Toespraak van minister Dijkgraaf bij Opening Academisch Jaar Maastricht
Minister Dijkgraaf (OCW)sprak bij de opening van het academisch jaar op 5 september 202 2in Theater aan 't Vrijthof, Maastricht.
[Het gesproken woord geldt.]
Beste mensen,
“Jij begint waar ik wilde eindigen.” Dat is wat de Nederlandse natuurkundige Hendrik Lorentz ooit zei tegen Albert Einstein. De oude visionair tegen de jonge revolutionair, die met zijn theorieën ons wereldbeeld deed kantelen.
Het is een regel om te onthouden. Letterlijk en figuurlijk. Want hij wijst ons op de kracht en ambitie van jongere generaties om de wereld verder te brengen door te beginnen waar eerdere generaties willen eindigen.
We leven momenteel overduidelijk in een tijd van grote overgangen. Van het bestaande systeem naar een nieuwe. Van fixatie op financiële groei en materiële welvaart, bewegen we naar een ruimer begrip van welzijn. Van het uitputten van de aarde naar leven in balans met de natuur. Van een focus op efficiëntie naar een menselijke maat.Van een wereld die we willen kneden naar onze vorm, naar een die ons leert hoe we zelf kunnen veranderen.
Voor de 1 gaat die verandering te langzaam, voor de ander te snel. Maar het is onmiskenbaar een overgangsperiode.
De geschiedenis leert ons dat zulke perioden vaak gepaard gaan met een wisseling van generaties. Jonge mensen die nu nog niet achter het stuur zitten, zien vaak juist het duidelijkst waar we naartoe moeten gaan. Ze leven het meest in het hier en nu. Dat was bijvoorbeeld in de jaren ’60 heel duidelijk het geval, en nu zien we dat opnieuw. Dit is bovenal hun tijd.
De jongste generatie kijkt ook verder vooruit. Met alle zorgen en plannen die daarmee gepaard gaan. Die zorgen zijn begrijpelijk en veelal ook terecht. Van financiële zorgen over energieprijzen, de huizenmarkt, de oorlog in Oost-Europa, klimaatverandering, sociale onrust in landen ver weg en dichtbij. Maar ook het gevoel voortdurend te moeten presteren.
Het is niet niks allemaal, dat hier en nu. In dit soort tijden van zorgen en tegenspoed, wil je worden geleid door kennis, hoop en optimisme. Niet door onwetendheid, vrees en pessimisme.
Zo kom ik uit bij vandaag. Het begin van een nieuw academisch jaar.
Mooi hier te zijn aan de grens van Nederland, op een kruispunt van Europese culturen. In deze stad die een grote rol speelde in de vele overgangen die onze samenleving de afgelopen honderden, zelfs duizenden jaren doormaakte. Van de Romeinen tot de Europese Unie.
Het thema van vandaag, ‘grenzen’, kan dan ook niet beter gekozen zijn. Het past u als een jas. Mij ook.
Ik heb in mijn loopbaan in de wetenschap steeds weer gezien dat onderwijs en onderzoek de grote grensverleggers zijn. Juist bij maatschappelijke uitdagingen voert kennis ons vooruit naar een volgende fase. Naar een beter begin.
Daarom moeten we altijd kunnen rekenen op de beste kennis. Van al het talent op al onze instellingen. Al onze instellingen, zeg ik met nadruk.
Ik sta hier vandaag bij de opening van het academisch jaar, bij een prachtige universiteit, maar ik had deze boodschap net zo goed op een mbo-instelling of hogeschool kunnen uitspreken. Na een half jaar ministerschap voel ik in alles dat ons onderwijs nog meer 1 geheel kan zijn. Beluister mijn verhaal dan ook als de opening van het onderwijsjaar voor iedereen in het Nederlandse vervolgonderwijs.
Beste mensen,
Boven de Amerikaanse snelwegen hangt vaak een groot bord dat zegt “stay in your lane”. Dat ga ik vandaag niet doen.
Ik wil het met u hebben over grenzen in het onderwijs, grenzen in de maatschappij en grenzen in ons hoofd. Grenzen die we onszelf opleggen of ooit aan ons zijn opgelegd. Waarvan we vaak niet eens kunnen uitleggen waarom ze er zijn, laat staan waarom ze zouden moeten blijven.
In mijn ogen is de overkoepelende missie voor het vervolgonderwijs in Nederland om 3 elementen te verenigen: hoge kwaliteit, brede toegankelijkheid en aansluiting bij de maatschappij, van nu en van de toekomst. Dat deze opgave een oplossing heeft, is niet voor iedereen vanzelfsprekend.
In andere landen behouden stelsels vaak hoge kwaliteit voor aan een kleine bevoorrechte groep en bedienen de massa met matig onderwijs. Of zien het onderwijs als slaaf van de staat, of juist losgezongen van wat er in de samenleving gebeurt.
Ik ben er vast van overtuigd dat we in Nederland dit trilemma kunnen oplossen en alle 3 de elementen kunnen versterken zonder compromis. Maar dat vraagt wel een frisse blik op het gehele stelsel.
Wat is dan de architectuur van het onderwijshuis? Helaas, in de ogen van velen nog steeds een verticaal model. Vol ladders en trappen. Dat verticaal denken klinkt door in ons woordgebruik. Hoger en lager. Stapelen. Afvallen. Topprestaties.
Ons systeem draagt nog steeds de littekens van een 19e-eeuws onderwijsmodel dat een weerspiegeling was van de 19e-eeuwse standenmaatschappij. Toen vervolgonderwijs een voorrecht van een kleine elite was. Rond 1900 waren er slechts een paar 1000 universitaire studenten in heel Nederland. Per jaar studeerden er minder dan 400 af. Op een bevolking van 5 miljoen.
Het onderwijs werd gezien als een reeks steeds fijnmaziger zeven, waarop uiteindelijk een handvol goudklompjes bleef liggen.
We moeten beginnen dit verticale beeld in ons hoofd te kantelen. Een kwartslag draaien en uitvouwen. Van een trap naar een waaier. Met waardering voor de volle breedte aan opleidingen, van praktisch tot theoretisch, van mbo tot phd. Alle van even grote maatschappelijke waarde en waardering. Een waaier waarin je in alle richtingen altijd verder kunt gaan. Als verpleegkundige en als theoretisch fysicus.
Wat vraagt dit beeld van de waaier van ons?
Allereerst de erkenning en waardering van alle richtingen, ieder met een duidelijk eigen profiel. Voor ons allemaal geldt: er zijn heel veel dingen die je kunt doen, maar slechts een paar die alleen jij kunt doen. Dat gaat ook op voor onze opleidingen. Dus niet meer op elkaar proberen te lijken maar juist de onderlinge diversiteit vergroten.
Vervolgens: wel van elkaar blijven leren. Goede ideeën steek je het gemakkelijkst op bij je buren. De beste ervaringen wissel je onderling uit. Want er is zoveel gemeenschappelijk.
Bovenal het voorrecht en de verantwoordelijkheid jongvolwassenen te mogen begeleiden in de meest vormende en kwetsbare periode van hun leven. Wanneer alles vloeibaar is en vaste ideeën nog niet zijn uitgekristalliseerd.
De kortste weg van A naar B is de rechte lijn. Maar wat doe je als je nog niet weet waar B ligt. Of als je eenmaal bij B bent aangekomen en het helemaal niet jouw bestemming blijkt te zijn. Omdat het zo anders is dan de voorlichtingsfolder je voorspiegelde. Zodat je verder wilt naar C. Of misschien helemaal door naar Z.
Het moeilijkste hierbij is niet de volgende pas op het lange pad rechtuit, maar die kleine stap opzij om uit je groef te komen. Iedereen heeft bij zijn studie de rust en ruimte nodig om z’n eigen weg te vinden. Het kronkelpaadje aflopen dat achteraf de kortste weg naar de bestemming blijkt te zijn.
De belangrijkste krachtbron hierbij is de innerlijke drijfveer. Het kompas dat je vertelt dat je op de goede weg bent. Nieuwsgierigheid en verbeelding, ondernemingszin en durf voeren ons over de grenzen in ons eigen hoofd.
Het waardevolste dat je kunt leren is dit proces zelf in stand te houden, met vallen en opstaan, ook na de studie. En hierbij elkaar te helpen en te stimuleren. Het is spannend in het diepe te springen. Maar het gaat zoveel gemakkelijker als je elkaars handen vasthoudt.
Want het leven stopt niet bij het diploma. Het valt mij op dat de personen die ik in mijn leven heb ontmoet die heel ver zijn gekomen, dat altijd vanuit een innerlijke motivatie doen met slechts een vaag droombeeld van hun toekomst. Ze stoppen niet bij B, zien soms niet eens het haltebordje, en lopen bijna gedachteloos door naar een verdere bestemming. Hierbij geldt de kracht van de lange aanloop in het onderwijs. Als je van ver komt, kom je vaak ook ver.
Meer en meer zien we die kronkelpaadjes over de grenzen van de disciplines gaan. Juist daar waar vakgebieden tegen elkaar botsen, vinden de spannendste ontwikkelingen plaats. Waar verschillende benaderingen of gezichtspunten elkaar kruisen. Waar kunst en techniek of praktijk en theorie elkaar ontmoeten.
Sowieso moet de hele maatschappij verder dan punt B. Want een studie bereidt je voor op de toekomst.
Een opleiding is als een iPhone 50 die je nu ontwerpt en over 20 jaar precies doet waar toekomstige problemen om vragen. Steve Jobs wist apparaten te ontwerpen waarvan niemand wist dat we ze zouden willen. Het onderwijs weet mensen voor te bereiden op uitdagingen waarvan niemand weet wat ze zullen zijn.
Hier valt mij 1 ding bij op: de ruimte om je breed te oriënteren is vaak voorbehouden aan onze meest selectieve opleidingen. In university colleges, honor classes en kunstvakopleidingen vind je de vrijheid om in meerdere vakgebieden te grasduinen en krijg je extra zuurstof om ergens diep in te duiken, gewoon omdat het je fascineert. Zou die ruimte om je eigen weg te vinden niet voor iedere student beschikbaar moeten zijn, waar en wat je ook studeert? Of nog beter, voor iedere Nederlander, een leven lang?
Omgekeerd zijn er belangrijke lessen vanuit het beroepsonderwijs voor de universitaire wereld. De nauwe aansluiting met de beroepspraktijk met uitgebreide stages maakt de overstap van studie naar werk gemakkelijker en geeft studenten een beter beeld van hun toekomst. Dat betekent soms ook leren wat je niet wilt doen. De hechte band met het bedrijfsleven geeft snelle innovatie. Werken in teams is vaak vanzelfsprekend en ondernemingszin wordt aangemoedigd.
De opdracht is nu om de historische weeffouten in ons systeem te herstellen. Om alle studenten en alle opleidingen binnen de waaier even zeer te waarderen en onnodige tussenmuren binnen instellingen af te breken. Dat vraagt om een bredere blik vanuit het wetenschappelijk onderwijs, en verdere emancipatie van het beroepsonderwijs, met name van het mbo waar een aanzienlijk deel van onze jongeren studeert.
Maar je kunt jezelf niet emanciperen. Waardering vindt plaats in de ogen van anderen. Ik zou graag zien dat álle studenten gegund wordt volwaardig te kunnen genieten van alle aspecten van het studentenleven, van verenigingen tot sportfaciliteiten, van introductiedagen tot studentenkroegen, van internationale uitwisseling tot werkstages.
In ons onderwijs geldt helaas nog vaak hetzelfde als op die Amerikaanse 5-baans-snelweg: stay in your lane. Kies in 1 keer de juiste rijstrook. Behoud je snelheid. En beweeg vooral niet opzij.
Zouden we van die dubbele strepen op het wegdek geen stippellijnen kunnen maken? Ik heb veel mooie voorbeelden gezien van studenten die van rijbaan zijn verwisseld. Niet alleen invoegend in de universitaire rijstrook.
Ik denk aan een studente die naar een mbo-opleiding is gegaan na een afgeronde hbo-studie omdat ze daar een specialisatie vond die zij nergens anders kon leren. Toen ik zelf de universiteit verliet voor het hbo voelde dat nooit als een stap naar beneden, maar een stap opzij.
Laten we hier ook eerlijk zijn. Niet iedere student is goed voorgesorteerd. Niet iedereen is op z’n plaats, ook niet hier op deze prachtige universiteit.
Dat brengt me bij het grootste manco van het verticale model, van de ladder. Het doet zovelen te kort, ook de samenleving als geheel. De “opwaartse” kracht die iedereen naar iets “hogers” laat streven geeft onnodig veel stress. Als succes uitsluitend je eigen verdienste is, dan is falen dat ook. In de maatschappelijke hordeloop struikelt uiteindelijk iedereen wel een keer.
Ongeremde meritocratie roept daarmee grote problemen op. Allereerst, de prestatiedruk – van buitenaf en van binnenuit, zeker bij de huidige generatie studenten. Ik schrik iedere keer van de cijfers hoeveel studenten mentale stress ervaren. Van de alarmbellen die afgaan.
Te hoge prestatiedruk schaadt niet alleen de gezondheid maar ook de studieprestaties. En ondergraaft daarmee de kwaliteit van het onderwijssysteem. Daar lijdt uiteindelijk ook de samenleving onder. Als je te hard op de tube drukt, dan breekt die open. En halen we niet uit iedere student wat in hun zit.
Het meritocratische systeem is gebaseerd op een eendimensionaal en individueel model van de mens, waarbij alleen cognitieve vaardigheden tellen die gemakkelijk te meten en te toetsen zijn. Maar een mens is zoveel meer. Ben je avontuurlijk, ondernemend, creatief, sociaal of tegendraads? Kun je goed samenwerken of leidinggeven? Ik heb mooie voorbeelden gezien van teams van mbo, hbo en wo-studenten die samen aan een project werken. Net zoals in de samenleving trouwens.
Ik ben blij dat universiteiten het programma erkennen en waarderen omarmen dat pleit voor een grotere verscheidenheid van academische loopbanen. Maar wat zou ik alle studenten en de gehele maatschappij een programma als erkennen en waarderen gunnen.
Tenslotte, ongebreidelde meritocratie is een zelfversterkend systeem dat uiteindelijk alleen maar verliezers oplevert. Ik heb die toekomst met eigen ogen van nabij kunnen zien. De Verenigde Staten kent de meest selectieve universiteiten ter wereld met vrijwel onbeperkte financiële mogelijkheden.
Toch stijgen ook daar, juist daar, de stress en prestatiedruk onder de studenten tot ongekende hoogte. Die vicieuze cyclus moet doorbroken worden.
Ik heb daarbij een ander beeld van een onderwijsinstelling. Geen hogedrukpan maar een decompressiekamer. Waar studenten de rust en ruimte krijgen zich te ontwikkelen. Maar nooit in isolatie. Hulp van docenten, ouders, vrienden, en natuurlijk het funderend onderwijs is nodig om jongeren niet nodeloos onder druk te zetten en hun eigen weg en eigen bestemming te laten vinden.
Ik zou daarom een vierde element willen toevoegen aan de missie van ons vervolgonderwijs. Het moet niet alleen aansluiten bij het einddoel, bij de samenleving. Maar ook aansluiten bij het begin, bij deze en volgende generaties jongeren. Uiteindelijk gaat het er niet om of zij in het stelsel passen, maar of het stelsel zich aan hen kan aanpassen. Daartoe moet het meegroeien met zijn tijd.
Laten we daarom het gesprek binnen de waaier aangaan om meer van elkaar te leren. Er zijn zoveel belangrijke thema’s die dwars door alle vormen van onderwijs snijden, simpelweg omdat het de problemen van deze generatie zijn.
De lijst is lang. Denk aan sociale veiligheid, mentaal welzijn, financiële zorgen, huisvesting, inspraak, flexibilisering, leven lang ontwikkelen, internationalisering, duurzaamheid, diversiteit en inclusie. Al deze elementen zullen terugkomen in de toekomstverkenning waar ik samen met de instellingen, studenten, docenten en andere maatschappelijke groepen dit jaar aan ga werken.
Dit gesprek begint natuurlijk tussen naaste buren, zoals u hier al doet in Zuid-Limburg. Ik heb ook vele andere prachtige voorbeelden gezien elders in het land tijdens mijn werkbezoeken, bijvoorbeeld in Twente en Groningen en Rotterdam. Het valt mij op dat naburige instellingen vaak een veel beter beeld hebben van hun gezamenlijke uitdagingen en strategie dan we op het nationale vlak hebben.
Beste mensen,
Het is aan ons. Het is aan u. Om ieder eind dat we tegenkomen, een goed begin te laten zijn. Een vertrekpunt om verder te reizen. In de geest van Lorentz en Einstein. Om alles wat we achterlaten, op welk moment in ons leven dan ook, van waarde te laten zijn voor wie na ons komt.
Een ambtenaar op het ministerie vroeg mij in aanloop naar deze toespraak: “Robbert, rare vraag misschien. Maar is er nog hoop? De wereld staat in brand. Gaan volgende generaties het nog wel beter krijgen dan de huidige?”
“Ja, natuurlijk”, zeg ik direct.
Vergeet niet: ook als mensheid komen we van ver en zullen we ook ver komen. Over een grote tijdspanne gezien buigt het pad van de geschiedenis naar boven. Je hoeft alleen maar te kijken naar zoiets essentieels als hoeveel gezonder we zijn en ouder we worden dan een eeuw geleden. Hoe rechtvaardiger en inclusiever onze samenleving is.
Dat neemt niet weg dat onze gedeelde geschiedenis ook een kronkelpad is. Crises veroorzaken plotselinge heftige terugvallen. Die kunnen ons doen duizelen, ontregelen, emotioneren. Het gevoel geven van verlies van controle. Dat alles ontrafelt.
Vooruitgang gaat daarentegen vaak langzaam en gestaag, met kleine stapjes omhoog. Via sluipende “zachte krachten” als onderwijs en onderzoek, cultuur en emancipatie.
Juist in moeilijke tijden moeten we die positieve krachten aanspreken. In onszelf en bij elkaar, als samenleving.
Ja, er zijn externe bedreigingen. Ja, die veroorzaken grote spanningen. Maar de veerkracht en vitaliteit van een samenleving komen uiteindelijk van binnenuit. We beschermen ons het beste met een stevige ruggengraat, niet met een schild om ons heen.
Vanuit het buitenland keek ik vaak met bewondering en jaloezie naar de traditie die we in Nederland hebben om – hoe moeilijk het ook is – met elkaar te blijven praten en eruit te komen. Net zozeer voel ik trots als ik de kwaliteit van onze instituties beschouw, de manier waarop onze democratie in elkaar steekt, en hoe we ons best doen om de complexiteit en meerstemmigheid van onze samenleving recht te doen.
Juist nu de uitdagingen groot zijn, is onze gezamenlijke innerlijke kracht belangrijker dan ooit. Het feit dat we hier in Nederland elkaar in de ogen kunnen kijken, van mening verschillen, en vervolgens op georganiseerde wijze, via onze instituties een positieve uitweg vinden, dat is één van de grootste rijkdommen.
Ik kan talloze wetenschappelijke ontdekkingen opnoemen die onze levens gemakkelijker of welvarender hebben gemaakt, maar weinig kan op tegen de democratische rechtsstaat. Deze brengt ons vrijheid, rechtvaardigheid, gelijkheid, gezondheid en welzijn.
Onze gezamenlijke innerlijke vitaliteit is altijd de beste bescherming tegen bedreigingen van buitenaf geweest. En de grootste krachtbron daarvoor zijn de jonge generaties. In de gesprekken die ik zo vaak met studenten mag voeren, raak ik iedere keer weer opgeladen door hun hoop en ambitie en ideeën voor de toekomst.
U bereidt hier dan ook, net als al uw collega’s op al die andere instellingen in ons land, onze gezamenlijke toekomst voor. In onderwijs en onderzoek is ieder eind altijd weer een begin. Elke dag opnieuw. Dat maakt het zo magisch. En dat mag ons hoop geven.
We zijn hier vandaag samen aan een nieuw jaar begonnen.
Laat het sjiek zijn.
Dank u wel.