwerking met Defensie was perfect. We waren één team: we probeerden zoveel mogelijk mensen in veiligheid te brengen. Hoewel je uiteindelijk nooit genoeg kan doen.’
Het verzamelpunt: militaire vliegbasis Wadi Seidna
Voor de mensen in Khartoem kwam er nog een laatste tegenslag, vertelt Irma. ‘Evacueren via de luchthaven in de stad was niet mogelijk. In plaats daarvan moesten mensen hun weg vinden naar de militaire vliegbasis Wadi Seidna; 30 kilometer ten noorden van Khartoem.’
Mensen moesten hun weg vinden naar vliegbasis Wadi Seidna; 30 kilometer ten noorden van Khartoem.
‘We lieten iedereen die naar het verzamelpunt kwam weten wat de veiligste routes waren. Maar elk moment kon dat weer veranderen.’ En ook voor Irma leverde de weg naar de vliegbasis zenuwslopende momenten op. ‘Een aantal van onze uitgezonden medewerkers vertrokken met een busje naar het verzamelpunt, en hadden hun live locatie aangezet. Vanuit Aqaba hielden wij ze de hele tijd in de gaten. Maar onderweg begon de auto plotseling van de route af te wijken. Op dat moment schoten er allemaal rampscenario’s door mijn hoofd: is hun telefoon gestolen? Worden ze ontvoerd? Maar wat bleek: ze namen een omweg om nog iemand op te halen.’
Nederlanders en ambassadepersoneel in veiligheid
Ondanks alle uitdagingen en gevaren was de evacuatie een succes. Nederland evacueerde zo’n 250 personen, waarvan zo’n 100 Nederlanders. En dankzij andere landen zijn nog eens rond de 130 Nederlanders in veiligheid gebracht. ‘Het was erg emotioneel om Nederlanders en collega’s heelhuids uit het vliegtuig te zien stappen,’ vertelt Irma. ‘Vooral om de kinderen van ons ambassadepersoneel in veiligheid te zien. Ook die kende ik persoonlijk. We hadden onlangs nog een familiedag gehad in Khartoem.’
We hadden onlangs nog een familiedag gehad in Khartoem.
Irma ging ook zelf mee op een aantal evacuatievluchten. ‘Het was heftig. Om te zien hoe het er in Soedan aan toeging. En de keuzes die we moesten maken. Veel mensen wilden geëvacueerd worden, maar niet iedereen mocht mee. Bijvoorbeeld mensen die familieleden meebrachten die niet bij hun kerngezin hoorden; die moesten we terugsturen. Dat was heel pijnlijk. De evacuatie zat vol met moeilijke momenten.’
Op 26 april is de evacuatie-operatie afgeschaald, en op 30 april keerden Irma, en de collega’s van Buitenlandse Zaken en Defensie terug naar Nederland.
Hoe nu verder?
Hoe gaat het nu met het ambassadepersoneel?
‘Iedereen heeft een vreselijke ervaring achter de rug. In alle gesprekken klinkt de angst door. Het gevoel dat je ergens alleen opgesloten zit, en alles raakt op. Voedsel, water en elektriciteit. Niet weten wanneer je eruit komt. En óf je eruit komt.’
Niet weten wanneer je eruit komt. En óf je eruit komt.
‘Iedere collega verwerkt de gebeurtenissen op een andere manier. Maar voor iedereen geldt hetzelfde: de impact is enorm. We bieden veel hulp om hen te ondersteunen in het proces. En op dit moment zijn zij mijn belangrijkste zorg. De komende tijd probeer ik het team weer bij elkaar te krijgen, maar vooral om iedereen de ruimte te bieden die ze nodig hebben. Het lastige is dat we nu verspreid zijn. Veel collega’s zitten in Nederland, maar er is ook nog lokaal personeel in Saoedi-Arabië, Eritrea, Egypte – en in Soedan. Dit zijn collega’s die het land niet wilden verlaten zonder bijvoorbeeld hun ouders.’
Achtergebleven Nederlanders in Soedan
Er zijn ook nog steeds Nederlanders in Soedan die het land uit willen. Het ministerie doet er alles aan om contact te krijgen en te houden met achterblijvers, en hen zo goed mogelijk bij te staan. ‘Mensen moeten zelf hun weg naar buiten zoeken, daar kunnen we ze helaas niet bij helpen. Sommigen gaan naar Port Soedan, om van daaruit de Rode Zee over te steken. Anderen steken de grens over bij Egypte. Vanuit de omringende landen kunnen onze ambassades consulaire bijstand bieden.’
Hoe nu verder voor Soedan?
Voorlopig ziet de situatie er niet rooskleurig uit. ‘Er is enorme schade aangericht in het land,’ legt Irma uit. ‘Ziekenhuizen zijn verwoest. Basisvoorzieningen zoals water, elektriciteit en wegen zijn aangetast. De komende jaren worden heel moeilijk. Ook een staakt-het-vuren is voor Soedan maar een kleine stap. Het is een pauze om humanitaire hulp mogelijk te maken, geen intentie om te stoppen met vechten. Voor langdurige vrede is een breed vredesproces nodig waar Soedanese burgers bij worden betrokken.’
Voor langdurige vrede is een breed vredesproces nodig waar Soedanese burgers bij worden betrokken.
‘Aan dat vredesproces probeert Nederland bij te dragen. Vanuit de ambassade, en samen met gelijkgezinde landen. We moeten bedenken: hoe kunnen we onze humanitaire programma’s weer oppakken? Ook blijven we Soedanese burgerorganisaties steunen. Mensen die een ander, vreedzamer Soedan voor ogen hebben. Die moeten we een stem geven. Dat geldt ook voor de vrouwen- en jongerenorganisaties waar we voor het conflict veel contact mee hadden. We moeten ons richten op de mensen die wel positieve verandering willen, en hen helpen om de toekomst van het land vorm te geven.’