Toespraak van staatssecretaris Karremans tijdens de herdenking van Slag om Arnhem

Staatssecretaris Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) hield op vrijdag 20 september een toespraak bij de 80-jarige herdenking van de Slag om Arnhem. 

Het gesproken woord geldt.

Geachte veteranen, nabestaanden, Excellenties, 
Beste mensen,

17 september 1944 had kunnen beginnen als een dag als alle andere. 
Het was typisch septemberweer. 
Niet warm, niet koud. 
Met in de ochtend de geur van herfst in de lucht. 
We weten nu allemaal, dat die 17e van september allesbehalve een normale dag was.
De geallieerden waren na een aarzelende start ineens in rap tempo vanuit Normandië doorgestoten naar Nederland. 
Ze waren al in het zuiden, maar ook de rest van Nederland rook de vrijheid al. 
Er was zélfs al feest gevierd – krap twee weken eerder – op Dolle Dinsdag.
Dagen van hoop.
Maar die hoop had een keerzijde.  
In Westerbork werd in allerijl nog een trein volgeladen met mensen. 
Bestemming: het Oosten. 
Met aan boord de familie Frank. 
De zusjes Brillenslijper. 
En zoveel anderen. 
In kamp Vught gebeurde hetzelfde. 
Honderden verzetsleden werden vermoord of afgevoerd naar zogenaamde Nacht-und-Nebelkampen. 
Verdwenen in het niets leken ze. 
Bijna niemand van hen kwam terug. 

Hier in Gelderland keek men reikhalzend naar het zuiden.
En op 17 september was het dan zover. 
De Britse Geoff Roberts was die ochtend in een horsa glider gestapt. 
Zwaar beladen, gevechtsuitrusting aan, vertrokken hij en zijn kompanen naar Nederland, om daar in vijandelijk gebied te landen. 

Geoff, een jonge vent van 19 jaar – al die manschappen waren piepjong - wist niet wat hij voelde. 
Hij wist niet of hij bang of opgewonden moest zijn. 
Hij wist alleen dat er snel een einde aan deze oorlog moest komen. 
Want hij had gezien hoe Duitse bommen zijn geboortestad Londen aan stukken hadden gereten. 
Hoe onschuldige mensen, elk iemands dochter, elk iemands zoon, het leven lieten in een oorlog die niet de hunne was. 
Zijn blik daarvan afwenden was simpelweg onmogelijk. 

En dat gold voor al die jonge geallieerden die hun leven in de waagschaal legden voor onze vrijheid. Voor onze democratie. 
Voor onze rechtstaat. 
Dus daar ging Geoff. In de lucht het kanaal over.
De zon scheen toen hij die middag van 17 september 1944 samen met tweeduizend Britse en Amerikaanse vliegtuigen Nederland binnenvloog.
Afweergeschut raakte de militair in de stoel achter hem. 
En dat was nog maar het begin. 

Geoff werd samen met 20 duizend militairen achter de vijandelijke linies gebracht.  
Al snel waren de problemen niet te overzien; afstanden bleken te groot, aanvalsroutes geblokkeerd en bevoorrading landde bij de vijand.
Volledig omringd door de Duitsers waren ze. 
Ze vochten als leeuwen. 
Na ruim een week strijd, moesten de geallieerden de aftocht blazen. 
De munitie was op. 
Duizenden jonge militairen omgekomen.

Wat was het verdriet groot dat het anders uitpakte dan gehoopt. 
Voor de mensen natuurlijk, die hier aan de frontlinie woonden en die hun huis en haard verwoest hadden zien worden. 
Die met de rest van Nederland nog een afgrijselijke winter door moesten.
Voor al die jonge mensen aan het front. 
Jonge mensen die hun vrienden zagen sterven en wisten: dat had ik kunnen zijn. 
Voor Amerikaanse eenheden die na Operation Market Garden doorgingen naar de Ardennen, waar ze in te dunne uniformen, met te weinig munitie, in de bittere kou streden om – uiteindelijk met succes - de Duitsers terug te dringen. 

Een groot verdriet voor mensen als Geoff ook, die als krijgsgevangene terecht kwam in Tsjechië, waar hij te werk gesteld werd in de mijnen. 
En dan heb ik het nog niet eens over al die burgerslachtoffers. 
Over de ruim drieduizend mensen uit het verzet die in die week vermoord werden, omdat de bezetter uit wraak de jacht op hen intensiveerde.
***

Wat ons hier past is dankbaarheid.
Dankbaarheid voor de moed van de mensen die hun leven waagden voor Operation market garden. En voor alle mensen die verzet pleegden, groot of klein. Die niet enkel konden toekijken.
Dankbaarheid voor al die mensen die toen hun schouders onder de verwoeste stad zetten, en hem van de grond af aan weer hebben opgebouwd. De burgemeester vertelde net al dat deze kerk daar een prachtig voorbeeld van is. 
En dankbaarheid voor al die jonge militairen, die niet opgaven, en zorgden dat we het jaar erop wel werden bevrijd.

Vrijheid wordt betaald met moed, dat toonden ze ons. 
De samenwerking tussen al die jonge mensen – elk met hun eigen afkomst, elk met hun eigen cultuur – was een lakmoesproef voor al die internationale samenwerkingen die we na de oorlog zijn aangegaan. 
De NAVO, de Europese Unie, de VN Veiligheidsraad, allemaal kennen ze hun oorsprong in de Tweede Wereldoorlog. 
En allemaal gaan ze uit van de gedachte dat we samen sterker staan dan alleen. 
Het is niet voor niets dat we hier met zoveel vertegenwoordigers van zoveel geallieerde landen aanwezig zijn. 
En nu met de oorlog in Oekraine die al twee jaar gaande is, toont ons de internationale samenwerking opnieuw zijn nut. 
Op 3 uur vliegen hiervandaan, zitten mensen zoals u en ik in een oorlog die langer duurt dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden.

Het is aan ons om achter ze te blijven staan. 
Om onze aandacht niet te laten verslappen. En niet van hun ellende weg te kijken. 
Zoals al die mensen die hier voor ons het leven lieten, besloten hadden niet onverschillig te zijn. 
Zij stonden toen achter ons.
Dankzij hen leven wij, nu 80 jaar later, nog steeds in vrijheid.
Laten we hen eren door nu ook naar voren te blijven stappen voor de vrede en veiligheid van anderen. 

Zoals Geoff dat doet, door zijn verhaal te laten vertellen. 
In dit weekend is hij hier met zijn familie als een van de weinige nog levende veteranen die erbij was op 17 september 1944. 
Geoff laat zien: al ben je 99 jaar, iedereen kan, iedereen moet zich blijven inzetten voor onze vrijheid.
Door de verhalen van Geoff en alle anderen die erbij waren 80 jaar geleden, niet te vergeten. 
Door ons uit te spreken tegen elke vorm van haat.
En bovenal: door niet onverschillig te zijn.
Dank u wel.