Toespraak van minister Van Leeuwen bij de Universiteit Leiden
Toespraak van minister Van Leeuwen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), bij de rechtenfacultei op de Universiteit Leiden, op 8 April 2024.
Zonder de wil om macht te gebruiken, zal vrede altijd tijdelijk zijn
Goedemiddag allemaal,
Het voelt geweldig om hier in Leiden te zijn, aan de rechtenfaculteit waar ik (voor mijn gevoel nog helemaal niet zo lang geleden) zelf ook studeerde... Dat was voor mij een invloedrijke tijd. Niet alleen vanwege het fantastische onderwijs hier in Leiden, maar ook omdat dit de periode was waarin mijn wereldbeeld zich vormde. Zoals Napoleon ooit zei: als je iemand wil begrijpen, dan moet je kijken hoe de wereld eruit zag toen hij 20 was.
Ik werd 20 in 1991. Een jaar waarin wereldgeschiedenis werd gemaakt. Het was het jaar van operatie Desert Storm, de geallieerde aanval om de Iraakse dictator Saddam Hoessein uit Koeweit te verjagen. In mijn studentenhuis zaten we elke dag aan de TV gekluisterd. We keken hoe de CNN-correspondent vanaf het dak van een hotel in Bagdad verslag deed van de oorlog. Achter hem kon je de lichtspoormunitie van de Iraakse luchtafweer omhoog zien schieten, en waren explosies duidelijk hoorbaar.
1991 was natuurlijk ook het laatste jaar van de Sovjetunie. Het laatste jaar dat Rusland, tot verdriet van haar huidige machthebber, nog een supermacht was. De Berlijnse Muur was gevallen en het communistische wereldrijk liep op z’n laatste benen. Oekraïne gaf het laatste zetje, door zich op 24 augustus onafhankelijk te verklaren. Daarna viel het ooit zo gevreesde Sovjetrijk onherroepelijk uit elkaar.
Het voelde als een tijd waarin het onmogelijke mogelijk was geworden. Een lange periode van vrede en voorspoed naar Westers model leek zich aan te kondigen. Een tijd waarin de liberale democratie, gestut door een vrije markteconomie, zich overal op de wereld zou vestigen. Inmiddels weten we dat het anders zou lopen. Machiavelli zei daar ooit iets moois over: ‘Het is een veelvoorkomende fout van de mens: bij goed weer geen rekening houden met storm.’
En vandaag, ruim 30 jaar later, blijkt opnieuw het historische gelijk van Machiavelli. Die spreekwoordelijke storm heeft ons inmiddels bereikt. Eind februari maakte president Zelensky voor het eerst bekend hoeveel Oekraïense soldaten zijn gesneuveld in de strijd tegen Rusland. 31.000 mannen en vrouwen. Een afschuwelijk hoog aantal. Schattingen van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk gaan overigens uit van minstens het dubbele. Het aantal gedode en gewonde Russen is nog veel hoger. We denken rond de 350.000. Gigantische aantallen.
Deze aantallen houden ons een spiegel voor. Ze doen ons eerder denken aan operatie Barbarossa dan aan blauwhelmen. Eerder aan de loopgraven van Verdun dan aan vredesmissies. De vredige wereld waarin wij Europeanen lang dachten te leven bleek een fata morgana. Erger nog: het was een fata morgana die ons blind heeft gemaakt voor de werkelijkheid. Laat me uitleggen wat ik hiermee bedoel.
Op dit moment ben ik minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Invalminister, zoals u misschien in de media heeft gelezen. Maar daarvoor heb ik natuurlijk al een tijd meegedraaid in het diplomatieke en veiligheidscircuit. Zo was ik in mijn vorige functie nationale veiligheidsadviseur van de minister-president. Dus met die bril op wil ik kijken wat we geopolitiek hebben gezien de afgelopen decennia.
Toen ik hier in 1991 in de collegebanken zat, gaven de EU-landen samen ruim 2% van hun bruto nationaal product uit aan defensie. Bijna ieder daaropvolgend jaar is dat percentage gedaald. In 2014 werd een tragisch dieptepunt van 1,3% bereikt. Dat was het jaar waarin door Rusland gesteunde separatisten vlucht MH17 neerschoten boven Oost-Oekraïne. Met een verschrikkelijke explosie werd het voor veel Nederlanders duidelijk dat geopolitiek soms dodelijke gevolgen kan hebben; ook voor ons.
Dit was het jaar dat we ons als Europa hadden moeten realiseren dat de buitenwereld ons bedreigde – en dat we deze uitdaging met kracht dienden te beantwoorden. Maar dat deden we niet. In plaats daarvan lieten we geopolitieke uitdagers – Rusland op de eerste plaats – teveel onweersproken. Toen Poetin de Krim innam, antwoordden wij met sancties en onderhandelingen. Toen Rusland het daaropvolgende jaar de Syrische dictator Bashar al-Assad begon te steunen, en hem daarmee in staat stelde zijn bloedige burgeroorlog voort te zetten, lieten wij dat grotendeels begaan. We stonden erbij, en keken ernaar.
Toen de Taliban Afghanistan opnieuw innamen lieten wij als het Westen 20 jaar van vooruitgang op het gebied van vrouwenrechten en vrijheid verdwijnen onder een donkere wolk van fundamentalisme.
Ik zou hier een complete opsomming kunnen maken, maar ik denk dat het beeld helder is. Keer op keer hebben wij ons als Europa machtspolitiek laten overkomen. We zagen harde vuisten tegenover ons, en hieven een klein handje op. We dachten dat als we zelf de taal van de vrede bleven spreken, dat anderen ons wel zouden volgen. Maar onze uitdagers bleven hardnekkig de taal van de macht spreken.
Poetin kijkt naar ons hier in Europa, en ruikt en voelt zwakte. Een continent dat vooral met zichzelf bezig is. ‘Geobsedeerd met woke navelstaarderij, regenboogvlaggen en diversiteit in kunstsubsidies. Een continent dat te lang aan zijn olie-en gas infuus had gehangen om een vuist te kunnen maken.’
Voor de duidelijkheid: dit zijn niet mijn eigen opvattingen, maar waarschijnlijk wel het beeld dat in het Kremlin heerst. Hierdoor verwachtte Poetin geen tegenstand toen hij ruim 2 jaar geleden Oekraïne binnenviel. Hij verwachtte misschien sancties, maar that’s it. Maar hij had het gelukkig compleet mis. Voor het eerst in lange tijd durfde Europa – samen met de NAVO-bondgenoten – macht met macht te beantwoorden. We hebben grootschalige steun geleverd aan Oekraïne: financieel, humanitair, en bovenal: militair. Als ik terugdenk aan die dagen dat dit gebeurde: voor ons gingen alle alarmbellen af, dit was voor ons het moment op door te pakken. Zonder die steun is de strijd voor Oekraïne niet vol te houden.
Laat me daarover heel duidelijk zijn: die steun is dus cruciaal. Als Oekraïne valt, staat Poetin aan de grenzen van de Europese Unie en de NAVO – en hij zal niet ophouden met uitdagen. En anderen kijken mee hoe wij reageren. Dat is de context waarbinnen we nu opereren, en dat is waarom ik hier een pleidooi houd voor een veel steviger optreden van Nederland en Europa in de wereld. Want laat er geen misverstand over bestaan: onze geopolitieke uitdagers kijken naar iedere zet die wij doen. Rusland, maar ook China en de grotere spelers in het Midden Oosten.
In die context moeten we dan ook moeilijke buitenlandpolitieke discussies zien, zoals het leveren van F-35-onderdelen aan Israël, of het inzetten van militaire middelen tegen de Houthi’s in Jemen. Dit gaat over onze bereidheid om bondgenoten te steunen, om kracht te laten zien waar onze belangen bedreigd worden, en om de prijs van veiligheid te betalen.
Neem de levering van F-35-onderdelen. Heel veel in het nieuws geweest. Jullie weten wellicht dat de rechter Nederland verboden heeft deze nog te leveren aan Israël. Laat mij vooropstellen dat dit een bijzonder moeilijke situatie is. Als Nederland staan we er op dat alle strijdende partijen zich houden aan het oorlogsrecht, en dat er massief meer humanitaire steun komt voor de bevolking van Gaza. Want de situatie voor de burgers in Gaza is ronduit verschrikkelijk. We moeten er alles aan doen om te zorgend dat er meer water, voedsel en medicijnen binnenkomen. En tegelijkertijd moeten de Israëlische gijzelaars vrij, en bevindt Israël zich alleen in een vijandige regio. Maar los van Israël is de F-35 een echte testcase voor hoe wij met onze bondgenoten omgaan.
Want onze vliegbasis Woensdrecht vervult een spilfunctie binnen het onderhoud van de F-35. Amerikaanse onderdelen komen binnen, en vanuit daar zorgen we ervoor dat onze partners de spullen krijgen wanneer ze die nodig hebben. Dit hebben we zo afgesproken met onze bondgenoten. Zij rekenen op ons. Het is dus ronduit problematisch als deze afspraak op losse schroeven komt. Dat is namelijk precies waar landen als Iran of Rusland op hopen.
Natuurlijk, het kabinet volgt de uitspraak van de rechter tot op de letter, want Nederland is een rechtstaat. Maar we zijn het er niet mee eens. En daarom gaat de staat in cassatie. Een eerdere rechter erkende dat de Staat hier veel beoordelingsruimte heeft, terwijl het Hof zichzelf in hoger beroep een vergaande bevoegdheid toekende. Van de Hoge Raad willen we nu weten of dit inderdaad aan de politiek is of niet. Deze discussie is namelijk breder dan de levering van onderdelen alleen. Het gaat hier om buitenlands beleid, en om bondgenootschappelijke verplichtingen. Het gaat om de vraag of Nederland straks nog kan deelnemen aan andere internationale veiligheidsprogramma’s. Programma’s die we als Nederland keihard nodig hebben, omdat het ondenkbaar is dat we die in ons eentje kunnen realiseren.
Dit zijn bij uitstek politieke afwegingen. Daarom is het aan het kabinet om die keuzes te maken. Want in tijden van oorlog en geopolitieke hoogspanning moet je kunnen rekenen op je bondgenoten. En als wij zelf twijfel zaaien over onze betrouwbaarheid, gaat dat ten koste van onze eigen veiligheid.
Laten we ons dus niet verliezen in juridische discussies, en vooral het brede beeld scherp voor ogen houden. Nederland is een relatief klein land met een ijzersterke, open economie. Als handelsland zijn we sterk verbonden met het buitenland. Meer dan een derde van ons inkomen verdienen we met buitenlandse handel. Veiligheid en stabiliteit besmeren onze boterham. Maar zonder samenwerking met onze bondgenoten zijn wij nergens.
Je hoeft maar te kijken wat er nu in de Rode Zee gebeurt. De aanvallen van radicale Houthi’s op schepen in de Rode Zee kosten levens - en bedreigen direct onze vitale economische belangen. Een derde van de wereldwijde containervaart gaat door het Suezkanaal – een route die door de Houthi’s gesloten dreigt te worden. Nederland is de 5e maritieme macht ter wereld. En 17% van het wereldwijde internetverkeer loopt via kabels op de bodem van de Rode Zee. Ook die hebben de Houthi’s in het vizier.
Maar het is onvoorstelbaar dat Nederland die in zijn eentje kan beschermen. We zijn aangewezen op onze partners om onze containerschepen veilig, en de routes open te houden. In dit geval op de Britten, en bovenal natuurlijk de Amerikanen, die zonder aarzelingen het initiatief hebben genomen om op te treden. Hun schepen en vliegtuigen bestrijden al maandenlang de raketten en drones van de Houthi’s.
Dit laat ons opnieuw de waarde van trans-Atlantische samenwerking zien. Iets wat ik als doorgewinterd Atlanticus ook graag onderstreep. Want zo geeft het Westen een signaal af: wij zullen onze belangen verdedigen. Het effect op toeschouwers als Rusland, China en Iran mogen we niet onderschatten. Het omgekeerde is ook waar: als we hier niet durven handelen, is dat een uitnodiging aan die landen om ons verder te testen. Dit zijn lastige situaties, waarin iedere keuze moeilijk is en hoge kosten kent. En precies dat is de essentie van internationale politiek.
Een biograaf van Henry Kissinger noemde dit ooit ‘de onvermijdelijkheid van tragedie’. De wereld is inherent gevaarlijk en tragisch, en het maken van vuile handen is daarom ook onvermijdelijk. Heel lang hebben we in Europa gedacht dit te kunnen voorkomen.
We zullen moeten wennen aan de prijs van veiligheid, ook als die wordt gemeten in burgerslachtoffers of body bags. Dat risico moeten we durven nemen, de tijd van wachten op handelen van de VS en liefst daarna vanuit de luie zitbank kritiek geven is voorbij. Want het voorkomen van oorlog vraagt ook iets van onszelf. Iets dat we misschien verleerd zijn. Namelijk dat we bereid moeten zijn een prijs te betalen voor onze vrijheid en onze welvaart. En vol te houden, ook als het tegenzit. En nog crucialer: onze uitdagers moeten geloven dat we dit ook echt menen. Ze moeten overtuigd zijn dat we bereid zijn geweld te gebruiken. Nogmaals, alles er op gericht om de vrede juist te bewaren.
Want een figuur als Poetin rekent er juist op dat wij in het Westen slappe knieën krijgen. Dat we onze interesse verliezen als snelle successen uitblijven. Dat we oorlogsmoe worden. Maar wij hebben geen enkele reden om oorlogsmoe te zijn. Er is geen één Nederlandse of NAVO-soldaat gesneuveld op het Oekraïense slagveld. Het zijn de Oekraïners die reden hebben om oorlogsmoe te zijn. Maar zij weten dat ze niet kunnen stoppen. Dan is het gedaan met hun land. Dus zij gaan door.
Wij hebben eenzelfde hardheid nodig – anders wordt het lastig onze belangen in de wereld te verdedigen. Om met de Duitse kanselier Scholz te spreken: het is tijd voor een mentale Zeitenwende. Daarmee wil ik overigens niet zeggen dat we afstand moeten doen van onze idealen. Juist het tegenovergestelde. De kracht van onze samenleving is dat we geloven in gelijkheid, mensenrechten, vrijheid en liberale democratie. Dat zijn de waarden die we met kracht moeten verdedigen. En daar moeten we veel minder naïef in worden.
En precies daarom pleit ik ook voor meer realpolitik in ons buitenlandbeleid. Want dit is wat mij betreft de kern van Realpolitik. Het lef hebben je idealen te verdedigen met de instrumenten van macht. Om een harde wereld met vastbesloten hand om te vormen naar een betere plek. Dat is wat mij betreft de rol van Nederland, en Europa op het wereldtoneel. Dit betekent overigens niet dat ik blind ben voor het belang van onderwerpen als mensenrechten. Sterker nog: juist omdat ik ze belangrijk vind wil ik ze in de taal van de realpolitik plaatsen. En daar waar kan, moeten we ze onverminderd hoog op de agenda zetten.
Dat is ook waarom ik, als minister voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, juist dit verhaal verkondig. Want alles wat wij in het buitenland doen is zoals altijd met elkaar verbonden. En met name de allerarmsten lijden uiteindelijk het meest onder oorlogen en internationale spanningen. Ons land heeft als geen ander baat bij een open mondiale economie. Hierdoor kunnen wij met slechts 18 miljoen inwoners de 18e economie ter wereld zijn, en de 4e exporteur.We profiteren dus enorm, en dat geeft ons ook een verantwoordelijkheid. We kunnen niet duiken als de rekening op tafel komt.
Aanzitten aan internationale fora zoals de G20 levert veel op voor NL belangen maar kost ook geld. De prijs van onze internationale positie, is het nemen van die verantwoordelijkheid. In de vorm van bijdragen aan voorkomen van wereldwijde honger en ziekten, helpen met opbouw na een natuurramp, of Oekraïne bijstaan met hulp ter voorkoming dat ze als economie in elkaar storten. Daarnaast een actief handelsbeleid, en een stevig buitenlandbeleid gebaseerd op NL belangen. Zo dragen we bij aan een veiligere wereld.
Goed, ik neem al behoorlijk wat van jullie tijd in! Hier in Leiden nadert ook op een maandag ongetwijfeld de borrel. Dus ik zal afronden. En dat zal ik doen waar ik begon – in de collegebanken van 1991. De idealen die ik toen omarmde, daar geloof ik nog steeds in. Maar misschien heb ik wel enig naïef optimisme afgeschud. Gelukkig ben ik daarmee niet cynisch geworden. Althans, dat vind ik zelf. Het is vooral een erkenning dat andere grote spelers in de wereld die ideeën over vrijheid, mensenrechten en democratie niet delen. En dat zij bereid zijn erg ver te gaan om een duisterder wereldbeeld uit te dragen.
Wij moeten dat onderkennen, en een even grote bereidheid laten zien hier tegen op te staan. Om onze grenzen aan te geven, een streep in het zand te trekken en te zeggen: tot hier – en niet verder. Want zonder de bereidheid macht te gebruiken, zal onze vrede altijd tijdelijk zijn.
Dank jullie wel.
En ik kijk uit naar jullie vragen!