Toespraak van minister Helder (VWS) bij de gezamenlijke nieuwjaarsreceptie van KNMG, KNGF, KNMP, KNMT, KNOV en V&VN
Toespraak van minister Helder (VWS) bij de gezamenlijke nieuwjaarsreceptie van KNMG, KNGF, KNMP, KNMT, KNOV en V&VN. Het gesproken woord geldt.
Goedemiddag,
11 januari. Het nieuwe jaar is alweer 11 dagen oud. Een jaar waarin de KNMG het 175-jarig bestaan viert.
Al sinds 1849 maakt u zich sterk voor de kwaliteit van de zorg en dat van het artsenvak in het bijzonder.
Wat mij betreft is de KNMG een vaste waarde in een veld dat in beweging is. Ik begin mijn verhaal dan ook met een welgemeende gelukwens.
Nou was het na de oprichting even wachten op de felbegeerde ‘K’ van Koninklijk. Maar ook die kwam in 1949 en wordt met trots gedragen.
Wie de ‘K’ heeft en wie niet ligt altijd wat gevoelig, maar desondanks hoop ik dat dit een sportief feestje is van u allen. Gefeliciteerd met dit bijzonder jubileum en maak er een mooi feestjaar van.
In de meeste terugblikken wordt 2023 een zeer bewogen jaar genoemd. Nou, dat was het ook. In alle opzichten.
Maar zo was het jaar ervoor ook eerlijk gezegd. Wij zaten als kabinet in 2022 maar net op de stoel toen Rusland Oekraïne binnenviel.
In dezelfde week dat we de coronamaatregelen eindelijk echt konden gaan terugschroeven. En nog voor de WHO het einde van de pandemie afkondigde.
Een grondoorlog in Europa met grote gevolgen, vooral in Oekraïne, maar ook hier voor ons. Zoals de energiecrisis, inflatie en een vluchtelingenstroom. En dat terwijl de 2 jaar daarvoor al zeer bewogen jaren waren met Covid.
Het maakte duidelijk hoe kwetsbaar we zijn geo-politiek, hoe afhankelijk van internationale handel maar ook hoe dit allemaal tot onrust kan leiden in ons eigen land. Misschien ook wel het besef dat dit is hoe de toekomst er uit zou kunnen zien. En dat dan dit de wijze is waarop we erop reageren als wereld, als Europa, als land.
Niet dat we voor het eerst in onrustige tijden leven. Het voordeel van demissionair zijn is dat je op vakantie weer eens toekomt aan geheel ander leesvoer.
Voor mij was dat het boek ‘Europese Lente’ van Christopher Clark. Dat gaat over de onrustige periode midden 19e eeuw en hoe er destijds op veranderingen, crisissen en hongersnood in Europa gereageerd werd. Met mooie parallellen met hoe dat nu gebeurt.
Maar de belangrijkste les was dat daar waar problemen niet worden ontkend maar onderkend, waar mensen gelijkwaardig met elkaar om de tafel komen om dat te bespreken en waar doorgedacht wordt over structurele oplossingen zonder de nood van vandaag te negeren.
U voelt ‘m al. Daar ging het beter, daar waren de problemen minder heftig, daar leidde dat tot minder gedoe en was er letterlijk ruimte voor de goede beweging.
En de goede beweging daar draait het om in de zorg van vandaag. Dus, met permissie, zou ik de ‘K’ willen omdopen van Koninklijk naar ‘kan wel’. Want zoals René al terecht Teun Toebes citeerde: ‘wij’ zijn de verandering.
En 2023 was een bewogen jaar, dat klopt, maar het was ook een jaar met beweging. Dat hebben ‘wij’, met alle organisaties hier in de zaal, laten zien. En natuurlijk ook met alle zorgmedewerkers en patiënten buiten deze zaal. ‘Wij in Den Haag’ hebben die ‘wij’ vertaald in werkvormen zoals het IZA, het WOZO, het GALA en het TAZ. In het volle besef dat we de problemen moeten onderkennen, beetpakken, dat er geen makkelijke oplossingen zijn, maar dat we wel moeten bewegen. Niets doen is geen optie.
Vanuit die werkvormen of akkoorden worden nieuwe beelden concreet. 1 van die beelden is de visie op de brede 1e lijn. De snelle lezer valt het niet op. Maar less is more.
Het weghalen van het woord ‘zorg’ is veelzeggend. Het staat voor het besef dat voorkómen beter is dan genezen, dat niet iedere zorgvraag met zorg beantwoord hoeft te worden en dat meer disciplines kunnen bijdragen aan die brede poort die de eerste lijn is.
Zoals de ervaringsdeskundige die ingezet wordt in de mentale gezondheidscentra. Dan blijkt dat veel ggz-vragen waarmee iemand zich meldt niet het hele verhaal vertellen. Dan blijkt dat deze vragen niet het bovenliggende verhaal blootleggen en dat de oplossing niet een zorgaanbod is, maar een beetje hulp in het sociale domein.
De visie op de 1e lijn is een goede stap voorwaarts maar we zijn er nog lang niet. Pas als we het volle beeld van de toekomst laten binnenkomen én ernaar gaan handelen dan komen we er.
De meeste zorg wordt buiten de ziekenhuizen en andere grote instellingen geleverd. Meer en meer zal dat complexe én ongeplande zorg zijn in de thuissituatie. Dat betekent dat we dat netwerk dat daarvoor nodig is wel moeten organiseren. En dat gaat niet vanzelf.
Ook in de GGZ worden beelden concreet. Voor het eerst gaan we grip krijgen op cruciale zorg, zorg die er moet zijn onafhankelijk van de strategie van een individuele zorgorganisatie. Dat vraagt lef van de zorgaanbieder en zorgverzekeraar die allemaal over hun eigen belang heen moeten stappen. Niet makkelijk maar belangrijk.
In 2030 is een kwart van de Nederlandse bevolking 65+. Daar waar passende zorg lijkt te gaan over minder zorg, zal het op onderdelen ook gaan over méér zorg.
Want als we willen dat ouderen zelfstandig kunnen blijven is het enorm belangrijk dat zij kunnen blijven zien, horen, continent zijn en zich goed kunnen bewegen. Zonder pijn.
Daar kunnen ze zelf veel aan doen maar niet alles en de vraag naar dit type zorg zal toenemen. Hoe gaan we dat doen?
We zijn dus nog niet klaar als we met het IZA zorgen dat het past wat we nu zien, want er zal meer ruimte gemaakt moeten worden om die stapeling te accommoderen.
Hoe organiseren we bijvoorbeeld hoog volume zorg voor de oogheelkunde of KNO? Het vraagt niet alleen om een andere organisatie maar ook om nieuwe effectieve behandelmethodes zodat erger kan worden voorkómen. Dat vraagt om meer preventie, meer innovatie en slimmer organiseren.
Dat vraagt dat als je ouder bent dat je de, wat ik maar noem, APK zelf kan doen. Van ‘Quantified self’ naar ‘Qualified elderly’.
Zodat ouderen zelf in de gaten kunnen houden hoe het met hun lichaam is gesteld en daarna de zorg uit de wind kunnen houden. Veel ouderen hebben angst voor functieverlies. Laten we ze meer het stuur in handen geven om zelf aan de slag te gaan.
Dat ouderen meer zelf moeten doen roept veel weerstand op. Het voelt ook een beetje aan als ‘zoek het uit’ en dat is in de zorg een tegenstrijdig gevoel. Ook voor mij.
Maar juist hierom moeten ouderen meer die dingen zelf doen die ze zelf kunnen. Juist hierom moeten zij zich met hun eigen omgeving beter voorbereiden op het ouder worden. Juist om die zorg die ook voor hun effectief is te kunnen blijven leveren. Zoals een operatie aan oog, oor of bewegingsapparaat.
En juist om voor die mensen die het geluk niet hebben dat ze zelfstandig kunnen leven, juist voor die mensen moeten we er als samenleving altijd zijn. René heeft dat net al heel mooi verwoord.
Het is in mijn ogen onontkoombaar dat de samenleving weer meer zelf de dagelijkse zorg voor de ouderen en kwetsbaren terugpakt. Wat kunnen mensen zelf doen, wat kan hun omgeving doen, wat kunnen de professionals doen? Deze groepen moeten elkaar aanvullen en versterken.
Ook voor de zorgprofessionals zal de nieuwe balans beter werken. Meer taken naar mantelzorgers betekent meer tijd per patiënt voor de professional. Dan is er ook meer tijd voor de taken die echt het verschil maken en dat geeft meer voldoening en plezier in het werk.
De grootste bedreiging van de zelfstandigheid van mensen is natuurlijk dementie.1 op 5 was de doordringende boodschap van de internationale conferentie die we in oktober hier in Den Haag hebben gehouden. 1 op 5 wordt op enig moment in het leven geconfronteerd met serieus verlies van geestelijke vermogens.
Dat is niet alleen voor de persoon in kwestie en diens naaste heel triest en doodeng. Het is voor de Nederlandse samenleving een enorme last. Juist daarom moet ook dat anders.
Tijdens de corona-pandemie werd er door de internationale wetenschappelijke gemeenschap binnen 1 jaar een werkzaam vaccin gevonden. Het kan dus wel. Wat voor mij de vraag oproept: waarom geven we niet zoveel gas op die andere crisis die bij de vergrijzing hoort? De dementie-crisis.
Ik kan niet uitleggen waarom we dat niet doen en dus heb ik besloten dat niet uit te leggen maar er iets aan te doen.
We kopiëren voor de nationale dementiestrategie de aanpak die bij corona leek te werken: we zorgen dat het nationaal en internationaal echt goed op de agenda komt, brengen een grotere diversiteit aan onderzoeksterreinen samen en verhogen de onderzoeksbudgetten.
En last but not least: we zorgen dat we nú in de praktijk al die inzichten die er zijn om de ziekte te voorkómen, af te remmen of symptomen te bestrijden toe passen.
En we zorgen dat we mensen met dementie geen patiënt maken maar een menswaardig bestaan geven. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan want we moeten in de thuissituatie samen met gemeenten en de rest van de samenleving heel andere dingen doen.
Human forever. Want het laatste dat we nodig hebben is meer patiënten. Het laatste dat we willen is dat mensen wel lang in leven zijn, maar niet meer het leven kunnen vieren.
Bij mijn bezoek aan China een paar maanden geleden werd ik getroffen door een bordje dat ik zag hangen. Er stond ‘dementia is not a normal part of ageing’. En zo is het.
We kunnen en mogen er geen genoegen mee nemen dat we de groeiende groep mensen met dementie als afgeschreven beschouwen. Dat kan om te beginnen menselijk gezien al niet, maar we kunnen het ons als samenleving ook domweg niet permitteren.
Dan kom ik terug bij u. Want u zult het moeten doen het komende jaar. En dan ook nog met plezier. Want alles wat we denken dat ouderen zelf kunnen doen, of hun mantelzorgers, dat geldt natuurlijk ook voor u.
Dat zou ik een mooi motto voor 2024 vinden. Als ‘wij’ de verandering zijn, dat zijn ‘wij’ ook aan zet. Thuis zeg ik altijd: er is maar 1 iemand die kan zorgen dat dit een leuke dag wordt en dat ben jijzelf.
Uit veel onderzoeken blijkt dat mensen juist gestimuleerd of gedemotiveerd worden door mensen uit hun omgeving. Ook dat zijn wij met z’n allen.
Dat betekent dat ‘wij’ aan zet zijn om te zorgen dat randvoorwaarden wèl passen in plaats van deze te blokkeren tot de laatste is ingevuld. Dat betekent goed nadenken hoe ‘wij’ ons tot elkaar verhouden. En hier goed bij de les blijven want met ‘wij’ bedoel ik óók u…..
Gaan wij elkaar juridisch benaderen of proberen we er met een gedeeld beeld over de toekomst samen uit te komen?
Dus als we volgend jaar terugblikken op 2024 dan hoop ik dat we kunnen zeggen: het was niet weer een bewogen jaar maar wel een jaar met beweging en de ‘K’ staat bij ons allen voor – zie je wel- het kan wel!
Dank u wel.