Water en bodem sturend, hoe dan? 3e Watermanlezing Minister Mark Harbers Haagse Hogeschool
Minister Harbers (IenW) hield op 1 november 2023 de 3e Watermanlezing in Den Haag.
Beste heer Waterman, professor Groothuijse,
Commissaris van de Koning Jaap Smit, gedeputeerde Jeannette Baljeu,
Dames en heren,
Allereerst dank voor uw uitnodiging om de 3e Watermanlezing te houden! Een grote eer hier vandaag te mogen staan.
In de afgelopen 30 jaar en zeker ook recent heb ik veel van Ronald Waterman geleerd over bouwen met de natuur in onze delta en aan onze kust. Ik zal met veel plezier voortbouwen op de fundamenten van de vorige 2 lezingen en daarmee iets over ons water en onze bodem aan het discours toevoegen.
Als je over Nederland praat, dan heb je het ook over water. We zien het overal om ons heen. En ook vanuit de lucht valt op hoe dun het verschil is tussen land en water in onze delta.
De centrale vraag is: hoe beschermen we ons land, en houden we het water te vriend? En die vraag wordt met het veranderende klimaat en de stijgende zeespiegel alleen maar pregnanter.
‘Bouwen met de Natuur is onverbrekelijk gekoppeld aan een integraal multifunctioneel kust- en deltabeleid om zo een antwoord te geven op de vraag:
Hoe kunnen wij een hele serie bestaande en komende problemen in onderlinge samenhang tot een gewogen oplossing brengen in relatie tot het bestaande achterland enerzijds en de aangrenzende zee anderzijds, onder het creëren van meerwaarde?’
Dit zei Ronald Waterman zelf 2 jaar geleden.
Professor Mark van Koningsveld hield vorig jaar zijn referaat over het concept van Aquapunctuur. Dat gaat over kleine en grote ingrepen in watersystemen die een duurzaam economisch en ecologisch gebruik ervan mogelijk.
Beide lezingen gaven een visie op de continue wisselwerking tussen water en land. Een kustlijn die het water niet hermetisch scheidt van het land, maar de grens eerder bewaakt als levend weefsel, als een huid. En rivieren en waterwegen die ook geen loden pijpen door een lichaam zijn, maar eerder als bloedvaten die waardevolle voedingstoffen opnemen en afgeven waar dat nodig is.
Vandaag wil ik met jullie kijken naar de rest van het lichaam dat Nederland is. Naar het systeem van water en bodem.
Voldoende en schoon water en een gezonde bodem zijn van groot belang voor iedereen. Daarom heeft het kabinet vorig jaar besloten dat water en bodem sturend moeten zijn als het gaat om de inrichting van ons land. Zo kunnen we in Nederland ook in de toekomst met een ander en grillig klimaat blijven leven, wonen en werken.
De titel van deze lezing is ‘Water en bodem sturend: hoe dan?’ Daarover zal ik u de komende 15 minuten hopelijk wat meer helderheid geven.
Het is goed om te beginnen met het besef dat onze kustlijn geen vanzelfsprekendheid is, en ook niet zal worden.
10.000 jaar geleden wandelde je zo van hier naar het huidige Engeland - als je genoeg leeftocht mee had tenminste. Doggerland was een hoogvlakte. Ook te voet bereikbaar.
Rivieren traden wel eens buiten hun gewoonlijke oevers, maar dat werden geen overstromingen genoemd. Die dingen gebeurden. Pas toen mensen met technische interventies hun eigen leefomgeving vorm gaven, kregen natuurverschijnselen een naam: overstromingen, stormvloeden, springvloed, natuurramp.
Wie nu van boven naar het Nederlandse landschap kijkt, ziet hoe mensenhanden het land op het water veroverden.
Droogmakerijen zoals de Beemster met een oude ringdijk eromheen,
Zuiderzeepolders met voormalige eilandjes als Schokland en Urk, binnen- en buitendijken langs meanderende rivieren, de Deltawerken.
Nederland bestaat bij gratie van een ingenieus systeem van dijken, kanalen, sloten en sluizen. Het Nederland van nu is het resultaat van natuurkrachten en menselijk handelen. Het resultaat van dit samenspel is vrij uniek: nergens ter wereld is het aandeel van – permanent – menselijk handelen zo bepalend voor de vorm van een heel land. Dat betekent dus ook dat mensen en natuur samen zullen moeten blijven werken om Nederland bewoonbaar te houden.
De tijd dat we de natuur met stevige technologie onder de knoet dachten te houden ligt inmiddels ver achter ons. Zeker, met de Afsluitdijk en de Deltawerken is het leven van miljoenen mensen een stuk veiliger en aangenamer geworden.
Maar we hebben ook gezien wat het kost als je de deur voor het gevaar, maar óók voor de natuur op slot zet: een verschraling van het ecosysteem, teruglopende visstanden, minder biodiversiteit onder en boven water, minder voedsel voor vogels.
Dat zijn we nu aan het repareren. Met bijvoorbeeld de Marker Wadden, de vismigratierivier in de Afsluitdijk, met meer natuur in de rivieren door ons land.
De herbezinning op het concept van onze waterveiligheid – de reparatie van die natuuronvriendelijke bijvangst - gaat bovendien gepaard met de blik op de toekomst. Want het klimaat verandert en het wordt warmer op aarde. Wereldwijd is het nu gemiddeld 1,2 graad warmer, In Nederland al 2,3 graden. Die opwarming veroorzaakt extremere weersomstandigheden en zeespiegelstijging.
Beide hebben grote gevolgen voor het leven in Nederland. Hoe groot die gevolgen zijn, dat hangt af van de mate waarin we wereldwijd de uitstoot van schadelijke broeikasgassen weten terug te dringen.
Het KNMI heeft vier toekomstscenario’s geschetst: voor veel en weinig uitstoot, bij een natte en een droge situatie. We kijken naar de mogelijke situaties in 2050 en 2100.
Maar in alle scenario’s is sprake van warmere zomers en meer perioden van droogte, nattere winters, snellere stijging van de zeespiegel. Die weersextremen zijn nieuw voor Nederland, en vragen om een nieuwe aanpak. Ruimte voor rivieren, ruimte voor water, een flexibel peil in het IJsselmeer.
We betreden een nieuw tijdperk waarin we niet alleen het overtollige water zo gauw mogelijk onze delta uitwerken. We gaan nu ook water vasthouden voor als het langer droog blijft, en we kijken opnieuw naar de verdeling van het water over het hele land.
Om de zeespiegelstijging goed te kunnen begrijpen hebben we een kennisprogramma opgezet dat zo precies mogelijk alle belangrijke ontwikkelingen in kaart brengt, analyseert en scenario’s uitwerkt. Die kennis hebben we nodig om op tijd keuzes te maken voor de bescherming en inrichting van Nederland. En daarbij hebben we geen tijd te verliezen, want het gaat harder dan we tot voor kort dachten.
En dat brengt mij bij de kern van mijn betoog. Want voor zowel de kansen als de bedreigingen kijken we naar beneden: naar ons water en onze bodem.
Hoe brengen we al onze vraagstukken, opgaven, ambities op de publieke beleidsterreinen in harmonie met ons water- en bodemsysteem?
Om te beginnen krijgen water en bodem ‘een eigen stem’ bij de ruimtelijke inrichting van ons land. Water en bodem sturend, noemen we dat.
Wat bedoel ik daar precies mee? Bijvoorbeeld dat we geen nieuwe bouwprojecten plannen in uiterwaarden. Want die ruimte hebben we nodig voor het afvoeren van water bij wateroverlast en voor het opvangen van water voor droge periodes. Industrie die veel water nodig heeft zetten we niet langer op hoger gelegen zandvlakten.
Daarbij hanteren we de volgende basisprincipes:
- We wentelen geen problemen af op volgende generaties. Bij alles wat we doen, zorgen we ervoor dat de effecten op lange termijn goed is voor water en bodem.
- We houden meer rekening met weersextremen. Weersextremen zullen steeds vaker voorkomen. Ons land moet daar veerkrachtig voor worden ingericht.
- Wateroverlast, droogte en bodem: het is een samenhangend complex. We zijn heel goed in overtollig water afvoeren. Daar komt nu bij dat we ook water moeten kunnen vasthouden. 2 tegengestelde kwaliteiten in 1 systeem. Van een vergiet naar een spons.
- Meerlaagsveiligheid. Waterveiligheid dienen we te organiseren in 4 tredes: waterkering, ruimtelijke inrichting daarachter, zoals beekdalen, crisisbeheersing en verhoging van waterbewustzijn bij iedereen.
- Zorgvuldiger omgaan met onze bodem. Een duurzaam beheerde bodem is beter bestand tegen verdroging en wateroverlast, houdt CO2 en stikstof vast.
- Samenhang met andere beleidsthema’s. Doelen voor klimaatadaptatie, waterkwaliteit en bodem kunnen niet los gezien worden van verstedelijking, woningbouw, landbouw en energievoorziening. Kijken we naar het één, dan kijken we ook naar het andere.
Water en bodem vormen het letterlijke fundament van onze leefomgeving. Daarop bouwen we onze netwerken – denk aan infrastructuur van kabels, leidingen – en daar bovenop richten we ons land in.
Hoe ziet dat er nou uit in de praktijk. Een paar voorbeelden:
- We richten de strategische verdeling van zoetwaterbuffers anders in. Bij een dreigend watertekort wordt het zoetwater uit buffers als het IJsselmeer en het Brielse meer verdeeld naar grote delen van laag Nederland waar water hard nodig is. De vaste verdeling van het water wordt dan losgelaten.
- Dit is onderdeel van het programma Klimaatbestendige zoetwatervoorziening Hoofdwatersysteem. Ook komen er nieuwe zoetwaterbuffers bij zoals de Hollandsche IJssel en de Lek. Hiervoor zijn geen grote ingrepen nodig in de infrastructuur.
- Zeeland is voor zoet water afhankelijk van neerslag. Door zoet water op te slaan in zoetwaterbellen onder zanderige kreekruggen is er ook in de zomer water beschikbaar. Kreekruggen zijn verhogingen in een voormalig wadgebied. Het was ooit een geul waarin de zee een grote hoeveelheid zand heeft afgezet.
- We experimenteren met klei en zand in landbouwgrond. Klimaatverandering veroorzaakt lange periodes van droogte of juist van overvloedige regenval. Boeren op zandgronden hebben daar veel last van. Kleigrond vergroot de veerkracht van een zandbodem waardoor deze beter bestand is tegen extreme weersomstandigheden. Klei kan zandgrond ook vruchtbaarder maken. Met het project LIFE CO2 SAND brengen Rijkswaterstaat en provincie Gelderland vraag en aanbod van klei bij elkaar. In samenwerking met boeren en grondeigenaren wordt zandgrond met klei verrijkt. En als het werkt, passen we dit hoogwaardig hergebruik van grond natuurlijk meer toe.
- De landbouw op Texel is voor zoet water afhankelijk van neerslag en van de drinkwaterleiding vanaf het vaste land. De komende 3 jaar testen Texelse boeren of ze voortaan regenwater in de grond beter kunnen opslaan. Jaarlijks valt er genoeg regen op Texel, maar dat gebeurt vooral in de winter en dan spoelt gemiddeld 44 miljoen kubieke meter (= 44 miljard liter) zoet water ongebruikt de Waddenzee in.
- 6 tot 7 miljard liter daarvan zou genoeg zijn om de akkers en weilanden in droge tijden te besproeien. In 2021 zijn de initiatiefnemers gestart op 2 testlocaties van 50 tot 100 hectare. De regendruppels komen via drainagebuizen en een verzamelleiding in diepgelegen grondwater terecht. Zo ontstaat een zoetwaterbel die drijft op het zoute grondwater.
- Ook op hoge zandgronden passen we de inrichting van het land aan. Door beekherstel heeft de Leuvenumse Beek – de langste beek van de Veluwe - een metamorfose ondergaan. De beek heeft zijn oude loop teruggekregen en stroomt nu vrijelijk over bij hevige regenval. Dit water zakt langzaam af naar het grondwater. Zo wordt nu veel meer water in het gebied vastgehouden. Jaarlijks valt 9 miljoen kuub neerslag in het gebied. Voorheen stroomde daarvan 6 à 7 miljoen kuub water per jaar het gebied weer uit. Nu is dat nog maar 3 miljoen kuub. Ongeveer 60% van de neerslag wordt nu dus vastgehouden in het gebied.
Deze 5 voorbeelden – er zijn er natuurlijk veel meer – laten zien hoe ‘samenwerken’ met water en bodem eruit kan zien in ons land. Nieuwe voorbeelden die in de nieuwe traditie van de moderne Nederlandse kustverdediging staan.
Met baanbrekende werken zoals de Slufter bij Maasvlakte 2, De Van Dixhoorndriehoek bij Hoek van Holland en de – inmiddels beroemde – Zandmotor bij Kijkduin werd een nieuwe generatie Deltawerken geïntroduceerd. De ingrepen bij het Scheveningse Havenhoofd, de dijk en garage in de duinen voor Katwijk en de Marinahaven met het ‘hangend strand’ bij IJmuiden schitteren in schoonheid en effectiviteit.
Maar het grootste examen moet nog komen: want de zeespiegel stijgt. Volgende week komen we met een tussenbalans van het daarvoor opgezette kennisprogramma. Daar kan ik nu nog niet op vooruitlopen. Maar toch een tipje van de sluier: onze kustverdediging is nog een hele tijd sterk genoeg. Technisch zijn we in staat om een paar meter stijging aan te kunnen.
En de kunst wordt om ook daarin de uitgangspunten van Ronald Waterman ter harte te nemen. Gelukkig gaf hij zelf al aan dat we daarmee 3 meter zeespiegelstijging aan zouden moeten kunnen. Dat wordt na de 12 projecten die al gerealiseerd zijn de grote opgave.
Een ander tipje van de sluier: we krijgen er wel een paar stevige nieuwe uitdagingen bij: verzilting van de kuststreek neemt toe en zoet water wordt schaarser. Het zou een interessant thema voor de volgende lezing kunnen zijn.
Beste mensen, ik vat samen:
Voor een veilige delta en een goede zoetwatervoorraad hebben we de natuur heel hard nodig. Dat de krachten van de natuur zijn niet zozeer de bedreiging, maar de sleutel tot de oplossing.
Die krachten van de natuur nemen wel in hoog tempo toe. Dat speelt overal op de wereld. Tachtig procent van de grote stedelijke gebieden ter wereld bevindt zich in een kust- of deltagebied.
Nederland is daar een heel bijzonder voorbeeld van. Hoe de toekomst er precies uit zal zien, dat weten we niet.
Met het Kennisprogramma zeespiegelstijging onderzoeken we wat nodig is om onze delta veilig te houden. De deltacommissaris adviseert het kabinet elk jaar – op Prinsjesdag – over de juiste maatregelen om veilig te blijven achter de dijken en voldoende schoon drinkwater te hebben.
Met die kennis werken we elke dag aan een veilig land, met een sterke bodem en een solide infrastructuur. Zowel nat als droog. We definiëren dat niet meer als ‘strijd tegen het water’. We ‘bouwen met de natuur’. In alle opzichten.
En dat concept, daarvoor verdient Ronald Waterman de credits! De vele voorbeelden langs de Noordzeekust van succesvolle kustverdediging met natuur spreken voor zich en zijn de ultieme illustratie van ‘goede plannen die wortelen in het verleden en wijzen naar de toekomst.
Dat is wat Nederland nu zo sterk maakt. Of, om met de dichter Ed Leeflang af te sluiten: ‘Hier gaan over het tij, de maan, de wind en wij’.
Dank u wel.