Inleidende tekst Staatssecretaris Rummenie tijdens Begrotingsbehandeling Ministerie LVVN

Inleidende spreektekst voor begrotingsbehandeling Tweede Kamer door staatssecretaris Jean Rummenie op donderdag 17 oktober in de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Het gesproken woord geldt.

Dank u wel, voorzitter.

Deze begroting gaat om een kapitaal … Dan bedoel ik nu niet de vele miljoenen euro’s waar we over praten. Dan bedoel ik het Nederlandse kapitaal aan knappe koppen en aanpakkers: onze boeren, onze tuinders, onze vissers. Het gaat mij om hen.

Want dankzij hun kennis en kunde vinden u, ik en alle mensen in het land volle schappen in de supermarkt. Dankzij hun inspanningen op het water en op het land. Dag in. Dag uit.

Deze harde werkers zorgen voor gezond voedsel, en voor onze voedselzekerheid. In onzekere tijden zijn zij onze rots in de branding – in wie ik trots geloof.

En dat geloof weet zich gesterkt door hoe ze in het buitenland – echt van Timboektoe tot Tokio – stuk voor stuk denken over onze kennis en kunde, over onze koplopers, over onze opgestroopte mouwen als we oog in oog komen met een uitdaging.

Onze veerkracht en innoveerkracht.

Naast onze mensen hebben we in Nederland nog een kapitaal in huis. Dan bedoel ik: de natuur. Ons Nederlandse cultuur-natuur-landschap.

En ik zeg met klem: ‘naast onze mensen hebben we onze natuur’. Want natuur en voedselproductie zie ik als naasten – niet als verre buren, maar als nauw en onlosmakelijk verbonden. Als twee zijden van één en dezelfde munt. Zonder de één geen ander.

Grif geef ik als eerste toe: als je het hebt over natuur en voedselproductie, dan moet je continu zoeken naar evenwicht. Zoeken naar de yin en yang van belangen. Balans voor de twee zijden van die ene munt.

Dat zoeken naar evenwicht is machtig mooi om te doen. Maar ook machtig moeilijk – of het nou gaat om evenwicht tussen natuur en voedsel van het land, of evenwicht tussen natuur en voedsel van zee, of om andere complexe kwesties zoals een viervoeter die in 2015 weer eens op visite kwam en dacht: goh, ik wil hier wel blijven …

Nadat ik decennialang ons land en onze landbouw als ambtenaar heb mogen vertegenwoordigen in het buitenland, mag ik nu als staatssecretaris samen met de minister mijn brein breken op beleid.

Beleid voor evenwicht. Voedselbeleid in balans met de natuur. Gebaseerd op wetenschap. Samen met onze kennisinstellingen en onze natuurbeheerders. En met ‘natuurbeheerders’ bedoel ik ook onze voedselverbouwers – met hun enorm brede kennis van ons Nederlandse cultuur-natuur-landschap: een landschap dat zij in de loop der eeuwen zelf hebben gecreëerd.

Voedsel én natuur: onze boeren, tuinders en vissers zorgen ervoor. Laten wij dus voor zorgen voor hen. Zorgen dat onze boeren, tuinders en vissers omgekeerd ook op óns kunnen rekenen.

Dat rekenen op begint op: de tekentafel. Met nieuwe plannen, met het huishoudboekje in de hand. Financiële keuzes maken, de begroting op orde hebben. En dan onder de streep zeggen: hier willen wij voor gaan. In balans.

Daarom presenteer ik met trots – én vol hoop op een mooie toekomst voor ons Nederland – deze begroting aan de leden van dit huis.

Dank u wel, voorzitter.