Toespraak minister Bruins Slot tijdens het 15-jarig bestaan van het Montesquieu Instituut
Op donderdag 12 mei 2022 sprak minister Bruins Slot (BZK) tijdens het 15-jarig bestaan van het Montesquieu Instituut.
‘Een tijd van hoop is vervangen door een tijd van vrees. De tijd loopt achterwaarts.’
Dat zei de Wit-Russische onderzoeksjournalist en schrijver Svetlana Aleksijevitsj toen ze in 2015 de Nobelprijs voor Literatuur in ontvangst nam.
De woorden van Aleksijevitsj zijn 7 jaar later hoogst actueel. De oorlog in Oekraïne maakt velen van ons bezorgd over de toekomst. Elke dag zien we hoe Rusland aan de grenzen van Europa democratische waarden met voeten treedt. De beelden laten ons niet meer los: vluchtelingen met angst in de ogen, kapotgeschoten huizen en doden met hun armen op de rug gebonden.
We leven mee met de Oekraïners en proberen hen zoveel mogelijk te steunen. Tegelijk vragen we ons af wat het voor ons betekent.
Na 1945 leefde in het Westen de brede overtuiging dat economische welvaart en democratie hand in hand gaan. Het Marshallplan hielp West-Europa op de been en legde zo het fundament voor de bloei van westerse democratieën. Europese landen die elkaar in 2 wereldoorlogen vurig hadden bestreden, gingen intensief samenwerken. Geweld, haat en vernietiging maakten plaats voor handel, overleg en welvaart. Met de val van de Muur in 1989 bloeiden ook in Oost-Europa nieuwe democratieën op.
Maar onze tijd laat zien dat het niet zo eenvoudig ligt. Een meerderheid van de wereldbevolking leeft niet in een democratie. En democratieën blijken kwetsbaarder dan we dachten. Ze kunnen van buitenaf worden beschadigd, van binnenuit uitgehold en vernietigd. Daarom is het belangrijk om ook onze democratie te beschermen, onderhouden en vernieuwen.
Onze democratie is onlosmakelijk verbonden met onze rechtsstaat. Dankzij de democratische rechtsstaat handelt de overheid op basis van wetten. Kunnen mensen hun leven inrichten zonder het leven van anderen te schaden. En respecteert de overheid onze grondrechten.
Onlangs bleek uit onderzoek dat een aanzienlijke minderheid van de Nederlanders bereid is om voor urgente problemen de parlementaire democratie tijdelijk terzijde te schuiven. Maar de democratie en de rechtsstaat kunnen niet van elkaar worden gescheiden. Juist als het moeilijk is, is de rechtsstaat nodig om minderheden te beschermen. En daar behoren we allemaal wel eens toe.
Daarmee keer ik terug in Oekraïne. Mensen zeggen wel eens dat oorlog de waarheid dichterbij brengt. Dat oorlog zaken duidelijk maakt die in tijden van vrede minder duidelijk zijn, zoals het verschil tussen een dictatuur en een democratie.
De oorlog in Oekraïne is als een spiegel. Hij stelt ons dwingende vragen over onszelf en onze rechtsstaat. Het zijn vragen die de Oekraïense president Volodymyr Zelenski ook opwerpt in zijn indringende speeches. Hoe krachtig is ónze democratische rechtsstaat? Wat zijn ónze waarden die het verschil maken tussen dictatuur en democratie? En wat is de democratie óns waard?
Dat zijn niet alleen vragen voor mij als minister. Meer dan ooit zijn dat vragen voor ons allemaal. Voor een antwoord op deze vragen neem ik u graag mee naar Tarin Kowt, Afghanistan, waar ik in 2008 was uitgezonden als pantserhouwitsercommandant.
Daar drong pas echt tot me door wat het betekent als de democratie en de rechtsstaat ontbreken, als de overheid afwezig is en de samenleving gebukt gaat onder angst. Je zou kunnen zeggen dat oorlog ook voor mij dingen helder maakte.
De internationale vredesmissie zorgde in Afghanistan voor meer stabiliteit en veiligheid, zodat er schooltjes werden gebouwd, verharde wegen en elektriciteit kwamen. Maar ik zag er ook wat een groot goed gelijkwaardigheid is en hoe ongelijkwaardigheid er in de praktijk uit ziet. Afghanen brachten vooral hun zonen naar het ziekenhuis. Op een vraag van een militair verpleegkundige waarom er bijna nooit meisjes kwamen, luidde het antwoord dat het te ver lopen was om hun dochters mee te nemen.
Gelijkheid voor de wet is volgens de Franse filosoof Charles de Montesquieu de vitale kern van de democratie. Democratie is echter geen vrijblijvende zaak. In zijn standaardwerk Over de Geest van de Wetten schrijft Montesquieu: ’De tirannie van een prins in een oligarchie is niet zo gevaarlijk voor het algemeen welzijn als de apathie van een burger in een democratie.’
Maar niemand wordt geboren in apathie. In de vorig jaar verschenen Atlas van Afgehaakt Nederland laten Josse de Voogd en René Cuperus zien dat de parlementaire democratie op dit moment niet voor iedereen even goed werkt. Een deel van de Nederlanders is sceptisch - of zelfs cynisch - over de politiek. Zij wantrouwen politici en mijden de stembus.
Want waarom zou je nog meedoen aan een systeem als dat toch niet in jouw voordeel werkt? Waarom zou je gaan stemmen als je geen fatsoenlijke en betaalbare woning kunt vinden? Of als je voor een stage of baan wordt afgewezen, omdat je ouders in een ander land zijn geboren?
Het antwoord op de apathie waar Montesquieu over spreekt is een overheid die ten dienste staat van de samenleving. Een overheid die de kwetsbaren beschermt. Een overheid ook die zorgt voor de juiste randvoorwaarden, zodat er bijvoorbeeld voldoende woningen komen en mensen in een veilige buurt wonen. Een overheid die vrede, recht en orde bewaakt, zodat mensen tot bloei kunnen komen.
Die overheid moet mensen en organisaties met elkaar verbinden, juist ook als hun belangen verschillend zijn. Zij dient zich te kunnen verplaatsen in de ander.
Dan zijn doelmatigheid, doeltreffendheid en efficiency niet zaligmakend. Maar ook publieke waarden zoals maatwerk, evenredigheid en responsiviteit zijn nodig. Daarvoor is een overheid nodig die oog heeft voor een onrechtvaardige uitkomst van haar handelen. Een overheid die de juiste verhoudingen in het oog houdt en luistert naar wat er in de samenleving leeft.
Als de overheid dat allemaal niet meer doet, kwijnt de democratie weg. Dan kruipt de erosie erin en is zij vatbaar voor betonrot.
Maar ook een dienstbare overheid kan het niet alleen. Daarvoor zijn ondernemers nodig, overblijfmoeders en buurtvaders. Gastgezinnen voor vluchtelingen, vrijwilligers op de sportclub en in het verpleeghuis. Daarvoor zijn wij allemaal nodig.
De overheid moet ons in staat stellen ons in te zetten voor die samenleving. Om het goede te doen en betrokken te zijn. Om het algemeen belang te dienen. Want uiteindelijk maken we de samenleving samen.
Wie wil weten hoe dat er in de praktijk uit ziet, raad ik aan een blik te werpen op de jaarlijkse Lintjesregen. Een paar weken terug zagen we de indrukwekkende oogst van dit jaar. Zoals Nora El-Ghoulbzouri en Darifa Benhadoum die vrouwen in Amsterdam-West stimuleren mee te doen in de samenleving. Of Edo van Urk uit Andijk die zich inzet voor suïcidale personen. En Marian en Douwe Rink uit Ridderkerk die 23 pleegkinderen hebben grootgebracht.
Zulke voorbeelden stemmen mij tot optimisme, ook omdat ik weet dat veel meer Nederlanders zich inzetten voor de ander.
Democratie betekent dus meer dan mensen kiezen die ons vertegenwoordigen. Democratie betekent ook zelf actief bijdragen aan de samenleving. Maar het betekent ook ruimte geven aan de mening van anderen én staan voor onze eigen opvattingen.
Democratie is geen vanzelfsprekend eindpunt van de geschiedenis. Het is geen natuurwet dat zij altijd blijft bestaan. Als we onze democratie willen behouden moeten we haar beschermen, vernieuwen en onderhouden. Dan moeten we haar serieus nemen. Dan moeten we haar voortdurend voorleven, moeten we haar verbeteren en verdedigen. Zo kunnen we er samen voor zorgen dat de democratie weer midden in de samenleving komt te staan.
Dat doet dit kabinet door onderwijs in burgerschap. Door onze Grondwet te moderniseren. Door coalities te sluiten met gelijkgestemde landen, zowel binnen als buiten Europa. Door nieuwe vormen van participatie zoals het uitdaagrecht. Door racisme en discriminatie te bestrijden. En door raadsleden, wethouders en burgemeesters te beschermen tegen intimidatie en geweld.
Daarbij moet de overheid zichzelf een spiegel voorhouden. Zij moet haar eigen fouten onder ogen kunnen zien en daar niet blind voor zijn, zoals bij de kinderopvangtoeslagenaffaire.
En de overheid moet de democratische rechtsstaat beschermen. Dat is – om te spreken met de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen - niet slechts een nobel doel. Het is hard werken en een constante strijd voor verbetering.
Maar de geest van de wet leeft niet alleen in een ministerie of een universiteit. Een stukje daarvan hoort bij iedereen te leven. De democratie is van ons allemaal. Voor wie iets wil veranderen – meer groen in de wijk of een eigen plek voor jongeren - is democratie ook een opdracht aan jezelf.
Die opdracht heeft ook het Montesquieu Instituut zichzelf gesteld. Door het overbrengen van kennis, het aanjagen van discussie en het geven van gevraagde en ongevraagde adviezen over de democratische rechtsstaat. Al vijftien jaar lang verricht het instituut dat belangrijke werk. Belangrijk, omdat discussie en debat de zuurstof vormen voor onze democratie.
Ik eindig met de vrouw met wie ik begon, Svetlana Aleksijevitsj, die sprak over de tijd van vrees waarin we leven. In dezelfde speech heeft ze het ook over de gemiste kans van de jaren negentig. Daarmee doelt Aleksijevitsj op de periode dat Rusland zich leek te ontwikkelen tot een democratie. Tot wat zij noemt: ‘een waardig land, waar mensen een fatsoenlijk leven leiden’.
Wij leven in zo’n land en ik vind dat iedereen ter wereld het verdient om in zo’n land te leven. Maar dat gaat niet vanzelf, niet hier en niet elders.
Laten wij er daarom voor zorgen dat de hoop terugkeert en we weer naar voren kunnen kijken. Laten wij, terwijl we de Oekraïners steunen, niet vergeten dat ook wij werk te verzetten hebben. Dat ook wij, elke dag, voor onze democratie moeten strijden. Schouder aan schouder.
Ik dank u voor uw aandacht.