Inleidend statement persconferentie na ministerraad 22 november 2024

Inleidend statement van minister-president Schoof tijdens de wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad. Met onder meer een terugblik op de gebeurtenissen van de afgelopen weken en aandacht voor de extra maatregelen die het kabinet neemt voor de bestrijding van antisemitisme. 

Minister-president Schoof: Vanochtend heb ik in de ministerraad zelf kort teruggeblikt op de gebeurtenissen van afgelopen vrijdag. Er is de afgelopen dagen een hoop over gezegd en geschreven, en daar heb ik nu niet veel meer aan toe te voegen. Maar als aanvoerder van dit team wil ik wel iets zeggen over de zorgen die zijn geuit en de stevige verwijten die zijn gemaakt over de omgangsvormen en over polarisatie. Politiek gaat over overtuigingen. De bereidwilligheid om verschillen in opvatting te overbruggen en tot oplossingen te komen. Ook als het gaat om de verschrikkelijke gebeurtenissen in Amsterdam en het debat over hoe om te gaan met haat en onverdraagzaamheid. Dit gesprek wordt op meerdere plekken gevoerd. De toon kan daarbij stevig of fel zijn, want het raakt ons als samenleving in het hart: het gaat om wie wij willen zijn. Dat gesprek voeren wij ook in de ministerraad. En namens alle leden van het kabinet zeg ik nogmaals: er is geen ruimte voor haat en onverdraagzaamheid. We staan eensgezind in onze strijd tegen racisme, tegen antisemitisme en tegen discriminatie.

Ik wil ook nog graag iets heel duidelijk maken. Ik heb gezien wat de impact is geweest van maatschappelijke discussie naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam. Op heel veel mensen in ons land en ook op heel veel Nederlanders met een migratieachtergrond. Daar heb ik de afgelopen weken gesprekken over gevoerd met verschillende mensen. En ik heb vooral heel goed geluisterd. Ik hoor dan ook terug dat het misverstand is ontstaan dat ik groepen mensen over één kam zou scheren. Dat ik mij richtte op alle Nederlanders met een migratieachtergrond. Daarover kan ik glashelder zijn: mijn stevige woorden naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amsterdam, zijn niet gericht aan al die Nederlanders met een migratieachtergrond die volop meedoen in onze samenleving. Zij verdienen onze volle steun en grote waardering. Mijn woorden waren gericht op een kleine groep. Op het deel dat zich heeft afgewend, jongeren die denken dat regels niet voor hen gelden en die zich niet laten corrigeren. Die jongeren moeten we keihard aanpakken.

Ik geef sturing aan een kabinet waarin over veel zaken verschillend wordt gedacht. En ja, de gemoederen kunnen daardoor soms oplopen. Dat is geen nieuws. Maar als een paal boven water staat dat er binnen dit kabinet wel grote overeenstemming is over de onderwerpen die schreeuwen om een oplossing. En ik spreek namens het hele kabinet als ik zeg dat we een grote verantwoordelijkheid voelen. Een grote verantwoordelijkheid om datgene te doen waarvoor we zijn aangesteld: de problemen in Nederland aanpakken. Om gehoor te geven aan de oproep van de kiezer om het anders te doen. Dat is de opdracht die we van de kiezer hebben gekregen. En die opdracht staat onverminderd. En daar gaan we met volle overtuiging mee door.

Dat brengt me bij de bestrijding van antisemitisme, een onderwerp waar we sinds de geweldsuitbarsting in Amsterdam, nu twee weken geleden, met nog meer urgentie aan werken. Want als één ding pijnlijk duidelijk is geworden, is het dat Joodse mensen zich anno 2024 in ons land onveilig voelen. Bang zijn. Te maken hebben met haat, intimidatie of uitsluiting, vanwege hun Joods-zijn. Het geweld in Amsterdam heeft de angst verder aangewakkerd, maar die gevoelens leven al veel langer. Dit is de dagelijkse realiteit voor Joodse mensen. En dat zien we helaas ook terug dagelijks. Het kabinet was daarom al langer bezig met een veelomvattende strategie om het toenemende antisemitisme aan te pakken. De roep om extra maatregelen naar aanleiding van het geweld in Amsterdam, zowel vanuit de Joodse gemeenschap als de Kamer, hebben we hierin meegenomen. En vandaag hebben we het pakket in de minsterraad vastgesteld met daarin een flink aantal stevige maatregelen om antisemitisme te bestrijden. Minister Van Weel heeft zojuist een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin alle maatregelen zijn uitgeschreven, maar kort samengevat bestaat de strategie uit drie pijlers:

1.     Beschermen en aanpakken. Dat betekent enerzijds zorgen voor veiligheid van de Joodse gemeenschap en haar instellingen, en anderzijds het hard aanpakken van daders en organisaties die zich schuldig maken aan antisemitisme.

2.     Voorkomen en bewustwording creëren. Belangrijk dat met name jongeren en nieuwkomers kennismaken met andere culturen, in het bijzonder het Joodse leven, om de voedingsbodem voor antisemitisme te verminderen.

3.     Herdenken en vieren. We moeten de herinnering aan de Holocaust levend houden, als waarschuwing uit het verleden. En tegelijkertijd het Joodse leven in het hier en nu vieren, omdat daar alle ruimte voor moet zijn.

In de Kamerbrief zijn deze drie pijlers uitgewerkt met concrete maatregelen en initiatieven, voor de korte termijn en lange termijn, en met een balans tussen repressie en preventie. Hier gaan we als kabinet hard mee aan de slag. Maar laat ik er ook bij zeggen dat het een illusie is te denken dat de politiek dit alleen kan oplossen. Er ligt hier een opdracht voor ons allemaal. Het is een gesprek dat we breder in de samenleving moeten voeren. Over integratie, over opvoeding, over onderwijs. Daarin heeft iedere Nederlander een gedeelde verantwoordelijkheid. Daar mogen we elkaar op aanspreken. En daar moeten we elkaar ook op aanspreken als er grenzen worden overschreden of als onze waarden in het geding komen. Dat is geen eenrichtingsverkeer, het geldt voor alle vormen van discriminatie en uitsluiting, en voor iedere groep in de samenleving. Het betekent dus ook naar elkaar blijven luisteren. En zoeken naar wat ons bindt. Welke normen en waarden delen we met elkaar? Welke zorgen en dromen? Wat kunnen we over elkaar en van elkaar leren? Dat gesprek moet ieder in zijn of haar eigen omgeving voeren. Maar het kabinet, en ik als minister-president in het bijzonder, voelen hierin een extra verantwoordelijkheid om dat gesprek breder in de samenleving aan te gaan en te faciliteren. Met als doel om herkenning en erkenning te vinden, onderling begrip te kweken en vooroordelen te verminderen. Alleen zo kunnen we er als samenleving sterker uit komen.

Tot slot goed te melden dat ik deze week heb gesproken met voor het kabinet belangrijke partners. Gisteren zat ik met een brede kabinetsdelegatie aan tafel met provincies, gemeenten en waterschappen, die onmisbaar zijn voor het oplossen van de grote opgaven waar Nederland voor staat. We hebben goede afspraken gemaakt over wonen, zorg, natuur en bestaanszekerheid, voor de toekomst van Nederland. Ook sprak ik samen met minister Beljaarts en minister Van Hijum op het Catshuis met sociale partners. Essentieel dat we met werkgevers en vakbonden blijven optrekken om de ambities uit het regeerprogramma waar te maken. Voor een innovatieve economie en een veerkrachtige arbeidsmarkt.

Voordat u denkt dat ik deze week alleen maar in vergaderzalen heb gezeten: ik heb ook met mijn poten in de modder gestaan. Ik was namelijk in West-Brabant op bezoek bij enkele boerenondernemers om te spreken over hun bedrijven en hoe ze die toekomstbestendig maken. Onder meer door volop te innoveren en door samen op te trekken met de Brabantse natuurbeheerders. Het was inspirerend om te zien met hoeveel passie en energie de boeren hun werk doen en hoe de agrarische sector en onze prachtige natuur naast elkaar kunnen bestaan en elkaar zelfs kunnen versterken. Het laat ook wat mij betreft weer zien hoe belangrijk het is dat we perspectief geven aan de boeren in Nederland, zodat we onze sterke agrarische sector ook voor de toekomst kunnen behouden.