Nieuw Wetboek van Strafvordering: lakmoesproef in zicht
Ministeries
“Vrijwel iedereen bij onze sector heeft er inmiddels aan meegewerkt. En dan heb ik het nog niet over de vele beleidscollega’s en vertegenwoordigers van de uitvoeringsorganisaties.” Heleen van Maurik werkt sinds 2014 bijna fulltime aan de totstandkoming van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
Als senior raadadviseur bij de directie Wetgeving, sector Straf- en Sanctierecht van het ministerie van Justitie en Veiligheid, zit Heleen van Maurik in de eindredactie van het project Nieuw Wetboek van Strafvordering. “Met dat kleine groepje bekijken we of de teksten blijven sporen met het grotere geheel en de planning. Het nieuwe wetboek is een gigantisch project, en niet alleen voor onze directie. Ook beleidscollega’s van vrijwel alle directoraten-generaal zijn er in de loop der tijd bij betrokken geweest. Plús vele collega’s van de ketenorganisaties. We hebben dit vanaf het begin met de hele strafrechtketen samen aangepakt.”
Waarom een nieuw wetboek?
Heleen: “Sinds 1926, toen het huidige wetboek in werking trad, is er enorm veel veranderd. Nu heeft iedereen een smartphone en we reizen de hele wereld over, bijvoorbeeld. Criminaliteit moeten we tegenwoordig tot in cyberspace aanpakken. In de loop der jaren is het wetboek al een keer of 150 aangepast. Alsof we aan een bestaand huis steeds een serre toevoegden, een muurtje wegbraken, een schuurtje aanbouwden. Op den duur wordt zoiets een onoverzichtelijk geheel. Tijd om dit huis echt grondig te verbouwen, zodat het weer voldoet aan de eisen van deze tijd.” Die verbouwing kon plaatsvinden op de bestaande fundering, want die was nog prima. Heleen: “De uitgangspunten van het strafprocesrecht zijn ongewijzigd. Maar het nieuwe wetboek is overzichtelijker geordend en de terminologie en systematiek zijn aangepast aan de huidige tijd.”
Groot boek, veel betrokkenen
Waarom duurt het al tien jaar om tot een nieuw wetboek te komen? Niet alleen zijn er dus heel veel organisaties bij dit proces betrokken, het wetboek is ook groot; in de nieuwe versie omvat het 8 boeken, in de huidige 6. Van aangifte van een strafbaar feit via opsporing en berechting tot en met de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen: alles zit in dit boek.
Heleen: “Het volume van de materie wás al groot, en er komt alleen maar méér bij. Vanwege technologische ontwikkelingen uiteraard, maar ook door de invloed van Europa. Om goed te kunnen samenwerken binnen Europa moeten de strafrechtsystemen meer gelijkgetrokken worden. De Europese richtlijnen en verordeningen daarover moeten in de nationale wetgeving worden verwerkt. Ook een regeling voor het maken van procesafspraken, die in het huidige wetboek niet is opgenomen, moet in het nieuwe wetboek nog een plek krijgen.”
Zorgvuldig interactief proces
Met zo veel inhoud en zo veel belanghebbenden is voortdurend overleggen een must. En dat is de derde reden waarom het wetboek lang op zich laat wachten. Meteen vanaf 2014 is er intensief samengewerkt met alle organisaties in de strafrechtketen. De opsporingsdiensten, het OM, de Rechtspraak, de advocatuur, het NFI, het CJIB, de Raad voor de Kinderbescherming, Slachtofferhulp Nederland, de reclassering, … Heleen: “In het begin ging dat in de vorm van congressen en werkbezoeken. We stelden ook discussienotities op om te inventariseren waar de problemen zaten. Daar kwamen conceptwetsvoorstellen uit, die we voorlegden aan de gecombineerde werkgroep.”
“Sommige voorstellen bleken niet uitvoerbaar, of zouden te veel menskracht vragen. Soms stonden de belangen van bijvoorbeeld politie en advocatuur met elkaar op gespannen voet. Bij inhoudelijke juridische discussies hakken wij als wetgevers uiteindelijk de knoop door. Daarbij moet je oprecht op zoek naar de beste balans tussen rechten en plichten van iedereen in het strafproces.”
“Een andere waardevolle bijdrage kwam vanuit de wetenschap. Er waren denktanks en er is onderzoek gedaan door het WODC. En tot slot hebben we sinds een aantal jaar een onafhankelijke adviseur, professor mr. Geert Knigge, die sinds 2023 ook regeringscommissaris is. Hij wijst vooral op mogelijke problemen in de systematische ordening van het grotere geheel en staat ook de bewindspersonen bij in de debatten met Kamer, bij vragen van technisch-juridische aard.”
“Eerlijk is eerlijk, het is een enorme klus met zo veel partijen te overleggen. Maar het heeft de systematiek van het nieuwe wetboek aanzienlijk verbeterd, en het maakt de wetten beter uitvoerbaar en breder gedragen.”
Tweede en Eerste Kamer
In januari en februari zijn er vijf wetgevingsoverleggen in de Tweede Kamer geweest. De minister van Justitie en Veiligheid en de staatssecretaris Rechtsbescherming gingen in gesprek met diverse fracties in de Vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid. Constructieve, inhoudelijke debatten, waarbij Kamerleden amendementen konden indienen, voorstellen om een wetsvoorstel aan te passen.
Heleen: “Wij geven technische bijstand aan de Kamerleden, zodat zij hun amendement wetgevingstechnisch correct formuleren. Maar we adviseren ook de bewindspersonen over het standpunt dat zij zouden kunnen innemen over zo’n amendement, de zogenoemde appreciatie. Als wetgevingsambtenaren adviseren wij dus beide kanten. Dat vereist dat we werken vanuit een neutrale houding. Soms is het ingewikkeld, maar het is ook enorm leuk.”
Op 19 maart was het plenair debat in de Tweede Kamer, eind maart is er gestemd over de amendementen en op 1 april over de wetsvoorstellen voor de Eerste en de Tweede Vaststellingswet (die samen de acht boeken van het nieuwe wetboek omvatten). Nu is de beurt aan de Eerste Kamer, die - hopelijk in het voorjaar van 2026 - de Eerste en Tweede Vaststellingswet goedkeurt. Heleen: “Het wetgevingsproces is dan nog niet klaar, hoor. Dit voorjaar gaat een wetsvoorstel voor een eerste aanvullingswet in procedure en er volgt ook nog een invoeringswet – allemaal nodig om het nieuwe wetboek in de praktijk te kunnen laten werken.”
En dan… de lakmoesproef!
Daarna begint een minstens zo interessant deel van het proces. Heleen: “Er is een periode van drie jaar afgesproken waarin de uitvoeringsorganisaties zich gaan voorbereiden op het werken volgens het nieuwe wetboek. Dat betekent dat vele professionals op cursus moeten, denk aan 60.000 politiemensen, vele rechters, griffiers, officieren van justitie en advocaten. Ook moeten talloze ict-systemen en handleidingen, werkprocessen en formulieren worden aangepast, enzovoort. De lakmoesproef…!”
Duurzame verbeteringen
“Het is heel interessant om nauw bij dit lange proces betrokken te zijn. Als wetgevingsjurist ben je met taal bezig, je bent aan het puzzelen. En tegelijkertijd ben je reële problemen aan het oplossen en de opsporing en vervolging van strafbare feiten duurzaam aan het verbeteren. En dat in goede samenwerking met heel veel andere partijen. Ik heb het mooiste vak dat er is!”
- Mr. Heleen van Maurik, senior raadsadviseur bij DWJZ.