Toespraak minister Van Weel bij de herdenking Kristallnacht
Speech van minister van Weel bij de herdenking Kristallnacht in de Portugese synagoge op 7 november 2024 te Amsterdam.
Excellenties, geachte aanwezigen,
Ik sta hier met grote bescheidenheid. Bescheidenheid ten opzichte van alle mensen die in hun leven te maken hebben gehad en nog steeds te maken hebben met antisemitisme. En die zich dan toch weer oprichtten.
Ik vind het een eer om hier namens het kabinet bij u allen te zijn en hier te mogen spreken.
Hier in deze prachtige zeventiende-eeuwse Portugese synagoge in onze hoofdstad. Waar zoveel voetstappen zijn gezet, zoveel handen zijn geschud, zoveel verdrietige, maar ook bemoedigende blikken zijn gewisseld.
Een plek waar de geschiedenis, de architectuur en de mensen met elkaar vervlochten zijn geraakt. Een plek waar de brandende kaarsen de duisternis verdrijven. Een plek waar je kunt rouwen en ook weer hoop kunt krijgen.
We herdenken vanavond de vreselijke gebeurtenissen tijdens Kristallnacht.
We herdenken de slachtoffers van toen.
We herdenken de angst van toen en ook de schaamte. De schaamte van de goedwillende en goedbedoelende mensen. Want die waren er.
Oók in Duitsland. Veel mensen vonden het verschrikkelijk wat er gebeurde. Maar toch bleven velen aan de kant staan.
Kristallnacht was het zoveelste dieptepunt in een lange geschiedenis van gewelddadig antisemitisme in dit deel van de wereld. Het zou in de jaren erna alleen nog maar erger worden.
En ook nu, 86 jaar later, hebben we te maken met toenemend antisemitisme. Houdt het nooit op? Die vraag hangt hier en in vele huiskamers in de lucht.
Houdt het dan nooit op?
De politie registreerde vorig jaar 880 gevallen van antisemitisme tegen 549 in 2022. Ook bij het openbaar ministerie, bij de gemeentelijke meldpunten en bij het CIDI zie je zorgwekkende stijgingen van antisemitisme. En niet iedereen doet een melding.
Vorige maand was ik op bezoek bij de liberaal Joodse Gemeente Den Haag. De verhalen van jong en oud die ik hoorde over bedreigingen, beledigingen en haat, raakten me.
Alle signalen staan overal op rood.
Er wordt wel gezegd dat Joden de kanarie in de kolenmijn zijn. Bij spanningen in de maatschappij, richt veel ongenoegen zich op hen. Dat zagen we eerder tijdens de financiële crisis gebeuren. En tijdens corona. We zien het nu weer. Achterliggend is er de kritiek op de regering van Israël. Natuurlijk is er ruimte om die te uiten. Maar antisemitisme is iets heel anders.
Kritiek op Israël kan, maar het mag nooit een excuus zijn om je buren, om je stadsgenoten, je landgenoten het leven zuur te maken.
Ik vind het onvoorstelbaar pijnlijk dat mensen in Nederland in 2024 niet gewoon met een keppeltje over straat kunnen. Dat ze zich eerst moeten afvragen of dat wel verstandig is. Dat mensen een kettinkje met een davidsster onder hun trui stoppen en hun mezoeza voorlopig maar van de deurpost halen.
Na de Tweede Wereldoorlog hoopten velen dat antisemitisme eindig zou blijken. Dat we het in de westerse wereld beter gingen doen, dat we iets hadden geleerd van de misdadigheid van de Shoah. Je zou willen dat Kristallnacht inmiddels ver achter ons zou liggen. Dat je het kon beschouwen als een zeer zwarte bladzijde, maar wel één die we hadden omgeslagen.
De werkelijkheid is anders.
Het is een afschrikwekkende gedachte dat we misschien wel helemaal niks hebben geleerd. Wat als de geschiedenis zich herhaalt? Ik hoor mensen dat zeggen. Joden en niet-Joden.
Er zijn veel goedwillende mensen – en dat zijn de meesten – die zich grote zorgen maken. Omdat ze antisemitisme, de beledigingen, de haat en het venijn verafschuwen. Maar ook in deze tijd klinkt hun geluid te zacht.
Laat duidelijk zijn dat dit kabinet er alles aan zal doen om antisemitisme en de verwerpelijke uitingen daarvan, geen ruimte te geven in onze vrije samenleving. Het kabinet komt nog deze maand met een strategie voor de komende jaren om antisemitisme aan te pakken.
Onze democratische rechtsstaat steunt op respect en goede wil.
In het hart van de rechtsstaat vinden we mensen die in stilte hun hart laten spreken. Die in de blik van de ander herkenning lezen. Mensen die de focus leggen op wat ons bindt en niet wat ons scheidt. Ik wil al die mensen uitnodigen om zich duidelijk uit te spreken en een vuist te maken tegen antisemitisme. Want dát moet de grondtoon zijn.
Dat is volgens mij het enige antwoord op de vraag of het dan nooit ophoudt. Het houdt op als we met zoveel mogelijk mensen voorrang geven aan medemenselijkheid. Als we onze hand uitsteken naar de ander en hardop zeggen: ik zie je en ik respecteer je, zelfs al denken we niet precies hetzelfde.
Waar mensen dat doen, heeft antisemitisme geen kans.
Ik ontleen daarbij inspiratie aan vertellingen over menselijke moed.
Zoals dit verhaal dat ik hoorde, over Heinz Vijgenboom. Er zijn hier vanavond mensen die hem gekend hebben.
Vijgenboom werd geboren in Wenen en zijn moedertaal was dus Duits. Voor de oorlog gevlucht naar Amsterdam, kwam hij via Westerbork in Auschwitz terecht. In het kamp spraken hij en zijn vrienden af nooit meer Duits te spreken.
Kort na zijn bevrijding kwam Vijgenboom in een bibliotheek oog in oog te staan met de boeken van Thomas Mann. Dat was zijn favoriete schrijver uit zijn jeugd. Op dat moment wist hij, dat hij weer Duits wilde spreken. Omdat het, zoals hij zei ‘niet alleen de taal was van Hitler. Het was óók de taal van Thomas Mann.’
Ik voel bij dit verhaal grote bewondering.
Dat iemand die zoveel verschrikkelijks heeft meegemaakt, zijn hart nog zo kan openen. Voor schoonheid. Voor ideeën. Voor anderen.
Dát is een triomf van menselijkheid.
Ik wil hier vanavond afsluiten met een citaat van de Britse rabbijn en schrijver Jonathan Sacks. In zijn boek ‘Een gebroken wereld heel maken’ schrijft hij: ‘Iedere goede daad, elk helend gebaar ontsteekt een kaars van hoop in een donkere wereld.’
Laten de vele kaarsen die hier vanavond branden een symbool zijn van die hoop. De hoop dat we het tij kunnen keren en dat we met zoveel mogelijk goedwillende mensen antisemitisme een halt kunnen toeroepen.