Interview: Prikken zonder angst bij kinderen

Een prik halen is voor bijna alle kinderen een spannende gebeurtenis. 15 procent van de kinderen heeft zelfs een ernstige vorm van prikangst. En prikangst bij volwassenen is niet zelden het gevolg van een traumatische ervaring op kinderleeftijd. Kinderarts Piet Leroy geeft adviezen over hoe een prik bij jonge kinderen zonder angst, pijn of dwang kan verlopen.

Piet Leroy is kinderarts-intensivist in het Maastricht Universitair Medisch Centrum. Hij leidt er een gespecialiseerd zorgteam dat kinderen helpt om medische behandelingen traumavrij te laten verlopen. Ook is hij voorzitter van het landelijke PROSA kenniscentrum dat strategieën ontwikkelt waarmee zorgverleners ervoor kunnen zorgen dat kinderen medische behandelingen kunnen ondergaan zonder pijn, dwang of angst.

Hoe komt het dat kinderen angst hebben om geprikt te worden?

“Dat heeft meerdere redenen. Als je kijkt naar de groep hele bange kinderen, dan zijn dat vaak kinderen die al eerder wat hebben meegemaakt in hun leven. Zij zijn bijvoorbeeld al eens in het ziekenhuis geweest en associëren een naald met een eerdere nare ervaring. Of het zijn kinderen die dit al bij een broertje of zusje hebben meegemaakt. Kinderen leren heel snel door ervaringen die zij direct of indirect meekrijgen.

Daarnaast zijn er kinderen die van nature moeite hebben om angst te reguleren. Als je in een vaccinatiestraat gaat kijken, dan zie je dat sommige kinderen heel goed met de situatie om kunnen gaan terwijl anderen juist heel bang zijn.

En de laatste factor is de angst van de ouders. Prikangst is overdraagbaar. Bange ouders kunnen hun angst doorgeven aan hun kinderen. Als ouders als kind zelf een angst hebben opgelopen voor naalden, lopen hun kinderen een grotere kans om die angst over te nemen.”

Hoe kan je een kind met prikangst helpen?

“Voorspelbaarheid is een belangrijke manier om angst te voorkomen. Eerst en vooral moet je zorgen dat het kind weet wat hem of haar te wachten staat. Angst ontstaat wanneer het kind iets overkomt dat het niet begrijpt of dat bedreigend voelt. Daarbij is het van belang om het kind eerlijke informatie te geven, dus: ‘een vaccinatie gaat met een naaldje’. Maar vul de beleving niet in zoals: ‘de prik zal zeker pijn doen en je gaat even moeten huilen’. Wanneer kinderen pijn verwachten zullen ze namelijk doorgaans ook meer pijn beleven. Dat hoeft echter niet zo te gaan. Er zijn veel kinderen die niets voelen of die alleen maar wat warmte voelen of bij wie het even kriebelt. Bij de meeste kinderen is het voorbij voor ze het doorhebben. Er is dus een groot verschil tussen eerlijke (feitelijke) informatie bieden en het invullen van de beleving.”

Hoe doe ik dat, de gebeurtenis voorspelbaar maken?

“Je kan op voorhand in eenvoudige woorden aan kinderen uitleggen hoe en waarom ze worden gevaccineerd. Als het gaat om vaccinaties, of dit nu tegen de mazelen, baarmoederhalskanker of corona is, laat je de keuze natuurlijk niet alleen aan het kind over. Tenminste, niet als het kind daarvoor nog te jong is. Maar je kan kinderen wél al vanaf jonge leeftijd meenemen in de besluitvorming door hen, op hun niveau, goed te informeren over wat ze mogen verwachten.  

Naast het geven van eerlijke informatie en het met kinderen praten over de vaccinatie, kun je de gebeurtenis nog meer voorspelbaar maken door samen van tevoren een plannetje te maken: ‘hoe had jij gedacht om het te gaan doen?’ Je kan een kind uit twee opties laten kiezen die allebei goed zijn. ‘Ga je alleen op de stoel zitten of ga je bij mamma of pappa op schoot?’ Het kind wil misschien zijn knuffel mee of een spelletje spelen op de mobiele telefoon. Het meebeslissen geeft het kind een gevoel van controle en vermindert de angst.”

Wil je weten hoe het prikken van een vaccin precies gaat? Kijk dan deze video van het Jeugdjournaal.

Praat ik mijn kind geen angst aan?

“Met de juiste woordkeuze kan je voorkomen dat er onnodig negatieve informatie binnenkomt. Een voorbeeld: ‘zit nou stil want anders doet de prik nog veel meer pijn’. Dat zijn woorden die de angst alleen maar vergroten. In plaats daarvan kan je zeggen, ‘als jij mij helpt om je arm samen goed stil te houden, dan zal je merken dat het veel makkelijker gaat’. Dat is een heel andere zin met precies dezelfde opdracht. Ook aftellen in aanloop naar het prikken kan je beter niet doen omdat het de stress, de spanning in de arm en de pijn kan verhogen. Voor ouders is er een folder Helpend taalgebruik gemaakt, waarin voorbeelden staan van wat je tegen je kind kunt zeggen en wat je beter niet kunt zeggen.”

Helpt het om mijn kind af te leiden?

"Soms kan afleiding helpen, zoals met een spelletje of filmpje op de mobiele telefoon. We weten dat als je een kind voor de televisie zet, hij echt helemaal weg kan zijn. Er kan een bom in de keuken ontploffen, bij wijze van spreken, maar hij zal het niet gehoord hebben. Zo sterk kan afleiding zijn. Op die manier kun je aan kinderen in de leeftijd van 5 tot 12 ook uitleggen dat afleiding helpt. Voor kinderen is er een mooi filmpje over hoe pijn en afleiding werkt. Maar het blijft maatwerk. Sommige kinderen willen niet afgeleid worden, maar gewoon kijken naar de prik."

Werkt het om een kind te belonen met een prikdiploma?

“Belonen kan absoluut een positieve werking hebben. Maar belonen wordt nog iets effectiever als je er betekenis aan geeft. Bijvoorbeeld door te zeggen, ‘deze lolly of dit prikdiploma heb je echt verdiend. En weet je waarom? Jij kon zo goed je arm stilhouden en daardoor is het zo goed gegaan. Stel je nou voor dat het kind toch een nare ervaring heeft en zegt, ‘het deed toch pijn mamma’, dan kun je aansluiten bij zijn talent om het goed te doen door te antwoorden, ‘maar weet je, ondanks dat je pijn voelde, lukte het je wel je arm stil te houden. Dat vind ik zo knap van je’. En dan verdwijnt dat gevoel weer. Kinderen onthouden dat het een positieve ervaring was omdat ze het goed hebben gedaan. Het geeft vertrouwen voor een volgende keer. Dus het is meer dan de beloning alleen.”

Zijn er hulpmiddelen om de prik niet te voelen?

“Om de vaccinatie zo prettig als mogelijk te laten verlopen kan er een verdovende crème gebruikt worden. Deze is via de huisarts te verkrijgen. Hoe je de verdovende crème op de juiste manier gebruikt is te zien in een instructiefilmpje op mantelmama.nl.
Voor de leeftijdsgroep 5 tot 10 jarigen bestaat een trillend en verkoelend apparaatje. Door de kou en de trilling van het apparaatje wordt de prik minder of niet gevoeld. Bij voorkeur wordt het apparaatje in combinatie met een verdovende zalf gebruikt. Ouders kunnen helpen om het apparaatje vast te houden. Zo komen kind en ouder als het ware in een innige omhelzing met elkaar waardoor de zorgverlener makkelijker de prik kan zetten.”

Hoe kan een ouder met angst worden geholpen?

“Ouder en kind golven emotioneel met elkaar mee. Dus hoe meer de angst bij de één toeneemt, hoe meer die ook bij de ander toeneemt. Het is veel prettiger voor beiden om de ouder een taak te geven waardoor hij minder met zijn angst bezig is, zoals helpen met het ontspannen van de arm, op de rug wrijven of door een tablet vast te houden met een spelletje. In de kindergeneeskunde vinden we het heel belangrijk dat ouders overal bij kunnen zijn. Maar voor sommige ouders is dat te belastend. Wie van de ouders voelt zich het meest deskundig? Bespreek dat met elkaar. Ik heb zelf een dochter met prikangst. En als zij gevaccineerd wordt, ga ik altijd mee omdat wij daar toevallig samen een goed systeem in vormen.”

Werken de aanbevelingen voor ieder kind?

“Van de 15 procent heel bange kinderen zal een aanzienlijk deel het met onze aanbevelingen goed doen, mits er voldoende tijd wordt genomen. We merken dat als je bange kinderen en bange ouders goed uitlegt hoe het anders kan, dit er meestal voor kan zorgen dat het uiteindelijk goed gaat. En als het eenmaal goed is gegaan, is dat vaak een enorme bevestiging voor kind en ouder.

Onze aanbevelingen zijn ook van belang voor de 85 procent van de kinderen waarbij een vaccinatie meestal zonder al te veel problemen gebeurt. Voor die groep kinderen moet je voorkomen dat er trauma’s worden opgelopen die vermeden kunnen worden. Even de tijd nemen om bij hen aan te sluiten en met hen af te stemmen volstaat dan vaak.
Er zullen echter altijd kinderen (en ouders) zijn bij wie die angst heel groot is of die je – om wat voor reden dan ook – niet kunt voorbereiden. Die kinderen moet je niet naar een klassieke vaccinatiestraat laten gaan. Het risico op een nare ervaring is dan vele malen groter, voor henzelf, maar ook voor de andere aanwezige kinderen die daar een vreselijk panisch kind zien. Voor kinderen waarvan ouders of zorgverleners weten dat zij uitzonderlijk bang zijn, of die speciale aandacht en voorbereiding nodig hebben, kan zorg worden geboden in een andere setting dan die waarin we nu standaard vaccinaties geven. In steeds meer Nederlandse ziekenhuizen werken teams die door ons kenniscentrum zijn getraind in pijn- en angstvrije zorg voor kinderen.

En bedenk ook dat een vaccinatie niet per se op dat specifieke moment gegeven hoeft te worden, als het niet gaat. Er is immers geen acute noodsituatie die dat vereist. Het gaat niet om een levensbedreigende situatie die direct opgelost moet worden. Dus als je als ouder of zorgverlener in een situatie terecht komt dat het kind echt niet wil, waarin de neiging ontstaat om dwang te gebruiken, dan is dat het signaal om de handeling te stoppen en een comfortabeler alternatief te bedenken. Je mag een angstig kind niet fysiek dwingen om deze vaccinatie of welke andere medische handeling dan ook te ondergaan. Deze negatieve medische ervaringen kunnen immers een heel grote negatieve impact hebben op het vertrouwen en de ontwikkeling van kinderen.”