Is een goed leven een perfect leven? Protestantse Lezing van minister-president Mark Rutte
Online Protestantse Lezing van minister-president Mark Rutte op Hervormingsdag 31 oktober 2020, opgenomen op 29 oktober 2020 in de Kloosterkerk in Den Haag.
Dames en heren,
Als ik de onmogelijke opdracht zou krijgen met 1 woord te omschrijven wat de kerk voor mij persoonlijk betekent, zou ik waarschijnlijk zeggen: ‘Gezamenlijkheid’. Want in de kerk komen mensen samen, als gemeente. In persoon, met elkaar.
En wat is het dan vervreemdend u vanuit deze mooie, maar bijna lege Haagse Kloosterkerk via de camera toe te moeten spreken. We weten waarom dit nodig is. We weten waar we het voor doen. Maar we voelen ook hoezeer we die gezamenlijkheid juist nu extra hard nodig hebben.
Dat is meteen de belangrijkste reden waarom ik graag ja heb gezegd tegen het verzoek op deze Hervormingsdag de jaarlijkse Protestantse Lezing te verzorgen. Vanwege de omstandigheden enigszins aangepast in vorm en omvang, maar hopelijk niet in betekenis en ontvangst. Want ik wil vandaag graag die noodzaak van gezamenlijkheid onderstrepen en daarmee ook de belangrijke rol die het geloof, de kerken, en vooral de mensen die samen de kerk vormen, daarin vervullen.
We kunnen er niet omheen: het coronavirus trekt een ongelooflijk zware wissel op onze samenleving. Op iedereen die door corona een geliefde moet missen. Op mensen die er nu heel ziek van zijn, of die worstelen met de lichamelijke en mentale nasleep van het virus. Op jongeren én ouderen die vanwege alle sociale beperkingen te maken krijgen met spanningen achter de voordeur, met eenzaamheid en depressieve gevoelens. Of op al die ondernemers van wie het bedrijf op omvallen staat en op de mensen die dreigen hun baan te verliezen.
Corona is, kortom, meer dan een virus, meer dan een ziekte alleen. Het is ook rouw, het is verlies, het is ontwrichting.
Maar ik ben er van overtuigd dat de traditie waarin we staan, ons helpt deze moeilijke periode door te komen. Ieder van ons afzonderlijk en ons land als geheel. Die traditie is uiteraard niet exclusief christelijk, maar wel voor een belangrijk deel. En dat werkt heel direct en persoonlijk door, want wie in God gelooft, mag hoop hebben en daar gaat een enorme troost van uit. Zo werkt dat in ieder geval voor mij.
En het werkt ook collectief door, vanwege dat overbekende Bijbelwoord: heb uw naaste lief als uzelf. Voor mij betekent dat: zie naar elkaar om, help elkaar, troost elkaar. Precies wat we meteen hebben zien gebeuren tijdens die 1e coronagolf. En nog onlangs stuurden tientallen kerken en christelijke organisaties van verschillende gezindten een brief aan het kabinet met het aanbod mee te helpen in de 2e coronagolf, bijvoorbeeld bij de bestrijding van eenzaamheid. Dus het geloof maakt ons ook samen sterker, in maatschappelijk opzicht.
En natuurlijk, we zien in deze 2e golf de spanning bij mensen toenemen, maar onderliggend is en blijft Nederland een land van vrijwilligers en onderling hulpbetoon. Een land van boodschappen doen voor elkaar en een pannetje soep voor de zieke buurvrouw. Ook tijdens deze 2e golf zijn er nog altijd meer mensen met geduld en compassie, dan met een kort lontje. Over dat goede en het geduld in de samenleving lezen we weinig in de krant en horen we ook niet veel terug aan de verschillende talkshowtafels, maar daarom is het niet minder een realiteit
We worden in deze tijd hoe dan ook met onze neus op de feiten gedrukt. Verworvenheden die we altijd voor lief namen, bleken dit voorjaar ineens minder vanzelfsprekend dan we dachten. Plotseling leven we noodgedwongen met beperkingen die tot voor kort nauwelijks voorstelbaar waren.
Dat roept de vraag op: wat telt er echt in een mensenleven? Of om het met de vraag te formuleren waarop ik verzocht werd vandaag te reflecteren: is een goed leven een perfect leven?
Het korte antwoord is natuurlijk: nee, gelukkig niet zeg. Want perfectie is een norm waaraan maar heel weinig mensen kunnen voldoen.
Bovendien, wat is perfect? Dat verschilt van mens tot mens, lijkt mij. Voor de een is dat een glansrijke carrière met veel aanzien en rijkdom. Voor de ander is het een aantrekkelijk uiterlijk of een sportieve prestatie. En voor weer een ander is het een harmonieus gezinsleven of de bevrediging van vrijwilligerswerk.
Een sluitend antwoord is dus niet te geven. Voor mij persoonlijk geldt dat perfect ook een ander woord is voor saai. Stel je eens voor: een perfect leven en niks meer te wensen over? Ik moet er eerlijk gezegd niet aan denken!
Blijft de vraag: wat is dan een goed leven? Ook daarop is natuurlijk geen goed of fout antwoord te geven. Maar wat de coronacrisis ons sowieso leert, is dat het leven, als het erop aankomt, niet draait om meer, meer, meer, en al helemaal niet om meer ik, ik, ik, maar om samen, om verantwoordelijkheid en om aandacht voor de mensen om je heen. We kennen allemaal die uitspraak dat niemand op zijn sterfbed zegt dat hij meer tijd op zijn werk had moeten doorbrengen of nog meer bezit had moeten verzamelen. In 2020 moeten we daar misschien ook nog het aantal volgers op Instagram of Facebook aan toevoegen. Maar het leven draait niet om contanten of consumptie, het draait om contact. Om echt menselijk contact. Dat is uiteindelijk het enige dat telt, niet rijkdom of uiterlijkheden, maar wat je met en voor een ander hebt gedaan.
Ik ben zelf het product van een niet al te zware Hervormde opvoeding, dus ik moet altijd een beetje oppassen met verwijzingen naar of interpretaties van de Bijbel. Maar is wat ik net zeg niet ook een rode draad in dat prachtige boek? Bijvoorbeeld in die gelijkenis van de rijke man voor wie het moeilijker is het Koninkrijk Gods binnen te treden dan voor een kameel om door het oog van de naald te gaan? Me dunkt, een heldere boodschap: bezit is ballast, die je aan het einde achterlaat.
Of bijvoorbeeld daar waar Jezus zegt: ‘Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.’ Dat is een mooie positieve omkering van: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt…’ En ook hierin schuilt een glasheldere boodschap: denk bij alles wat je wilt en doet ook aan een ander.
Het antwoord op de vraag wat een goed leven is wordt in de Bijbel misschien wel nergens duidelijker geformuleerd dan in Romeinen 12, in een van de instructiebrieven van Paulus. Hij schrijft daar onomwonden dat een goed leven een leven is in dienst van de wil van God. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat letterlijk: ‘U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.’
Ik hoor daarin de echo van 1 van de kernwaarden die ik van mijn ouders heb meegekregen: altijd zelf blijven nadenken, verantwoordelijkheid nemen voor je eigen daden en niet blindelings met de kudde meelopen. Precies zoals Luther deed op die allereerste Hervormingsdag in Wittenberg, 503 jaar geleden, toen hij zich met zijn stellingen – net als Paulus – ook tot Rome richtte. Nadenken, kiezen en de consequenties daarvan aanvaarden.
En zo zit er in die tekst van Romeinen 12 veel van het geloof van mijn jeugd, van de kerk waarin ik ben opgegroeid – de Nieuwe Badkapel in Scheveningen. Een kerk die mensen trok van alle rangen en standen, van ministers en topambtenaren tot Scheveningse vissers. Als kind voelde ik me daar thuis.
Paulus legt in zijn brief aan de Romeinen sterk de nadruk op het feit dat mensen verschillende gaven hebben en dat daar geen hiërarchie in bestaat. ‘We hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons geschonken is’ staat er. En hij vergelijkt dat vervolgens met een lichaam, waarvan elk onderdeel een eigen functie heeft.
Dat spreekt mij enorm aan. Het betekent namelijk dat iedereen in zijn of haar leven goed kan doen, dus een goed en betekenisvol leven kan leiden, en dat de optelsom van ieders bijdrage meer is dan de som der delen.
Ik noem dat, in navolging van Frits Bolkestein, graag het bezielend verband in de samenleving, de kracht en energie die in mensen zit, die ons bij elkaar houdt en die ons als geheel sterker maakt. Ieders bijdrage telt. Niemand is belangrijker dan een ander. Of zoals ik het van mijn ouders heb geleerd: je kijkt niet op naar de professor en je kijkt niet neer op de vuilnisman. Ieder levert zijn bijdrage naar vermogen.
In het verlengde daarvan leerde ik al vroeg dat je maar beter je eigen rol kunt blijven relativeren, dat je jezelf niet altijd heel serieus moet nemen. Gewoon op de kleine steentjes blijven lopen, heette dat bij mij thuis. En ook daar roept Paulus ons in Romeinen 12 toe op. Zo schrijft hij ‘(…) dat u zichzelf niet hoger moet aanslaan dan u kunt verantwoorden, maar verstandig over uzelf moet denken.’ En, nog een citaat: ‘(…) acht de ander hoger dan uzelf.’ En voor wie het dan nog niet heeft begrepen, is er ook nog deze wel heel letterlijke oproep: ‘(…) wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot bescheidenheid.’
Kortom, Paulus’ antwoord op de vraag wat een goed leven is, bevat een soort Droste-effect. Een goed leven is een leven dat betekenis heeft in het leven van anderen. We bestaan niet zonder een ander. En wat ik aan die conclusie het meest aantrekkelijk vind, is dat Paulus hiermee ook impliciet antwoord geeft op de vraag wat een mislukt leven is. Of beter: op de vraag of er zoiets bestaat als een mislukt leven. Ik zeg u eerlijk: alles in mij verzet zich daartegen. Als gelovig mens én als liberaal. Want het zou betekenen dat we mensen afschrijven, en dat past niet in de samenleving die we hebben.
Natuurlijk zijn er mensen die pech hebben in het leven, die bijvoorbeeld getroffen worden door ziekte, een ongeluk of ander onheil. Mensen die het niet goed lukt mee te komen in de digitale informatiesamenleving die steeds meer van ons vraagt. Mensen die om wat voor reden dan ook hulp nodig hebben, en die hulp in ons land gelukkig ook krijgen. Maar dat zegt helemaal niets over wat zij betekenen in het leven van hun ouders, kinderen, vrienden, buren, collega’s. Uitzonderingen daargelaten, iedereen is iets voor iemand. Iedereen is iemand van wie wordt gehouden. Dus ieders leven doet ertoe. Daar ben ik diep van overtuigd.
En wat ik vandaag tot slot ook gezegd wil hebben, is dit. Nu het coronavirus ons confronteert met onze eigen kleinheid en kwetsbaarheid, wordt de belangrijke rol van de kerken nog eens extra duidelijk.
En dan kom ik terug bij dat woord gezamenlijkheid waar ik in het begin over sprak. Deze periode doet me denken aan de plaquette die John F. Kennedy in the oval office op zijn bureau had staan. Daarop stond deze zin uit een oud Bretons vissersgebed: ‘O God, thy sea is so great and my boat is so small.’ Het origineel is nog altijd te bewonderen in de Kennedy Presidential Library in Boston. Dat onbestemde gevoel van die grote zee zal tijdens de coronacrisis voor veel mensen herkenbaar zijn. Want waar eindigt dit? Kerken kunnen daar duiding aan geven. In de kerk voelen we: we zitten niet alleen in dat kleine bootje, we zitten er samen in, en we hebben in de geschiedenis voor hetere vuren gestaan. Dus ook deze periode komen we te boven. En die boodschap kunnen we volgens mij in deze tijd niet vaak genoeg horen.
Dames en heren,
Ik vrees dat ik u het definitieve antwoord op de vraag wat een goed leven is, schuldig blijf. Maar dat antwoord had u hopelijk ook niet verwacht te krijgen. Uit wat ik heb gezegd, mag wel blijken dat het voor mij draait om gelijkwaardigheid en gezamenlijkheid. Om het bezielend verband in de samenleving, dat in ons mensen zit, die allemaal een bijdrage leveren waardoor het geheel meer wordt dan de som der delen.
Een goed leven is dus niet per se een gelovig leven. Dat zou enorm aanmatigend zijn en ook veel te kort door de bocht geformuleerd. Maar voor mezelf sprekend, durf ik wel te zeggen dat het geloof mijn eigen schilderij groter en dieper maakt. Het helpt me simpelweg iets verder te zien en – hopelijk – zoveel mogelijk ook in mijn eigen leven het goede te doen.
Dank u wel.