Inleidend statement persconferentie na ministerraad 24 februari 2023
Inleidend statement van minister-president Rutte tijdens de wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad. Met aandacht voor het stevige rapport van de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen en één jaar oorlog in Oekraïne. Bekijk de hele persconferentie via YouTube. Of lees de letterlijke tekst van de persconferentie.
Minister-president Rutte: Goedemiddag. Ik wilde twee onderwerpen met jullie behandelen. Uiteraard als eerste de Parlementaire Enquêtecommissie en daarna één jaar vreselijke Russische agressie in Oekraïne.
En uiteraard begin ik met de Parlementaire Enquêtecommissie Gaswinning Groningen, die vanmiddag resultaten heeft gepresenteerd, en dat heeft gedaan na een lange periode van intensief onderzoek en heel veel gesprekken. En het leek me ook heel gepast, en je zag ook dat dat gewaardeerd werd, dat de Commissie dat deed in Zeerijp, een beladen plek. Ook vanwege de aardbeving die daar heeft plaatsgevonden, bekende aardbeving. Maar ook een plek dus vanwege die ligging waar men weet, en ook voelt, wat het is om met die vreselijke gevolgen te leven van de aardgaswinning. Ik denk dat het belangrijk is dat de Commissie bij deze parlementaire enquête ook de ruimte heeft gegeven aan de mensen in Groningen om hun gevoelens en ook hun ervaringen, om die zo veel mogelijk te delen. De woorden bij de presentatie maakt, wat mij betreft, nog eens duidelijk dat de conclusies van de Commissie hard en pijnlijk zijn. En dat is, denk ik, begrijpelijk, niet alleen vandaag, maar al veel langere tijd, dat mensen in Groningen boos en verdrietig zijn en dat mensen zich onveilig en in de steek gelaten voelen. Als je die zestig jaar overziet, en zeker ook de afgelopen twaalf jaar, dan kun je niet anders vaststellen dan dat deze conclusies hard binnenkomen, en ook de presentatie vandaag en het hele feitencomplex, hard binnenkomt. Ook bij mij persoonlijk. Wat eind jaren ’50 met de ontdekking van Gronings gas begon als iets heel moois, leek het, is – ik heb het vaker gezegd, ik zeg het nog maar eens – voor Groningers geëindigd in een nachtmerrie. En, nogmaals, ook vandaag duidelijk geworden dat er dus verschrikkelijk veel werk aan de winkel is. Wat betreft de regio, maar ook over het schadeherstel, wat betreft het verder versterken van woningen en te kijken: wat kunnen we doen om dat verder te versnellen? En hopelijk er iets van vertrouwen terug te winnen. Ik denk dat het rapport van de Commissie, ik heb het nog niet kunnen lezen, maar wat ik zo als eerste indruk ook uit de media haal en de verschillende presentaties, dat het rapport recht doet aan de Groningers. En het is nu van belang dat het kabinet ook recht doet aan hen. En daar hoort ook bij dat wij met een inhoudelijke en goede verstandige reactie komen en daar ook tijd voor nemen, dat serieus doen. Dat betekent ook dat ik jullie begrip vraag dat ik hier vandaag nog niet inga op allerlei nadere vragen. Omdat dat dan elementen uit de presentatie vandaag eruit zou lichten zonder dat het kabinet de kans heeft gehad om de bijna tweeduizend bladzijden tot ons te nemen. En ik realiseer me dat, als mensen in Groningen deze persconferentie nu volgen, dat ze zullen zeggen: dat klinkt ons hol en dat klinkt ons nietszeggend. Ik vraag daar toch begrip voor. En ik zeg er ook bij dat we van ver moeten komen als het gaat om dat herstel van vertrouwen. Ik realiseer me dat zeer goed. Maar ik weet ook dat, of het nou Hans Vijlbrief is, ikzelf, het hele kabinet, dat we zeer gemotiveerd zijn om te proberen om de aanbevelingen van de Commissie op een goede manier daar commentaar op te geven en waar maar enigszins mogelijk ook om te zetten in actie en er uiteraard ook met de Kamer uitvoerig het debat over te voeren. Maar samenvattend een zwaar rapport en, nogmaals, als je die zestig jaar, en zeker ook die twaalf jaar die nu achter ons liggen sinds de aardbeving in Huizinge, dertien jaar, als je die in je gedachte de revue laat passeren, dan moet je zeggen: dan komt dat inderdaad allemaal hard binnen.
Dan het tweede onderwerp: Oekraïne. De afgelopen week stond in het teken van die oorlog. Ik ga dat kort houden nu. Er is heel veel over gezegd van deze week. Ook in de ministerraad vandaag is er over gesproken. Ik was vorige week vrijdag in Kiev en opnieuw enorm onder de indruk van wat daar is te zien, niet eens zozeer aan verwoesting in de stad zelf – ik heb dat bij het vorige bezoek wel gezien toen ik in Irpin en andere plaatsen in de buurt van Kiev op werkbezoek was, en mensen gesproken – maar de enorme verwoesting in het land, het onbeschrijfelijk leed, het grijpt je absoluut naar de keel. En opnieuw onder de indruk ook van Zelenski, de president, die, en mag ik dat nu nog eens in herinnering roepen, aan het begin van deze verschrikkelijke Russische agressie zoals die begon een jaar geleden – de oorlog is langer aan de gang, maar de agressie, agressieve inval, die begon nu een jaar geleden – dat die zei, toen hem de vraag werd gesteld: heb je een lift nodig naar Warschau? Dat hij zei: ik heb geen lift nodig, ik heb munitie nodig. En vervolgens op straat ging staan met zijn directe team en een selfie-opname maakte en zei: we zijn allemaal hier, we gaan niet weg. En dat is een moment, en ik zeg dat anderen na, waarin een democratie niet alleen reageert op ontwikkelingen, maar soms ook ontwikkelingen vorm kan geven. En hij leeft dat voor. En het verplicht ons zeer, als Westen, als wereld, om hem daarin te blijven ondersteunen. Omdat onze waarden, onze manier van leven, hier op het spel staat, onze vrijheid, onze democratie, het feit dat je geen ander land binnenvalt, maar tegelijkertijd ook direct onze veiligheid en onze economie, zou Poetin succesvol zijn, wat dat zou betekenen, ook voor ons deel van de wereld. Dus wij gaan door met die steun verlenen. En het kan nog lang duren, dat weten we niet, en dan moeten we ook bereid zijn dat te doen.