Houd wereldwijd de focus op lage-inkomenslanden

Door Kristalina Georgieva en Sigrid Kaag

WASHINGTON, DC/DEN HAAG - De COVID-19-pandemie is verantwoordelijk voor de scherpste daling van de wereldeconomie sinds de Grote Depressie. Hoewel iedereen eronder lijdt, zullen de armste landen van de wereld de hoogste prijs betalen, tenzij ze meer steun ontvangen.

Zo'n anderhalf miljard mensen leven in ontwikkelingslanden met een laag inkomen, die worstelen met een zwak gezondheidssysteem, een beperkte institutionele capaciteit en, in veel gevallen, een hoge schuldenlast. Al deze landen zijn in de crisis beland zonder te beschikken over voldoende mogelijkheden om deze te bestrijden. Zij zagen zich genoodzaakt opeens veel meer geld uit te geven, juist op het moment waarop de pandemie zorgde voor een terugval van inkomsten uit toerisme, geldoverboekingen door migranten en grondstoffenprijzen. Waar maatregelen om ondernemingen en werknemers in geavanceerde economieën te beschermen wel 20% van het BBP uitmaakten, bedroeg deze steun in lage-inkomenslanden slechts circa 2%.

Nu nog eens 115 miljoen extra mensen dit jaar het risico lopen in extreme armoede te vervallen, dreigt de sterke economische achteruitgang de winst die er de afgelopen twee decennia behaald is bij het verhogen van de levensstandaard weer teniet te doen. De nu ontstane schade zal nog vele jaren voelbaar blijven; kinderen - met name meisjes - verlaten vroegtijdig hun school, de kwaliteit van de gezondheidszorg verslechtert en de werkgelegenheid blijft onder druk staan.

Dit raakt ons allemaal. Onzekerheid in arme landen vertaalt zich in instabiliteit in de rest van de wereld. En, belangrijker, de COVID-19-crisis is pas echt voorbij als het virus overal verslagen is.

Daarom moeten internationale instellingen en bilaterale donoren arme landen helpen bij hun inspanningen om de juiste economische voorwaarden te scheppen voor hun eigen herstel. Het Internationaal Monetair Fonds blijft praktische technische ondersteuning bieden en training geven aan zijn leden en helpt overheden hun schulden te beheersen, inkomsten te verhogen en de overheidsfinanciën te beheren om de effectieve verlening van vitale diensten, waaronder gezondheidsmaatregelen, te waarborgen. Nederland heeft deze inspanningen ondersteund door een bijdrage te leveren aan specifieke thematische fondsen van het IMF en zijn netwerk van centra voor regionale capaciteitsontwikkeling in Sub-Sahara Afrika, het Midden-Oosten en het Caraïbisch gebied.

De cruciale opgave is nu om ontwikkelingslanden met een laag inkomen te helpen de crisis het hoofd te bieden en hun weerbaarheid te versterken met het oog op de toekomst.   Bilaterale donoren zoals Nederland vullen de  leenprogramma's van het IMF aan met gerichte interventies op het gebied van gezondheid, educatie en werkgelegenheid, en ook via programma's gericht op het keren van de klimaatverandering door vergroening van de economie.

We moeten ook meer doen om landen met een onhoudbare schuldenlast te helpen. Al vóór de pandemie had circa de helft van de lage-inkomenslanden te kampen met een te zware schuldenlast of een groot risico daarop. Nu veel landen slechts beperkt, of helemaal geen, toegang hebben tot nieuwe marktfinanciering, worden ze geconfronteerd met een verschrikkelijke keuze tussen het steunen van hun burgers tijdens de pandemie en het aflossen van hun schuld.

De internationale gemeenschap heeft een aantal belangrijke stappen gezet om dit probleem aan te pakken. Met hulp van 13 bilaterale donoren, waaronder Nederland, heeft het IMF voor één jaar schuldendienstverlichting van circa $500 miljoen beschikbaar gesteld voor 29 van zijn armste leden en zoekt het nu naar aanvullende middelen om deze verlichting tot april 2022 te verlengen. We verwelkomen de verlenging van het Debt Service Suspension Initiative, het schuldenmoratorium van de G20, waardoor de armste landen circa $5 miljard aan tijdelijke schuldenverlichting ontvangen. Het IMF ondersteunt ook de instelling door de G20 en de Club van Parijs van een ambitieus nieuw Common Framework for Debt Resolution, waarbij standaard besluitvorming door crediteuren wordt gecombineerd met een aanpak per geval van schuldverlichting.

Naast het aanpakken van de schulden hebben ontwikkelingslanden met een laag inkomen ook behoefte aan krachtige internationale financiële ondersteuning. Sinds het uitbreken van de pandemie heeft het IMF toegang tot faciliteiten voor noodfinanciering verdubbeld en $11 miljard aan noodfinanciering verstrekt aan 47 landen in deze groep. Het IMF blijft de komende jaren gecommitteerd aan het waarborgen van voldoende toegang tot deze kredieten.

Om dit kunnen bewerkstelligen rekent het IMF erop dat zijn meest welvarende leden deze inspanning ondersteunen door nieuwe leningsmiddelen beschikbaar te stellen voor de financiering van programma's voor concessionele leningen. Sinds het begin van de pandemie heeft het Fonds nog eens $22 miljard veiliggesteld en werkt nu aan het vrijmaken van subsidies om leningen tegen nul procent rente op dit niveau te waarborgen; ook Nederland zal hieraan bijdragen. Veel bilaterale donoren hebben ook hun eigen programma's versterkt om lage-inkomenslanden te ondersteunen. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld onlangs €500 miljoen ($595 miljoen) vrijgemaakt om bestaande ontwikkelingsinspanningen op de rails te houden en nieuwe te financieren om arme landen te helpen de pandemie te bestrijden.

Tot slot hebben lage-inkomenslanden meer dan ooit behoefte aan handel. In de afgelopen twee decennia is de armoede in de wereld sterk gedaald naarmate deze landen zich steeds meer lieten gelden op de internationale markten. Maar de pandemie en de voortdurende handelsspanningen hebben deze vooruitgang in gevaar gebracht. Een open, stabiel en transparant handelssysteem met duidelijke regels blijft absoluut essentieel voor het waarborgen van mondiale stabiliteit, inclusieve en duurzame groei en welvaart op de lange termijn.

Het IMF blijft het herstel van de mondiale handel bevorderen door te blijven ijveren voor open markten en door te pleiten voor verdere beleidshervormingen. Binnen de Europese Unie hebben Nederland en Frankrijk aangedrongen op een handelsbeleid dat meer nadruk legt op duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Voldoen aan de vele behoeften van lage-inkomenslanden waaraan nog niet is voldaan, vergt verdere gezamenlijke inspanningen van bilaterale donoren, waaronder nationale publieke ontwikkelingsbanken en multilaterale instellingen. Samen kunnen we de meest kwetsbare landen en gemeenschappen helpen te herstellen van de pandemie. Op die manier bouwen we aan een weerbaardere en inclusievere wereld voor iedereen.