Toespraak van staatssecretaris Paul Blokhuis bij de herdenking van de ontruiming van Het Apeldoornsche Bosch
Op maandag 20 januari 2020 sprak staatssecretaris Paul Blokhuis (VWS) bij de herdenking van de ontruiming van de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch.
Dames en heren, jongens en meisjes,
Het is de ijskoude nacht van 21 januari 1943. De onmenselijke ontruiming van het Apeldoornsche Bosch door de Duitsers is in volle gang. Claartje van Aals, een jonge verpleegkundige, schrijft nog net een laatste briefje aan haar hartsvriendin Aagje:
“Vandaag gaan we foetsie. Waarheen weten we nog niet. Alles moet ik achterlaten, alleen het hoogstnoodzakelijke kan ik meenemen. Als ik wil, kan ik duiken, maar ik voel me verplicht om met de mensen mee te gaan, want daar gaat je hart toch wel naar uit. Agie, ik schei er uit.”
Claartje van Aals heeft haar brief niet kunnen afmaken. Ze moest mee. Iedereen moest mee: alle patiënten, ook de kinderen van Achisomog. Ze werden ruw en gehaast in klaarstaande vrachtauto’s gesmeten en naar het station in Apeldoorn vervoerd. Daar stond een lange trein op hen te wachten.
Eindbestemming: Auschwitz-Birkenau.
De geschiedenis van het Apeldoornsche Bosch en het verhaal van Claartje van Aals laten zien waartoe mensen in staat zijn. Met aan de ene kant de grootse barmhartigheid en de naastenliefde van jonge mensen zoals Claartje. Zij hielden intens van het leven en toch besloten zij om vrijwillig met hun patiënten mee te gaan. Aan de andere kant die haat, die uitmondde in de ondenkbare vernietiging van medemensen, alleen om wie zij waren. En zelfs hun begeleidsters. Ongelofelijk dat dit afschuwelijke drama zich hier zo vlakbij heeft afgespeeld. Op de plek waar de gebouwen nog staan. En waar vanaf zondag een herinneringscentrum is.
Dames en heren, jongens en meisjes,
We vieren dit jaar dat we 75 jaar in vrijheid mogen leven. De meesten van ons zijn in een tijd van vrede geboren. Ik zelf ook. Wij kunnen in vrijheid onze eigen keuzes maken. Om lief te hebben. Om te geloven. Om te zijn wie we zijn. Voor velen van ons lijkt die vrijheid misschien vanzelfsprekend. Maar dat is het niet. Want mensen hebben hun leven op het spel gezet, zodat wij in vrijheid kunnen leven.
Let op je gedachten, want dat worden je woorden.
Let op je woorden, want dat worden je daden.
Let op je daden, want dat worden je gewoontes.
Deze woorden uit de Talmoed zijn bijzonder actueel, want steeds meer mensen voelen zich onveilig. Pesten is nog steeds aan de orde van de dag. Op internet schelden mensen elkaar uit voor van alles en nog wat. Ongenuanceerd, ongegeneerd en ongehinderd. Zonder werkelijk - of weinig - besef van wat dat voor de ander betekent.
Wij hebben de kracht om daar iets aan te doen. Om het te veranderen. Dat is ook onze plicht. Want als morele grenzen vervagen lijkt de stap naar intolerantie, haat en discriminatie akelig dichtbij. Dichterbij dan ons lief is.
Maar hoe verander je dat? Hoe voorkom je dat haat, intolerantie en discriminatie de overhand krijgen? Daar hebben we niet zomaar een pasklaar antwoord op, maar het antwoord is er wel. En het ligt in ons allemaal. In hoe we met elkaar omgaan. In onze moed om verbindingen te leggen. Om met elkaar in gesprek te gaan, vragen te stellen en te blijven stellen. Remco Campert zei het zo mooi:
Jezelf een vraag stellen,
Daarmee begint verzet.
En dan die vraag een ander stellen.
Daarin hebben we allemaal een rol. Ik. U. Iedereen. Het is belangrijk dat wij allemaal beseffen dat vrijheid niet grenzeloos is. Dat we dat besef ook doorgeven aan onze kinderen en kleinkinderen.
Onze geschiedenis leert ons wat haat, intolerantie en discriminatie met onze rechtsstaat kunnen doen. Wat het met het Apeldoornsche Bosch heeft gedaan. Wat het met mensen doet. Het toont ons het zwartste gezicht van racisme en antisemitisme. Om dat te blijven beseffen en te kúnnen doorgeven, moeten we onze geschiedenis blijven delen. Moeten we de verhalen van moedige mensen, zoals Claartje van Aals, steeds weer blijven vertellen.
En er zijn prachtige voorbeelden in onze samenleving vandaag. Zoals gastsprekers, mensen die schoolkinderen vertellen over hun ervaringen uit de Tweede Wereldoorlog.
Ik denk bijvoorbeeld ook aan het project ‘Oorlog in mijn buurt’. Dat project brengt ouderen en kinderen bij elkaar aan de hand van persoonlijke verhalen over de buurt in de Tweede Wereldoorlog. Daarbij ontstaan mooie gesprekken, contact en begrip.
Woensdag ga ik samen met de Koning naar Jerusalem. Daar komen 40 landen bij elkaar om de slachtoffers van Auschwitz te herdenken. Ruim veertig landen vinden die herdenking terecht zo belangrijk dat zij hun staatshoofd sturen, ondanks dat zij het onderling soms oneens zijn over heel andere dingen. Ik vind dat een hoopvolle ontwikkeling.
Ook hoopvol is dat onderzoeksinstituut NIOD begonnen is met diepgaand onderzoek naar de omgang met psychiatrische patiënten in de Tweede Wereldoorlog.
Vandaag herdenken wij hen die hier in het Apeldoornse Bosch zo bruut zijn weggehaald. Wij staan stil bij wat hen is overkomen. Laten wij hun verhalen blijven delen. Niet alleen hier vandaag, maar juist ook morgen, overmorgen en de komende jaren. Juist op deze plek. Om ervan te leren dat we de vrijheid moeten koesteren en beschermen. We kunnen de kracht en naastenliefde van mensen - zoals Claartje - vertalen naar de uitdagingen van onze tijd. Het helpt ons waakzaam te blijven, vragen te stellen en ook in actie te komen. Als wij dat ook aan toekomstige generaties duidelijk blijven maken, kan iedereen in vrijheid blijven leven.
Dank u wel!