QenA’s Geweldsaanwending Opsporingsambtenaar
Waarom is de wet aangepast?
In het oude wettelijk stelsel kwam de unieke positie van de opsporingsambtenaar onvoldoende tot uiting. Anders dan burgers hebben opsporingsambtenaren geweldsbevoegdheid. Dat wil zeggen dat de overheid verwacht van hen dat zij onder voorwaarden geweld gebruiken als onderdeel van het uitoefenen van hun taak, bijvoorbeeld om de situatie weer veilig te maken. Burgers en opsporingsambtenaren bevinden zich dus niet in een gelijke situatie, omdat het geweldsmonopolie bij de overheid ligt. Een nieuw wettelijk kader speciaal gericht op hun taken en bevoegdheden zorgt met ingang van 1 juli 2022 voor een betere positie van opsporingsambtenaren.
Opsporingsambtenaren die zich niet aan hun geweldsinstructie houden, kunnen hiervoor een straf krijgen (het nieuwe delict ‘schenden van de geweldsinstructie’). Bijvoorbeeld als zij niet voor de minst ingrijpende vorm van geweld hebben gekozen hebben, of onvoldoende gewaarschuwd hebben voordat ze over gingen tot geweld. Daarnaast blijft het mogelijk om opsporingsambtenaren te vervolgen voor al bestaande geweldsdelicten als mishandeling en doodslag.
Wat is in de wet veranderd?
Er is een nieuw wettelijk kader voor de beoordeling van geweldgebruik door opsporingsambtenaren ingevoegd. Dit kader omvat onder meer:
1. Aparte strafbaarstelling
In het Wetboek van Strafrecht staat nu een apart delict voor opsporingsambtenaren die schuldig zijn aan het schenden van de geweldsinstructie. Dit sluit aan bij hun taak en bevoegdheid om geweld te gebruiken. De straffen lopen op tot maximaal 3 jaar. Opsporingsambtenaren zijn bijvoorbeeld politieagenten en BOA‘s die bevoegd zijn geweld te gebruiken. Of militairen die politietaken uitvoeren. Bijvoorbeeld op Schiphol.
Het Wetboek van Strafrecht kende al geweldsdelicten als mishandeling en doodslag. Het openbaar ministerie kan een opsporingsambtenaar die onrechtmatig geweld heeft gebruikt straks nog steeds voor een van deze delicten vervolgen. De maximale straffen voor geweldsmisdrijven zijn dus voor iedereen in Nederland gelijk. Vaak zal het nieuwe delict passender zijn bij de situatie waarin de opsporingsambtenaar geweld heeft gebruikt. Maar in andere gevallen, waar ernstig en onredelijk geweld is gebruikt, kan worden gekozen voor vervolging voor bijvoorbeeld mishandeling of doodslag. De keuze ligt bij het openbaar ministerie.
2. Behandeling door één rechtbank
Daarnaast is geregeld dat zaken tegen opsporingsambtenaren die geweld hebben gebruikt altijd worden behandeld door de rechtbank Midden-Nederland. Zo wordt ervoor gezorgd dat de betrokken rechters zich kunnen specialiseren in dit soort zaken.
3. Introductie feitenonderzoek
Tenslotte is het feitenonderzoek geïntroduceerd. In het feitenonderzoek kan onderzoek worden gedaan naar geweldgebruik door opsporingsambtenaren, zonder dat de opsporingsambtenaar daarbij direct als verdachte wordt aangemerkt. Binnen dit kader wordt onderzoek gedaan door de rijksrecherche naar geweldgebruik dat ernstig letsel tot gevolg heeft gehad of waarbij het vuurwapen is gebruikt. In dit onderzoek kijkt men of de opsporingsambtenaar zich heeft gehouden aan de regels die gelden voor het gebruik van geweld (de geweldsinstructie). Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de geweldsinstructie is geschonden, kan het openbaar ministerie een strafrechtelijk onderzoek starten. Dan wordt de betrokken opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt.
Hoe verhoudt het wetsvoorstel zich tot de geweldsinstructie?
De wet regelt de strafbaarstelling van schendingen van de geweldsinstructie en het onderzoek naar eventuele schendingen. Dus niet de geweldsinstructie zelf. Er is geen verandering aangebracht in de bevoegdheid van opsporingsambtenaren om geweld toe te passen.
De geweldsinstructie omvat mede de Ambtsinstructie. Daarin zijn criteria voor het gebruik van gewelds- en vrijheidsbeperkende middelen opgenomen. Als geweld wel nodig is in een situatie moet de opsporingsambtenaar overwegen of gebruik daarvan voldoet aan de vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit, redelijkheid en gematigdheid (artikel 7 van de Politiewet 2012). Opsporingsambtenaren worden getraind op het maken van deze inschatting.
Krijgen ambtenaren door de gewijzigde Ambtsinstructie meer ruimte om geweld te gebruiken?
Nee. Daar zijn de wijzigingen in de Ambtsinstructie niet op gericht. Het betreft de actualisering en verduidelijking van criteria voor het gebruik van geweldsmiddelen en vrijheidsbeperkende middelen. Zo zijn bijvoorbeeld criteria ingevoerd voor het gebruik van de wapenstok. De gewijzigde Ambtsinstructie biedt ambtenaren de vereiste houvast bij de uitoefening van hun functie, zodat er in concrete omstandigheden de juiste afweging kan worden gemaakt.
Hoe worden opsporingsambtenaren getraind om geweld te gebruiken?
Het uitgangspunt van het optreden van een opsporingsambtenaar is in alle gevallen de-escalatie. Daarom zijn de de-escalerende (gespreks)technieken en communicatieve vaardigheden een belangrijk onderdeel van zowel de basispolitieopleiding als de periodieke training voor politieambtenaren. De trainingen worden aangepast op actuele casuïstiek en praktijkcontext, waardoor de politieambtenaar nog beter in staat is vast te houden aan de aangeleerde vaardigheden en deze in de praktijk – op verschillende situaties – toe te passen. Als het echt niet anders kan, en na daartoe gewaarschuwd te hebben, kan de opsporingsambtenaar het minst ingrijpende geweld toepassen. Over elke vorm van geweld moet de agent verantwoording afleggen. Hierbij is veel aandacht voor het leren van geweld. Als geweld tot zwaar lichamelijk letsel of de dood heeft geleid, wordt altijd onderzoek verricht.
Hoe is de nieuwe wetgeving tot stand gekomen?
Er is uitgebreid over de nieuwe wet gesproken. In 2016 is de ministerraad akkoord gegaan met indienen van het wetsvoorstel voor advies bij de Raad van State. Hierna is het ingediend bij de Tweede Kamer. Daar zijn rondetafelgesprekken over het onderwerp georganiseerd. Het wetsvoorstel is nog een keer inhoudelijk gewijzigd, waarover de Raad van State opnieuw advies heeft gegeven. Vervolgens heeft de Tweede Kamer in 2019 het wetsvoorstel behandeld en het met een grote meerderheid aangenomen. In 2021 is het wetsvoorstel met een grote meerderheid aangenomen door de Eerste Kamer. De wet wijzigt de geweldsinstructie niet (zie eerdere QenA).
Wat is de stelselherziening geweldsaanwending?
De wetswijziging maakt onderdeel uit van het traject stelselherziening geweldsaanwending dat in 2013 van start is gegaan. Doel hiervan is herziening van de relevante wet- en regelgeving én interne procedures die volgen op geweldgebruik door opsporingsambtenaren. Naast het aanpassen van de wet werd de Ambtsinstructie gewijzigd in twee tranches. Met als eerste stap het landelijk uniformeren van het hele proces van melden, registeren en beoordelen van geweld (tranche 1). Deze wijziging is op 1 juli 2020 inwerking getreden. Stap 2 was het actualiseren en aanscherpen van de criteria voor het gebruik van geweld- en vrijheidsbeperkende middelen (tranche 2). Dit wijzigingsbesluit is is samen met de wet in werking getreden op 1 juli 2022. Door de stelselherziening is er meer duidelijkheid over wat agenten kunnen en mogen, én komt er meer ruimte voor reflecteren op en leren van politieoptreden.