Speech staatssecretaris Blokhuis herdenking Kamp Amersfoort
Staatssecretaris Paul Blokhuis sprak bij de virtuele herdenking van Kamp Amersfoort op zondag 19 april 2020. De speech is hieronder te lezen. De volledige herdenking is terug te kijken op de website van Kamp Amersfoort.
"Dit voorjaar voelt voor iedereen onwerkelijk aan.
We voelen ons allemaal kwetsbaar door het coronavirus en maken ons zorgen om onze gezondheid en de gezondheid van onze dierbaren. Om ons werk, het onderwijs, het contact met ouderen en andere kwetsbare mensen in de samenleving.
Ook onze bewegingsvrijheid is ernstig beperkt. We hebben niet meer de vrijheid te gaan en staan waar we willen. We kunnen niet naar het theater, de sportclub, de kerk. We kunnen niet samenzijn met alle mensen waar we zo vertrouwd mee zijn, die ons lief zijn. We kunnen niet vandaag aanwezig zijn in Kamp Amersfoort en niet - zoals we gewend zijn - op 4 mei alle oorlogsslachtoffers herdenken en op 5 mei onze vrijheid vieren.
We hebben te maken met ongekende en ingrijpende maatregelen.
Maar de aanpak van de coronacrisis is democratisch tot stand gekomen. En andere belangrijke en essentiële vrijheden zijn onaangetast en blijven dat ook. Zoals we dat al 75 jaar gewend zijn. We hebben de vrijheid om te zeggen wat we willen, lief te hebben wie we willen, te geloven waarin we willen. Te zijn wie we willen.
Hoe anders was dat in de Tweede Wereldoorlog? Hoe anders was dat voor de mensen die gevangen zaten in Kamp Amersfoort? Een plek waar zelfs 75 jaar later niemand kan zijn zonder de pijn en het verdriet te voelen van het verleden. En de tranen waarmee de bodem is doordrenkt. Tranen van loodzware arbeid, vernedering, willekeur, marteling, uitputting en vooral: honger. Niet aflatende, knagende honger, die alles overneemt. Tot je niet meer weet wat je doet en wie je was. Tot je je geen mens meer voelt.
Het sadisme waaraan zeker 45.000 mannen en vrouwen werden blootgesteld, gaat het verstand te boven.
Verzetsmensen, Joden, ontduikers van de Arbeitseinsatz - zoals Nic Snaas die zo meteen aan het woord komt - Jehova’s getuigen, politieke gevangenen, krijgsgevangenen en andere gestraften. Een paar weken in Kamp Amersfoort en ze veranderden in schimmen. Toen ik vorig jaar in het Kamp was, vond ik het erg aangrijpend dat je vanaf het kampterrein de plek kunt zien waar veel van deze mensen zijn gefusilleerd. Afschuwelijk wreed; ronduit duivels.
We zijn verbijsterd over het kwaad dat hier heeft plaatsgevonden.
Maar tegelijkertijd zijn we ook verwonderd over de kleine streepjes licht die wisten door te dringen in het diepste duister. Want te midden van het kwaad werden ook kleine en grote, goede daden verricht.
Streepjes licht die het leed van mensen iets konden verzachten. Die mensen heel eventjes het gevoel konden geven mens te zijn.
Jan Reemst was zo’n streepje licht.
Samen met zijn vader Evert de schillenboer, kwam hij geregeld in het kamp. Jan smokkelde dan briefjes van gevangenen in zijn kniekousen het kamp uit. En soms lukte het zijn vader om gevangenen vrij te krijgen door de bewakers om te kopen met melk en eieren. Jan en Evert zagen niet een groep anonieme haveloze gevangenen. Voor hen waren het geen nummers.
Zij zagen mensen, individuen, elk met een eigen gezicht, een eigen verhaal.
Of de bewoners van Amersfoort die getuige waren toen een haveloze, uitgemergelde groep krijgsgevangenen uit de Sovjet Unie door de straten werden gevoerd. Als afschrikwekkend voorbeeld. Kijk die Untermenschen. Maar de Amersfoorters zagen geen Untermenschen. Ze zagen jonge mannen die bijna bezweken van uitputting, honger en dorst. Ze kregen diep medelijden. En probeerden te helpen met water en brood.
Een klein streepje licht.
En Loes van Overeem, de dappere jonge vrouw die als vrijwilligster bij het Rode Kruis net zo lang onderhandelde met de kampleiding tot ze medicijnen en voedsel mocht brengen aan de uitgeputte, uitgemergelde, vaak doodzieke gevangenen.
Een klein streepje licht.
Waarom deden deze mensen dat?
De Joodse filosoof Emmanuel Levinas schrijft dat het gelaat van de ander altijd een beroep op ons doet om verantwoordelijkheid te nemen – of we dat nu willen of niet.
Het gelaat van de ander is een uitnodiging om te handelen. Je kunt dat negeren. Je kunt je daarvan afkeren. Je kunt er boos over worden – omdat het je leven overhoop kan gooien. Je kunt onverschillig zijn. Omdat dat makkelijker is. Of je luistert en handelt. Omdat je de ander hebt gezien. Niet als onderdeel van een groep. Maar als uniek mens.
De ander zien als mens is volgens Levinas wat het goede mogelijk maakt.
We kunnen wat dit betreft veel leren van een bekend slachtoffer van het naziregime: Dietrich Bonhoeffer. Bonhoeffer was een Luthers predikant en theoloog die vanwege zijn principiële houding en verzet door de nazi’s in 1945 terecht is gesteld. De kern van zijn leven en denken is samen te vatten in drie woorden: vrijheid, verantwoordelijkheid en vertrouwen.
Eén van zijn uitspraken die mij raakt is: ‘Anderen veroordelen maakt ons blind, terwijl liefhebben ons juist de ogen opent. Door anderen te veroordelen proberen we ons eigen kwaad te bedekken, maar bedekken we ook de genade waar die ander net zoveel recht op heeft als wij.’ In zijn prachtige gedicht Wie ben ik laat hij zien hoe moeilijk het is om een mens te beoordelen en echt te kennen.
‘Er is er maar 1 die je echt kan beoordelen’, schrijft hij. ‘Wie ik ook ben, Gij kent mij. Van U ben ik, God.’
Een rustgevende gedachte, niet alleen voor Bonhoeffer.
Wat we ook van Bonhoeffer kunnen leren is dat we niet aan de kant moeten blijven staan. Hij schreef in juli 1944 - na de mislukte aanslag op Hitler - het gedicht Stadia op weg naar de vrijheid. Daarin roept hij op tot actie:
‘Vrijheid ligt niet in verheven gedachten, maar in het doen. Aarzel niet langer, ga de storm in en handel.’
Ook Bonhoeffer zag iedereen als een uniek mens, niet als een anoniem onderdeel van een groep. Voor mij was dat vroeger niet zo vanzelfsprekend. Het is een les die ik heb moeten leren. En ik denk dat dit een les is voor ons allemaal.
Als je écht naar iemand kijkt, kun je je verbonden voelen met elkaar. Dan kun je elkaar begrijpen en er voor elkaar zijn. Juist nu, nu we ons leven door de coronacrisis niet helemaal kunnen leiden zoals we het liefst willen, moeten we naar elkaar blijven kijken als unieke individuen. Als mensen met een eigen gezicht.
Zodat we onszelf de vraag kunnen stellen: wat kan ik voor jou betekenen?
Hoe kan ík een streepje licht zijn?"