Speech minister Harbers bij Deltacongres
Toespraak van minister Harbers (IenW) tijdens het Deltacongres op 10 november 2022.
Beste Peter Glas, beste watervrienden, bodemvrienden, ruimtelijke ordenaars,
Dank voor de uitnodiging om hier vandaag bij jullie te zijn in deze mooie Spaarnestad.
Het Spaarne is met 10,5 kilometer een korte rivier. Maar ook een oude!
Als het Spaarne spreken kon, was ze een geweldige keynote speaker geweest, die zou vertellen hoe groot het Haarlemmermeer en het IJ vroeger waren. Ze zou vertellen over de dam in de vroege 13e eeuw die het zoute water tegen moest houden. Over de sluizen die graaf Willem II en Floris de Vijfde in diezelfde eeuw al lieten bouwen. De Kolksluis in Spaarndam is daarvan nog steeds in werking: de oudste nog altijd werkende sluis van Europa! Het was de enige sluis in de omgeving die de Sint Jeronimusvloed van 1514 overleefde.
De rivier zou vertellen over de middeleeuwse bedrijvigheid die plaatsmaakte voor de industrie van de moderne tijd, de inpoldering van het Haarlemmermeer in 1852. Over het graven van het Noordzeekanaal niet lang daarna, en heel recent: de bouw van de grootste zeesluis ter wereld…
Dat verhaal van het Spaarne, is ons verhaal: rivieren en zee vormden de eerste contouren van ons land. Mensenhanden namen dat over, met dijken, kanalen, sloten en sluizen. Wij danken onze welvaart voor een groot deel aan het werk van ingenieurs. Het vertrouwen in de maakbaarheid van ons landschap is groot.
Maar de geschiedenis haalt ons hier in, ze slaat die bladzijde om. Het neerslagtekort van dit jaar deed veel pijn in onze natuurgebieden, zorgde voor hoofdbrekens bij de landbouw, de industrie, de binnenvaart. Dijken drogen uit, de bodem en het water verzilten. Dit was de 4e zomer in 5 jaar waarin sprake was van extremere droogte.
Het enige jaar waarin geen sprake was van droogte – vorig jaar – kampte Limburg met enorme wateroverlast. Zowel die droogtejaren als dit extreem natte jaar, zijn geen toevallige excessen. Ze luiden een nieuw tijdperk in.
Het tempo van de veranderingen die het KNMI meet, is hoger dan we tot voor kort dachten, en de gevolgen zijn ontwrichtend voor onze samenleving als we niks doen. En dat voelen wij in onze mooie, vruchtbare, maar ook kwetsbare delta.
Dat we altijd overal voldoende water hebben is niet meer vanzelfsprekend. Dat we wateroverlast altijd kundig het hoofd kunnen bieden ook niet. Dat is niet alleen een Nederlands probleem. Wij delen dit met de landen om ons heen, en met de rest van de wereld.
En ook als het ons lukt om de opwarming van de aarde te beperken, we moeten aan de slag met de gevolgen. Gevolgen die overal ter wereld voelbaar zijn. Zeker in delta’s als de onze.
Voorkomen van nog meer klimaatverandering én ons aanpassen aan klimaatveranderingen, het is beide even belangrijk! Het 1 moet en het andere ook.
Wat gaan we nú doen om richting 2050 en richting 2100 onze waterhuishouding op orde te houden? Hoe passen onze grote opgaven – zoals energietransitie, landbouw, stikstof, woningbouw, een circulair leven, waterkwaliteit en beschikbaarheid van water en herstel van biodiversiteit – in elkaar?
De ‘veerkracht’ van onze delta moet verder omhoog: de ruimte waarin teveel water bij ruig weer wordt opgevangen, is dezelfde ruimte waarin we water vasthouden voor dat andere ruige weer: heet en droog. We investeren zo slim mogelijk. Zoals in de stormvloedkering in de Hollandsche IJssel tussen Capelle en Krimpen. Dat scheelt enkele tientallen miljoenen euro’s op de dijkversterking van het project Krachtige IIsseldijken Krimpenerwaard. Minder impact op de omgeving, want minder dijkverzwaringen, en een verhoging van de betrouwbaarheid van de stormvloedkering.
De nieuwe realiteit vraagt een nieuwe insteek van ons, waarbij water en bodem sturend zijn bij de ontwikkeling van onze publieke ruimte.
Waar denken we dan aan?
- Niet meer bouwen in ruimte die we nodig hebben voor waterveiligheid.
- Geen ‘dorstige’ industrie op hoge zandgronden.
- Op veel plekken in Nederland is het grondwaterpeil laag. Daardoor komt veel CO2 vrij én is er veel risico op bodemdaling. Vanuit het Rijk willen we daarom zorgen dat de bodem meer grondwater kan vasthouden.
- Onze akkers, landbouwgrond en drinkwaterbedrijven en natuur hebben allemaal een gezonde bodem nodig. Het is evident dat we daar een grote zorgplicht hebben. Door de bodem minder af te dekken – met stoeptegels of wat dan ook – en meer als spons te gebruiken, kunnen we meer regenwater vasthouden.
We vragen het uiterste van onze dijken, van onze kust, rivieren en uiterwaarden. Dat heeft consequenties. Woningen kunnen niet overal gebouwd worden. Waterveiligheid heeft simpelweg ruimte nodig.
Het Spaarne zal hier niet van opkijken: steden en kunstwerken werden tegen haar aangebouwd, maar haar stroom bepaalde ze altijd zelf. En die oerkracht is dan ook het fundament waarop we verder bouwen. Daarbij is samenwerking tussen rijk, provincies, waterschappen en gemeenten, maar ook met kennisinstellingen, ondernemers en de samenleving onmisbaar.
Wij zeggen dit vaker tegen elkaar. Wat is er nu anders, waarom gaat dat nu wél lukken, hoor ik u denken.
Dat is omdat de urgentie nu groter is dan ooit. Omdat we willen breken met het historische patroon: de Afsluitdijk, de grote deltawerken, het waren plannen die allang klaarlagen, maar pas na een watersnoodramp werden uitgevoerd.
Die rampen willen we nu voorblijven. En dat is een serieuze en grote verantwoordelijkheid die op ónze schouders rust.
Want de dreiging van extremer weer neemt snel toe. Dat is geen toekomstscenario, dat is nu!
Zeespiegelstijging is wel een toekomstscenario. Maar ook dat scenario dwingt ons nú scherp te zijn. Met het Kennisprogramma Zeespiegelstijging bouwen we aan het fundament voor de keuzes die we in de toekomst moeten maken.
‘Water en bodem sturend voor de ruimtelijke inrichting’, het klinkt voor de gemiddelde krantenlezer wellicht wat abstract, maar voor u en voor mij is het kraakhelder: een omslag in denken en doen. Want we kunnen de oplossingen voor de problemen en opgaven niet langer op de toekomst afwentelen.
Wij hebben in Nederland een reputatie hoog te houden. Onze voorgangers hebben ons land ontworsteld aan het water. Velen van ons wonen op een oude zeebodem, in een eeuwenoude droogmakerij of een polder.
Wij vinden dat gewoon, en gaan elke avond met een gerust hart slapen. Op 5 meter onder de zeespiegel.
Maar de tijd dat we land en water steeds maar weer naar onze hand zetten is voorbij. We lopen tegen de grenzen van het mogelijke aan.
Het Deltaprogramma is een onmisbaar instrument voor het voortbestaan van ons land.
Voor de waterveiligheid, en voor de zoetwatervoorraad. Wij hebben dat in kraakheldere taal genoteerd in het coalitieakkoord.
Beste mensen, deltavrienden,
Het Deltaprogramma is een samenwerkingsprogramma, zoals werken aan water en land altijd is geweest in Nederland. En daarom kijk ik nadrukkelijk ook naar u als deelnemers aan dit deltacongres. U speelt allemaal een rol. En elke dag kunt u verschil maken – klein en groot.
De invalshoek is daarbij veranderd: wij zijn niet langer soeverein over de wereld om ons heen. Wij zetten niet alles naar onze hand, maar voegen ons naar het verdict van water en bodem. Wat goed is voor hen, is goed voor ons.
We werken samen met de natuur. We hebben er dus een sterke partner bij!
Wij luisteren naar wat het Spaarne ons te vertellen heeft. Wij kijken naar ons land, en de rivieren die er als slagaders doorheen kronkelen. En we slaan de handen ineen.
Aan de slag!