Toespraak minister Veldkamp bij het NAVO pre-event over missies en operaties

Toespraak van minister Veldkamp van Buitenlandse Zaken bij het pre-event over missies en operaties. Radboud Universiteit Nijmegen, 7 april 2025.

Beste mensen, studenten, medewerkers, 

Tijdens de Korea-oorlog van 1950-1953 schreven Nederlandse militairen vanuit een ruïne in Chechon een brief naar Amsterdam. 

‘Ons dak hier in Chechon lekt schrikbarend’, lieten ze een hoofdstedelijke loodgieter weten.  

‘Aangezien wij geen directe telefonische verbinding met U tot stand kunnen brengen, mogen wij wellicht U hierbij verzoeken met de meeste spoed een Uwer deskundigen naar hier te zenden.’ 

De loodgieter schreef op zijn beurt een keurig epistel terug: ‘Mocht U een dezer dagen een bakfiets met onze reclame aantreffen dan kunt U ervan verzekerd zijn dat het onze mensen zijn.’ 

De anekdote is te lezen in een boek dat historicus Robert Stiphout schreef over de eerste grote missie waarbij Nederland na de Tweede Wereldoorlog betrokken was. 

Met dergelijke soldatenhumor probeerden de Nederlanders op het slagveld in Korea er de moed in te houden, want de oorlog was in één woord verschrikkelijk. 

Er kwamen bijna drie miljoen burgers en militairen om het leven, onder wie meer dan 120 leden van het Nederlands Detachement Verenigde Naties. 

Je kunt je afvragen wat Nederland bewoog om vlak na de oorlog zo ver van huis een grote bijdrage te leveren.  

Het korte antwoord is: welbegrepen eigenbelang.  

De regering van premier Willem Drees wilde de Nederlandse bijdrage aanvankelijk beperken tot een torpedobootjager, maar dat viel aan de overkant van de oceaan totaal verkeerd.  

Op de Amerikaanse zender CBS klonk verbitterd: ‘One nation let us down, Holland.’ 

Het kabinet-Drees moest toen wel meebuigen: Nederland had de Amerikanen niet alleen financieel keihard nodig, maar ook op veiligheidsgebied – wat als het Rode Leger Europa zou binnenvallen? 

Het eind van het liedje was daarom dat ons land niet slechts een torpedobootjager naar Korea stuurde, maar in totaal 4700 militairen. 

Het kabinet-Drees maakte rond deze eerste grote Nederlandse missie een typerende belangenafweging. 

En bij alle missies die volgden ging het in de basis steeds om dezelfde vragen.  

Wat betekent onze bijdrage? Dient het onze belangen? Waar dienen we die het meest? En hoe wegen we in relatie tot dit alles het gevaar waar we onze militairen en civiel experts aan bloot stellen? 

Gemakkelijk is het nooit: de context van missies en operaties is complex en weerbarstig en je hebt als land maar beperkte invloed op de resultaten van je inzet. 

Als relatief klein land is onze potentiële inzet bovendien begrensd – we kunnen niet overal actief zijn en dat vraagt om scherpe keuzes. 

Die hebben we als kabinet voor de komende jaren ook moeten maken en ik neem jullie graag mee in de afwegingen daarbij, zoals ook geschetst in een brief die we afgelopen vrijdag aan de Tweede Kamer stuurden. 

Een fundamentele constatering bij onze besluitvorming is dat we op dit moment veel werk te doen hebben dicht bij huis. 

Er woedt al ruim drie jaar een verwoestende oorlog op ons continent, waarbij we op allerlei manieren betrokken zijn en die een directe bedreiging vormt voor onze veiligheid en welvaart. 

Om een beeld uit de anekdote te gebruiken: het is nu niet het dak in Chechon dat aan alle kanten lekt, maar ons eigen dak. 

En we kunnen daarbij niet langer zonder meer rekenen op Amerika als loodgieter-op-afroep. 

We zullen zelf onze gereedschapskist op orde moeten brengen – ofwel moeten werken aan een sterker en zelfredzamer Europa.  

Concreet betekent dit forse investeringen in onze defensie en daarmee in de NAVO. 

Het is van groot belang om onze collectieve verdediging als NAVO-landen op orde te brengen, onze afschrikking te versterken en ruimte te houden voor ruimhartige steun aan Oekraïne. 

We hebben niet meer de luxe van ‘wars of choice’, maar moeten onze weerbaarheid versterken om ‘wars of necessity’ te voorkomen.  

Daarmee is de focus van ons beleid aangegeven. 

Deze duidelijke prioritering heeft consequenties voor onze inzet verder weg. 

Voorop: we zullen actief blijven in missies en operaties verder van huis. 

Want de uitdagingen en bedreigingen voor Nederland houden uiteraard niet op bij de grenzen van Europa. 

Aanvallen op internationale scheepvaart, zoals in de Rode Zee, raken bijvoorbeeld direct onze economie. 

Instabiliteit en oorlogen in landen ver weg kunnen leiden tot irreguliere migratie naar Europa en een toename van internationale georganiseerde criminaliteit. 

De wereldwijde verschuivingen in machtsverhoudingen raken ons al evenzeer en het is zeker voor een handelsland als Nederland cruciaal daarop in te spelen. 

Naast diplomatie zijn missies en operaties belangrijke instrumenten om de internationale rechtsorde hoog te houden en naar stabiliteit te blijven zoeken. 

Niet voor niets behoort deelname eraan tot de tweede hoofdtaak van de Nederlandse krijgsmacht. 

Maar de focus op de lekkage boven ons hoofd maakt wel dat we kritischer zullen zijn op onze inzet verder weg. 

Dit betekent onder meer dat we langlopende stabilisatiemissies ver weg, zoals in Irak, zullen afbouwen.  

Het betekent ook dat we bij afwegingen over onze inzet steeds zullen zoeken naar een duidelijke koppeling met het Nederlandse belang. 

Denk aan de bescherming van economische belangen, het tegengaan van irreguliere migratie en grensoverschrijdende criminaliteit en het belang van sterke bondgenootschappen. 

We zullen daarbij in principe kiezen voor een kleinschalige en realistische inzet, geflankeerd door diplomatie. 

In deze keuze worden we bevestigd door de verschillende onafhankelijke evaluaties van lange stabilisatiemissies die recent zijn uitgebracht.  

Die plaatsten stuk voor stuk belangrijke vraagtekens bij de effectiviteit ervan: landen en politieke systemen zijn nu eenmaal niet zo maakbaar als we soms zouden willen. 

We moeten goed weten wat we ergens wel en niet kunnen bereiken en daarnaar handelen, ook als dit betekent dat we ergens niet meedoen.  

Er speelt teveel dichtbij om ver van huis kracht en energie te verspillen. 

En dan nu boter bij de vis – waar willen we tenminste actief zijn? 

We blijven dus Oekraïne volop steunen en zullen ons inzetten voor stabiliteit in de Westelijke Balkan. 

En verder van huis zullen we in meer of mindere mate actief blijven in regio's als de Indo-Pacific, het Rode Zeegebied en West-Afrika.  

We blijven betrokken bij de strijd tegen IS-elementen in Irak en Syrië en willen bijdragen aan regionale stabiliteit in Israël en de Palestijnse Gebieden. 

Onze inzet in al deze regio’s is aantoonbaar in ons belang en onze bondgenoten verwachten er ook iets van ons. 

De geografische spreiding is even breed als de belangen die we wereld hebben, maar –zoals gezegd- onze bijdrage zal vaak kleinschaliger zijn dan tot nu toe. 

Veel van onze bijdragen zullen we in EU- en NAVO-verband blijven doen, verbanden die de hoekstenen vormen van onze veiligheidsarchitectuur. 

We hebben onze partners nodig: we kunnen de lekkages in ons veiligheidsdak niet alleen dichten – ze zijn niet alleen grensoverschrijdend, maar ook te serieus. 

Vanuit dat besef is het een uitstekende investering én een eer de NAVO-top in juni te mogen organiseren: het is goed voor onze positie in het bondgenootschap en een belangrijk visitekaartje voor Nederland. 

Samen met onze bondgenoten kunnen we met zelfvertrouwen aan onze weerbaarheid en veiligheid werken en een waardevolle bijdrage leveren in de wereld – dichtbij én ver weg, met het Nederlandse belang voor ogen. 

En dat doen we met de onmisbare inzet van onze uiterst professionele militairen, politiefunctionarissen en civiel experts. 

Zij zijn onze beste loodgieters en hebben alles in huis om lekkages effectief aan te pakken. 

Dank u wel.