Toespraak minister Grapperhaus bij herdenking bij het Nationaal Brandweermonument
Toespraak door minister Grapperhaus (JenV) bij de jaarlijkse Herdenking Nationaal Brandweermonument in Arnhem op 19 juni 2021.
Beste mensen,
Op zaterdag 29 mei is hier, op het brandweermonument, een 98e naam bijgeschreven: die van Pim van der Bruggen. Ook hij zal vanaf nu jaarlijks herdacht worden.
Allereerst door degenen die hij achterliet en die hem elke dag missen. Door zijn verloofde Susy en zijn kinderen Fabian, Tobias en Liliana. Door zijn ouders, broer, zus en overige familieleden.
Maar ook door die andere familie: zijn rode familie. Collega’s en vrienden die een erehaag voor hem vormden.
Het gesprek dat ik onlangs met een aantal van hen had, heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Van de moeilijke wat-als-vragen tot aan de aanmoediging om hulp te vragen. Om er altijd voor elkaar te zijn.
Wanneer je iemand verliest die zo dichtbij je staat, die nog volop in het leven stond, dan is het verdriet groot. Ik weet dat uit eigen ervaring. Verdriet is de tol die we betalen voor liefde.
Maar als de rouw verdwenen is, blijft niet alléén dat verdriet achter. De liefde en mooie herinneringen vinden ook hun plek. Als we herdenken komen die 3 samen. Wanneer we in stilte een kaars aansteken, foto’s inplakken of naar mooie muziek luisteren. En als we gezamenlijk herdenken, zoals vandaag.
Net als vorig jaar kunnen de meesten van u er helaas niet fysiek bij zijn. Maar ik weet dat die geliefde, die vriend of die collega die zijn leven heeft gegeven, terwijl hij zich inspande voor onze veiligheid, in uw gedachten is.
Ik weet ook dat u, als achtergeblevenen, elkaar straks weet te vinden voor een troostend woord of een blik van herkenning. U heeft immers hetzelfde meegemaakt en kent de lading die de stilte soms kan hebben. U kent the sound of silence.
Ik durf dit zo stellig te zeggen - en nu richt ik mij even specifiek tot de brandweermensen - omdat het omkijken naar een ander in uw bloed zit. Anders was u geen brandweerman of brandweervrouw geworden.
De collega’s van Pim vertelden mij dat ze een app-groep hebben opgezet om er voor Susy te zijn. Bijvoorbeeld als de hond moet worden uitgelaten of voor een klusje in huis. Dat er vanaf nu een club van 20, misschien wel 30 man voor haar klaarstaat, raakt mij. Dit zegt zoveel over de ziel van de Nederlandse brandweer.
U hebt gekozen voor een rol van toewijding, verbondenheid en opoffering. Een roeping om mensen te willen helpen en bij te staan in een situatie die anderen uit de weg gaan.
Deze bijzondere eigenschappen zijn vaak van generatie op generatie doorgegeven of aangespoord door een dorpsgenoot.
Ik wil daarvoor mijn bewondering uitspreken. Niet alleen naar de brandweermensen zelf, maar ook naar hun familie. Want ook zij moeten toegewijd zijn. Zonder hun steun kan je als brandweerman of –vrouw niet op ieder moment van de dag alles uit je handen laten vallen en je naar het incident haasten.
De Amerikaanse schrijver Denis Leary zei: “All men were created equal, then a few become firemen.” Zij zetten die stap naar voren. Dit geldt niet alleen voor de brandweermensen, maar ook voor hun geliefden en naasten. Één rode familie.
Dank u wel daarvoor. Want Nederland zou lang niet zo veilig zijn zonder die onvermoeibare inzet van de rode familie. Ik denk bijvoorbeeld aan die verschrikkelijke brand vorige maand middenin de Haagse Schilderswijk. Dat dáár geen slachtoffers zijn gevallen, is mede aan uw werk te danken. Daar mag u trots op zijn.
Pim van der Bruggen en de andere 97 mensen wier namen nu op dit monument staan, waren stuk voor stuk toegewijde brandweerlieden. Door hen te blijven herdenken, geven we vorm aan onze dankbaarheid en respect voor hun offer.