Kabinet wil samenwerking en regie op onderwijsaanbod
Er moet meer samenwerking komen tussen onderwijsinstellingen en landelijke afstemming over het opleidingsaanbod. De ministerraad heeft op voorstel van minister Bruins van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestemd met toezending van zijn beleidsbrief hierover aan de Tweede Kamer. Een van de grootste uitdagingen voor het mbo, hbo en wo zijn de dalende studentenaantallen. Dat komt omdat er de afgelopen jaren steeds minder kinderen zijn geboren. Bruins gaat in zijn beleidsbrief in op de vraag hoe we met de dalende studentenaantallen het fundament van het vervolgonderwijs kunnen behouden en tegelijkertijd aankomende generaties opleiden voor de toekomst. De minister gaat samen met onderwijsinstellingen meer sturen op het opleidingsaanbod en werkt aan een stabielere bekostiging van het mbo, hbo en wo. Ook wil hij dat het vervolgonderwijs, onderzoek en wetenschap meer bijdraagt aan de samenleving.
Minister Bruins: “Het vervolgonderwijs heeft te maken met behoorlijke uitdagingen, waaronder de dalende studentenaantallen en de bezuinigingen door dit kabinet. Daarnaast kampt Nederland met grote tekorten op de arbeidsmarkt. Hoe zorgen we ervoor dat iedere student in elke regio ook in de toekomst zo wordt opgeleid dat deze een waardevolle bijdrage kan leveren aan de economie en samenleving? Dat vraagt meer samenwerking en regie op het opleidingsaanbod. Zodat we voorkomen dat cruciaal onderwijs verdwijnt en we studenten blijven opleiden voor de opgaven van nu en in de toekomst.”
Opleiden voor maatschappelijke opgaven
Prioriteit voor Bruins is om zowel in het mbo, hbo als wo te zorgen voor meer landelijke afstemming over het opleidingsaanbod. Door de dalende studentenaantallen kan niet elke opleiding overal blijven bestaan. Strategische keuzes, meer samenwerking en landelijke afstemming zijn nodig om cruciaal onderwijs voor de Nederlandse maatschappij te verzekeren en studenten op te leiden voor maatschappelijke opgaven. Studenten houden uiteraard de mogelijkheid om een studie te kiezen die past bij hun talenten en interesses. De doelen zijn voor het mbo, hbo en wo hetzelfde, de aanpak verschilt passend bij de sector.
Hbo en wo: gezamenlijke verantwoordelijkheid in de wet
In het hbo en wo zetten instellingen al meer in op samenwerking, maar de huidige wet en bekostiging maken verdergaande samenwerking moeilijk. Dit komt omdat de focus in de wet ligt op het belang van de individuele instelling. Bruins wil voor hogescholen en universiteiten, na een verkenning, via de wet vastleggen dat wordt samengewerkt aan het opleidingsaanbod en dat daarbij naar het gezamenlijke, landelijke belang wordt gekeken. De wettelijke grondslag dient ervoor te zorgen dat onderwijsinstellingen gezamenlijk sturen op het opleidingsaanbod, van lokaal tot landelijk niveau. De minister wil hiervoor samen met het veld kaders ontwikkelen, waarmee instellingen gezamenlijk kunnen zorgen dat cruciaal onderwijs behouden blijft en in kunnen spelen op wat de economie en maatschappij vraagt. Bruins werkt dit samen met het veld uit, en wil hierbij oog houden voor onder andere het belang van de regio, tekortsectoren en unieke opleidingen.
Mbo: investeren in opleidingen die voor de regio belangrijk zijn
Voor het mbo vindt Bruins het belangrijk dat studenten op redelijke reisafstand goed onderwijs kunnen blijven volgen. Ook in de regio’s waar het aanbod onder druk staat door de dalende studentenaantallen. Er wordt gewerkt aan een Mbo Pact tussen werkgevers en onderwijsinstellingen om te komen tot een opleidingsaanbod dat inspeelt op de arbeidsmarkt van de toekomst. De minister wil ook dat het aanbieden van en investeren in opleidingen die voor de regio en maatschappelijke opgaven van belang zijn, zoals voor de zorg, veiligheid en techniek, meer wordt gestimuleerd.
Stabielere bekostiging voor mbo, ho en wo
Naast meer regie en landelijke samenwerking op het onderwijsaanbod wil Bruins de bekostiging voor het vervolgonderwijs stabieler maken. De daling van het aantal studenten heeft grote gevolgen voor het vervolgonderwijs, aangezien de bekostiging nu sterk afhankelijk is van het aantal ingeschreven studenten. Minister Bruins wil toe naar een stabielere vorm van bekostiging waarbij de dalende studentenaantallen minder impact hebben. Dit zorgt er ook voor dat de prikkels om te concurreren op studentaantallen afneemt en samenwerking makkelijker wordt. Voor het mbo werkt hij de komende tijd samen met de mbo-sector een aantal mogelijke bekostigingsvarianten uit. Eind dit jaar verwacht de minister een keuze te kunnen maken. De nieuwe, stabielere manier van bekostiging zal in 2029 in kunnen gaan omdat daar eerst een wetswijziging voor nodig is. Ook voor het hbo en wo wordt samen met de sector uitgewerkt hoe de bekostiging er in de toekomst uit kan zien, zodat de voorkeursoptie in 2026 gepresenteerd kan worden. Ondertussen vergroot Bruins alvast de vaste voet voor het hbo door praktijkgericht onderzoek hieraan toe te voegen. Hiermee krijgen onderzoekers meer zekerheid over hun inkomsten en wordt praktijkgericht onderzoek in het hbo steviger verankerd. Daarnaast wil hij minder administratieve lasten voor de onderwijsinstellingen door minder verantwoordingsdruk. Dat betekent ook dat de minister zich minder bemoeit met besluiten die op het niveau van het instellingsbestuur liggen.
Onderzoek en wetenschap ten behoeve van Nederland
Bruins wil dat de Nederlandse wetenschap steeds meer in verbinding staat met de samenleving om uitdagingen op te lossen. Daarbij hecht hij groot belang aan de academische vrijheid. Bruins wil ook de mogelijkheid om een onderzoekstitel te halen op het hbo, het professional doctorate, wettelijk vastleggen. In opdracht van de Tweede Kamer worden er enkele tientallen miljoenen per jaar minder bezuinigd op middelen voor werkdrukverlaging van wetenschappers. Hij stelt daar geen voorwaarden aan, lage regeldruk is een belangrijk uitgangspunt.
Europa blijft belangrijk om de toppositie van Nederlandse wetenschap te behouden. Nederland is netto-ontvanger van Europese wetenschapsfinanciering, het kabinet zet daarom in op een ambitieus en slagvaardig opvolger van het huidige Horizon Europe, waarmee Europa wetenschappelijk onderzoek financieel steunt.
Samen optrekken is in Europa ook belangrijk voor de strategische veiligheid van waardevolle kennis. Bruins zet hier in eigen land ook vol op in, bijvoorbeeld met de screeningswet die in de maak is, voor wetenschappers die willen werken met informatie die waardevol is voor de nationale veiligheid.