Gemeentenieuws van SZW 2024-5

Bericht aan Burgemeester en Wethouders en andere belangstellenden. De staatssecretaris van Participatie en Integratie (PI), En de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) vragen uw aandacht voor het onderstaande bericht van het Ministerie van SZW.

Experiment naar de effectiviteit van de sollicitatieplicht in de WW door UWV

In een grootschalig experiment wordt door UWV de aankomende jaren uitgebreid onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de sollicitatieplicht in de WW als invulling van de inspanningsplicht. Aan het experiment zullen ongeveer 100.000 WW-gerechtigden meedoen.

Opzet van het experiment

Momenteel moeten WW-gerechtigden in principe minimaal vier sollicitatieactiviteiten per vier weken uitvoeren. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de sollicitatieplicht in de WW als invulling van de inspanningsplicht waardoor daar op dit moment geen harde uitspraken over kunnen worden gedaan. Het doel van het experiment is niet alleen te onderzoeken wat de effecten zijn van de huidige plicht, maar ook om te kijken naar een alternatief met meer ruimte voor individuele afspraken. De WW-gerechtigden zullen op vrijwillige basis willekeurig in drie groepen worden verdeeld:

1.           Groep 1 blijft onder de huidige sollicitatieplicht vallen;

2.           Groep 2 mag op eigen initiatief op zoek naar werk, dus zonder inspanningsplicht waarop wordt gehandhaafd;

3.           Groep 3 krijgt maatwerkbegeleiding op basis van individuele afspraken, waar ook op wordt gehandhaafd.

Alle groepen krijgen ondersteuning en dienstverlening aangeboden vanuit UWV. Voor verdere informatie wordt verwezen naar het Tijdelijk Besluit Experiment Inspanningsplicht WW in het Staatsblad (Stb. 2024, 130), welke per 1 juni 2024 in werking is getreden, zie: Staatsblad 2024, 130 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl).

Tijdspad experiment

Het experiment is deze maand aangevangen met een pilot. Tijdens de pilot wordt getest waar de knelpunten zitten in de uitvoering van het onderzoek en op welke wijze die kunnen worden opgelost voordat het onderzoek grootschalig binnen UWV wordt geïmplementeerd per januari 2025.

Hoe raakt dit UWV-experiment de gemeenten?

WW-gerechtigden die eerder werkten bij een werkgever die loonkostensubsidie (hierna: LKS) voor hen ontving (hierna: een LKS’er), kunnen ook meelopen in het onderzoek. Gemeenten zijn op grond van artikel 7 lid 3 onder c Participatiewet verantwoordelijk voor de ondersteuning naar werk van een persoon die werkloos wordt en korter dan twee jaar daarvoor met LKS heeft gewerkt. Ook wanneer deze persoon een uitkering ontvangt van UWV. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning naar werk van een LKS’er en niet UWV. Doordat er op dit moment geen automatische registratie bij UWV wordt aangemaakt die duidelijk maakt dat er sprake is van een werkzoekende waarvoor de werkgever LKS heeft ontvangen, krijgen deze WW-gerechtigden in de praktijk nu soms re-integratiedienstverlening vanuit UWV en niet vanuit de gemeente. Indien een WW-gerechtigde die meeloopt binnen het experiment wordt herkend als LKS’er door UWV, blijft deze meelopen in het experiment, maar zal er voor re-integratiedienstverlening een overdracht plaatsvinden vanuit UWV naar de betreffende gemeente. UWV informeert de gemeente in dit geval over de onderzoeksgroep waarin deze betreffende werkzoekende is ingedeeld en welke afspraken er zijn gemaakt. Dat geldt voor alle drie de groepen binnen het experiment. De pilotfase zal uitwijzen hoe de overdracht van UWV naar de gemeenten binnen het experiment het beste plaats kan vinden.

Spoor van de ondernemer op de routekaart Financiële Zorgen

Een grote groep ondernemers bevindt zich in zwaar weer door onder andere het terugbetalen van corona-steunmaatregelen, hoge inflatie en een krappe arbeidsmarkt. Het is belangrijk dat deze ondernemers passende ondersteuning krijgen.

Gemeenten zijn hierbij aan zet: in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is vastgelegd dat ondernemers als natuurlijk persoon recht hebben op ondersteuning van hun woongemeente. Ondernemers met financiële zorgen mogen ondersteuning verwachten bij het creëren van overzicht over hun financiën, het stabiliseren van hun financiële situatie en het contacteren van schuldeisers om schulden te regelen.

Spoor van de ondernemer

Het Spoor van de ondernemer op de routekaart Financiële Zorgen biedt gemeenten houvast bij het bieden van hulp aan ondernemers met geldzorgen. Gemeenten krijgen via dit spoor concrete handvatten, ondersteuning en voorbeelden van effectieve interventies aangeboden. Aan de hand daarvan kunnen zij hun dienstverlening aan ondernemers met financiële zorgen inrichten of versterken. Het Spoor van de ondernemer is gebaseerd op de ideale reis van ondernemers en biedt een basis voor de uitvoering van preventie, vroegsignalering, regelen van schulden, begeleiding en nazorg. Daarbij is er niet alleen aandacht voor de rol van de schuldhulpverlener, maar ook voor de beleidsmedewerker, jurist, communicatieadviseur en informatiekundige.

Het Spoor van de ondernemer staat op De routekaart Financiële Zorgen | VNG, een product van het VNG-programma Verbinden Schuldendomein. De VNG biedt nog meer ondersteuning aan gemeenten rond de doelgroep Ondernemers met financiële zorgen. Zie hiervoor de projectpagina  Ondernemers uit de financiële zorgen | VNG.

Verlenging niet toepassen kostendelersnorm bij opvang Oekraïense ontheemden

In eerdere edities van het Gemeentenieuws meldden voormalig minister voor APP Carola Schouten en voormalig minister van SZW Karien van Gennip dat het tijdelijke verblijf van ontheemden geen gevolgen heeft voor de hoogte van de bijstandsuitkering. Naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne heeft voormalig Minister voor APP gemeenten verzocht de kostendelersnorm op grond van tijdelijk verblijf in ieder geval de eerste vierentwintig maanden niet toe te passen, wanneer bijstandsgerechtigden ontheemden tijdelijk in huis opnemen.

Omdat de oorlog in Oekraïne voortduurt, verzoekt de staatssecretaris Participatie en Integratie hierbij gemeenten om het niet toepassen van de kostendelersnorm op grond van tijdelijk verblijf na de eerste termijn van vierentwintig maanden te verlengen tot aan het aflopen van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB). Dat is vooralsnog tot 4 maart 2026. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de Dienst Toeslagen houden dezelfde termijn aan. De uitzondering geldt voor ontheemden uit Oekraïne, maar ook voor andere ontheemden in crisissituaties. Dit kan met behulp van maatwerk op grond van artikel 18, eerste lid, Participatiewet. Zodra echter een in huis opgenomen ontheemde een volledige bijstandsuitkering ontvangt, is er sprake van een nieuwe situatie waarbij de gemeente de kostendelersnorm wel kan toepassen. Ook hierbij is afhankelijk van het individuele geval maatwerk op grond van artikel 18, eerste lid, Participatiewet mogelijk.

De uitkeringsgerechtigde dient wel bij de gemeente te melden dat hij of zij een ontheemde in huis heeft. Eventuele afspraken die zijn gemaakt over een vrijwillige bijdrage die wordt ontvangen van de ontheemde dienen eveneens te worden gemeld. Met betrekking tot de kostendelersnorm voor de bijstandsuitkering geldt het volgende: wanneer het gaat om personen van 27 jaar en ouder die tijdelijk inwonen bij een uitkeringsgerechtigde, dan hoeft degene die tijdelijk inwoont niet mee te tellen voor de kostendelersnorm. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om mensen in een crisissituatie, daklozen of mensen die dakloos dreigen te raken. De gemeente dient dan vast te stellen dat het gaat om tijdelijk verblijf.

Benutting IPS-middelen 2024 voor gemeenten en verlenging IPS-regeling voor gemeenten tot en met 2025

Om gemeenten te stimuleren uitkeringsgerechtigden met psychische aandoeningen via de re-integratiemethode Individuele Plaatsing en Steun (IPS) aan werk te helpen geldt tot en met 19 november 2024 een speciale subsidieregeling voor IPS-trajecten. Het UWV monitort het gebruik van de regeling. Uit de cijfers blijkt dat er op dit moment nog voldoende budget is voor het aanvragen van een subsidie voor het inzetten van IPS. Via het project Hoofdzaak Werk worden gemeenten en ggz-instellingen reeds aangespoord het voor 2024 beschikbare IPS-budget maximaal te benutten. Het ministerie van SZW acht het van belang deze aansporing te ondersteunen. Optimale gebruikmaking van de regeling is direct van invloed op het lot van mensen met een psychische kwetsbaarheid.

Voor meer informatie over de lopende regeling zie:

Staatscourant 2023, 6260 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)

Staatscourant 2023, 28871 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl)

Verlenging IPS-regeling voor gemeenten tot en met 2025

De lopende IPS-regeling voor gemeenten, die op 19 november 2024 eindigt, zal met een jaar worden verlengd. Voor aanvragen in 2025 zal het budget met in totaal € 10 miljoen worden verhoogd. Vanwege de meerjarige duur van de trajecten is dit bedrag verdeeld over de jaren 2025, 2026 en 2027. De regeling zal nu lopen tot en met 19 november 2025.

Divosa geeft op haar website nadere uitleg over de regeling.

Oproep: gemeenten die mee willen doen aan de pilot no-riskpolis

Het Ministerie van SZW is op zoek naar gemeenten die uitvoering willen geven aan een pilot no-riskpolis voor langdurig bijstandsgerechtigden.

De no-riskpolis is een instrument voor werknemers met een arbeidsbeperking of een ziekteverleden. Het instrument houdt in dat de werkgever voor deze werknemer een Ziektewetuitkering van UWV kan krijgen als hij ziek wordt. De werkgever hoeft bij ziekte dus niet maximaal twee jaar loon door te betalen. Dit heeft als doel om werkgevers te stimuleren om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen of te houden.

Langdurig bijstandsgerechtigden
In de pilot wordt onderzocht of de no-riskpolis ook een goed instrument zou kunnen zijn voor de doelgroep langdurig bijstandsgerechtigden die niet onder de huidige doelgroep van de no-riskpolis valt. Dit zijn mensen die twee jaar of langer in de bijstand zitten. Het doel van de pilot is uiteindelijk om te onderzoeken of de no-riskpolis de baankans van de langdurig bijstandsgerechtigden vergroot, of het de duurzaamheid van werk vergroot en of de kosten van het instrument opwegen tegen de baten.

Opzet pilot
Samen met geïnteresseerde gemeenten en UWV bereidt SZW in 2024 en 2025 de uitvoering van de pilot voor. Hierbij wordt voortgebouwd op onderzoek van de Beleidsonderzoekers, die een concreet voorstel voor een pilot hebben uitgewerkt. In 2026 start de pilot voor twee jaar en worden de resultaten tot en met 2030 gemonitord.

Meer weten?
Neem voor meer informatie contact op met Floris Haisma en/of Jeroen van Nierop (fhaisma@minszw.nl / jvnierop@minszw.nl ).

Toolkit preferent proces Loonkostensubsidie

Vanuit Breed Offensief hebben SZW, gemeenten, Divosa, VNG en De Normaalste Zaak (Werkgevers) gewerkt aan de harmonisatie van het proces rondom de loonkostensubsidie (LKS). Doel hiervan is de administratie voor werkgevers te vereenvoudigen, waardoor de drempel om mensen uit verschillende gemeenten een baan aan te bieden met gebruikmaking van loonkostensubsidie, lager wordt. Gezamenlijk hebben zij een toolkit preferent proces LKS ontwikkeld met praktische documenten en een communicatieset.


Per 1 november 2024 is er een aantal wijzigingen, zie Begeleidende notitie t.b.v. Communicatieset Preferent Proces november 2024. De communicatieset is hierop in oktober herzien. Ingangsdatum van de wijzigingen is 1 november, maar het is geen probleem wanneer u die eerder doorvoert.

Wettelijk minimumuurloon per 1 januari 2024
Per 1 januari 2024 is het wettelijke minimumuurloon ingegaan. Het minimumloon is alleen nog van toepassing op de berekening van de sociale uitkeringen en de tegemoetkomingen zoals de LKS. Dit betekent dat voor de verrekening van de LKS de methodiek gelijk blijft aan vorige jaren.
Lees meer op de pagina Wat betekent een minimumuurloon voor jouw gemeente en voor werkgevers die LKS ontvangen?

Oproep: deelnemers aan de klankbordgroep PIAS (participatie, inkomen, armoede en schulden)

Heb jij vragen over een thema op het gebied van werk, inkomen, armoede of schulden? Of denk je graag mee over beleidsontwikkelingen die op dit terrein spelen? Dan nodigen we je van harte uit om deel te nemen aan de klankbordgroep PIAS. Een aantal keer per jaar gaan we via dit gremium met gemeenten in gesprek over actuele thema’s. Een informeel, digitaal overleg waarin we vooral willen ophalen wat er speelt binnen gemeenten. Voor de klankbordgroep zijn wij opzoek naar deelnemers. Meld je aan door een e-mail te sturen naar mvasselt@minszw.nl.

Campagne ‘Geldstress’ voor jongeren

Steeds meer jongeren kampen met problematische schulden. Schattingen variëren tussen de 20,1 en 26 procent. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil daarom jongeren stimuleren om al in een eerder stadium aan de bel trekken. Nog voor er problematische schulden ontstaan. Maar jongeren weten vaak niet waar ze terecht kunnen.

Geldstress campagne informeert jongeren over hulp
Daarom is samen met Geldfit op 9 oktober de campagne ‘Geldstress’ gestart. Deze richt zich op jongeren (18 -27) met beginnende geldproblemen en wil hen bewegen hulp te zoeken via Geldfit.

Hoe meer partijen aandacht besteden aan dit onderwerp, hoe meer jongeren eerder een stap naar hulp zetten. Daarom willen we gemeenten en bedrijven oproepen om de campagne te delen. Ons campagnemateriaal is te vinden op de campagnetoolkit van de Rijksoverheid.

Actie stressbusters
Om ook lokaal aandacht besteden hebben we de actie ‘stressbusters’ bedacht: een groep mensen die jongeren op een grappige en laagdrempelige manier informeren over hulp via Geldfit. Ze hebben een special outfit en delen stressballen uit. Wil je zelf ook een stressbusteractie organiseren? Dat kan, neem dan contact op met Meike Skolnik mskolnik@minszw.nl. Ook voor andere vragen over de campagne.

Mogelijkheden voor ondersteuning van jongeren in een kwetsbare positie binnen de kaders van de Participatiewet

Jongeren in een kwetsbare positie met meervoudige problematiek kunnen bestaansonzekerheid ervaren, bijvoorbeeld omdat opleiding of werk niet direct in beeld is. De juiste ondersteuning voor deze groep jongeren is belangrijk en noodzakelijk om ervoor te zorgen dat zij stappen kunnen zetten naar participatie in de samenleving. De Participatiewet is in Nederland het vangnet voor diegenen die niet zelf in hun noodzakelijke bestaanskosten kunnen voorzien en biedt mogelijkheden om deze jongeren te helpen.

Enkele gemeenten hebben daarnaast in samenwerking met de Stichting het Bouwdepot beleid (pilots) ontwikkeld om deze jongeren te helpen. De stichting heeft de heer Bram Nooitgedagt, paralegal en onderzoeker bij Victor Advocaten & Adviseurs, opdracht gegeven om het wel of niet mogen uitvoeren van de aanpak het Bouwdepot door gemeenten juridisch te onderbouwen. Het begin augustus verschenen adviesrapport concludeert dat het Bouwdepot valt onder de lokale autonomie van gemeenten en daarmee is toegestaan. In reactie op het juridisch adviesrapport heeft de staatssecretaris van Participatie en Integratie per brief aan de Stichting het Bouwdepot laten weten de conclusie uit dit rapport niet te delen. Het Bouwdepot resulteert in een periodieke ontvangst van een geldbedrag van de overheid ter ondersteuning in het levensonderhoud en is daarmee inkomensbeleid. Deze huidige vorm van financiële ondersteuning voor het levensonderhoud door gemeenten buiten de kaders van de Participatiewet is doorkruising van het rijksinkomensbeleid. Gemeenten mogen deze vorm van ondersteuning door het Bouwdepot daarom niet financieren en uitvoeren.

De staatssecretaris van Participatie en Integratie vindt het belangrijk en goed te zien dat gemeenten en organisaties zoals Stichting Zwerfjongeren Nederland en Stichting het Bouwdepot vanuit betrokkenheid zoeken naar mogelijkheden om jongeren in een kwetsbare positie te ondersteunen. De kennis en expertise en de opgedane ervaringen van Bouwdepot kunnen zeker ingezet blijven worden bij gemeenten, maar dan wel binnen de kaders van de Participatiewet. Gemeenten kunnen per individueel geval, als de omstandigheden dat vergen, algemene bijstand en aanvullend bijzondere bijstand verstrekken. Ze kunnen de jongeren tijdelijk ontheffen van de arbeidsverplichtingen en vervolgens de stichting het Bouwdepot inschakelen voor advies bij alle aanvullende ondersteuning, zorg en hulp die de jongeren nodig hebben. In de bijgevoegde juridische analyse is het standpunt van SZW nader toegelicht. Daarbij wordt nader ingegaan op enkele hoofdpunten uit het adviesrapport en de mogelijkheden die de huidige Participatiewet biedt.

Uiteraard staat het ministerie open voor signalen als blijkt dat de Participatiewet onvoldoende ruimte biedt om jongeren in een kwetsbare positie te helpen te participeren in de samenleving, toe te leiden naar scholing, waar mogelijk toe te leiden naar betaald duurzaam werk en economische zelfstandigheid, en indien nodig financieel te ondersteunen. Daar waar signalen erop wijzen dat het vangnet van de Participatiewet ontoereikend is of sprake is van disbalans tussen rechten en plichten werkt het Kabinet aan verbeteringen. Met het wetsvoorstel Participatiewet in balans en de beoogde fundamentele herziening van de Participatiewet maakt het Kabinet dan ook stappen voor adequate ondersteuning.

Sociale infrastructuur en sociaal ontwikkelbedrijven: afspraken en impuls

Afspraken ‘Naar een toekomstbestendige sociale infrastructuur’
In het bestuurlijk overleg tussen VNG en SZW van 11 september 2024 zijn afspraken gemaakt tussen de VNG, Cedris, Divosa en SZW over de samenwerking gericht op een toekomstbestendige sociale infrastructuur. Alle partijen willen hier de komende periode een flinke impuls aan geven.

Naast duidelijke intenties zijn op de onderdelen ‘Impulsbudget sociaal ontwikkelbedrijven’ en ‘Rijksbijdrage sociale infrastructuur’ concrete afspraken gemaakt.

De VNG neemt een coördinerende rol op zich met als doel dat gemeenten en bedrijven gezamenlijk plannen opstellen gericht op een toekomstbestendige inrichting van sociaal ontwikkelbedrijven.

Impulsbudget sociaal ontwikkelbedrijven
In de Tweede Kamerbrief ‘infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven’ van 21 december 2023 heeft het kabinet een transformatiebudget (gewijzigde naam: impulsbudget sociaal ontwikkelbedrijven) voor gemeenten aangekondigd. Hiermee is vanaf 2025 tien jaar lang budget beschikbaar om gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven financieel te ondersteunen bij de noodzakelijke transitie en transformatie van de sociale infrastructuur.

Dit impulsbudget moet een belangrijke bijdrage leveren aan het oplossen van een van de knelpunten die Berenschot in zijn onderzoek naar de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven heeft geïdentificeerd. Berenschot constateert dat veel gemeenten geen duidelijke toekomstvisie hebben geformuleerd op de sociale infrastructuur en de positie van het sociaal ontwikkelbedrijf hierbinnen. Dit belemmert de transitie en transformatie van de sociaal ontwikkelbedrijven.

Met de voorjaarsbesluitvorming 2024 heeft het kabinet het voorgenomen impulsbudget bevestigd. Het impulsbudget zou initieel via een specifieke uitkering aan gemeenten uitgekeerd worden, na indiening van een transformatieplan. In het Hoofdlijnenakkoord van het nieuwe Kabinet is echter besloten om alle (voorgenomen) specifieke uitkeringen naar het gemeentefonds over te hevelen. Conform het Hoofdlijnenakkoord is een efficiencykorting van 10% op de budgetten doorgevoerd.

In totaal is er, na aftrek van de efficiencykorting, € 289,7 miljoen beschikbaar als impulsbudget. In 2025 betreft dit € 35 miljoen. In de jaren 2026 – 2030 is er jaarlijks € 31,5 miljoen beschikbaar. Daarna loopt het impulsbudget jaarlijks iets af. In 2034 (laatste jaar) is de hoogte van het budget € 19,8 miljoen.

In het bestuurlijk overleg tussen VNG en SZW van 11 september 2024 is afgesproken om het impulsbudget sociaal ontwikkelbedrijven via een decentralisatie-uitkering (DU) uit te keren aan gemeenten. Ook is besloten om het budget te verdelen op basis van de maatstaf ‘doelgroepenregister gemeentelijke doelgroep’. Het impulsbudget wordt beschikbaar gesteld per samenwerkingsverband van gemeenten op het terrein van sociaal ontwikkelbedrijven. Uitkering zal plaatsvinden aan de grootste gemeente binnen het samenwerkingsverband.

Momenteel wordt met dat doel gewerkt aan een lijst van samenwerkingsverbanden van gemeenten. Een conceptlijst zal dit najaar via de VNG gepubliceerd worden, opdat gemeenten kunnen verifiëren of de lijst correct is.

In de meicirculaire 2025 wordt de DU impulsbudget sociaal ontwikkelbedrijven gepubliceerd. Vanaf dat moment ontvangen gemeenten impulsbudget. 

Rijksbijdrage sociale infrastructuur
In de Tweede Kamerbrief ‘infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven’ van 21 december 2023 heeft het kabinet een infrastructurele opslag aangekondigd. Hiermee levert het kabinet een extra (financiële) bijdrage aan de kosten voor de banen van mensen die niet vallen onder beschut werk, maar die tijdelijk aangewezen zijn op de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Het betreft mensen zonder indicatie beschut werk, maar die baat hebben van de intensieve begeleiding en ondersteuning die vanuit een sociaal ontwikkelbedrijf wordt geboden.

De infrastructurele opslag ziet onder meer op overheadkosten, huisvesting, e.d. De infrastructurele opslag moet het daarnaast ook beter mogelijk maken om de vangnetfunctie als een van de arbeidsmarktfunctionaliteiten in te vullen.

In de Voorjaarsnota 2024 heeft het Kabinet de voorgenomen infrastructurele opslag bevestigd. In het bestuurlijk overleg tussen VNG en SZW van 11 september 2024 is besloten om de infrastructurele opslag onder de naam Rijksbijdrage sociale infrastructuur als apart budget via de Integratie-uitkering Participatie uit te keren aan gemeenten, net als de middelen voor de rijksbijdrage Beschut Werk en de rijksbijdrage Wsw.

Daarnaast is besloten om het budget te verdelen op basis van de maatstaf ‘doelgroepenregister gemeentelijke doelgroep’.
De rijksbijdrage sociale infrastructuur wordt aan alle gemeenten uitgekeerd.
Bij meicirculaire 2025 wordt het budget voor het eerst toegekend. Dit betreft een oplopende reeks van € 19,8 miljoen in 2025 tot structureel € 35,9 miljoen vanaf 2035. In de oploop van deze middelen wordt uitgegaan van een groei van het aantal banen van zo’n 5.000 (2024) tot 10.000 (2035). 

Hervorming Arbeidsmarktinfrastructuur - financiële middelen per 2025 voor de arbeidsmarktregio’s en centrumgemeenten (incidenteel en structureel)

In april 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de kaders voor een nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur. Om arbeidsmarktdienstverlening toegankelijker en beter vindbaar te maken, komt er in elke arbeidsmarktregio één gezamenlijk regionaal loket: het Werkcentrum. Werkzoekenden, werkenden en werkgevers kunnen bij het Werkcentrum terecht voor vragen over werk, volgende loopbaanstappen, (arbeidsmarktgerichte) scholing en personeelsvraagstukken. Het Werkcentrum bouwt voort op de geleerde lessen in de regionale mobiliteitsteams, de Leerwerkloketten en de WerkgeversServicepunten en wordt vormgegeven vanuit gemeenten, UWV, vakbonden, werkgeversorganisaties, SBB en onderwijs.

Beoogde inwerkingtredingsdatum van de nieuwe wet- en regelgeving is 1 juli 2026. Hier wordt gedurende de tranisitieperiode naartoe gewerkt. Centrumgemeenten en UWV hebben de functionele regie om deze transitie in de arbeidsmarktregio te organiseren en de regionale kernpartners hierbij te betrekken. Met de landelijke partners ondersteunen we dit o.a. met handreikingen en bijeenkomsten om kennis uit te wisselen.

Centrumgemeenten ontvangen vanwege hun functionele regierol in de arbeidsmarktregio twee decentralisatie-uitkeringen in het kader van de arbeidsmarktinfrastructuur.


A. Met een tijdelijk aflopend budget wordt een impuls gegeven aan het organiseren en inzetten van gezamenlijke dienstverlening aan mensen en werkgevers vanuit de samenwerking. Onderstaande aflopende reeks is hiervoor beschikbaar per arbeidsmarktregio. In het Regionaal Beraad worden hier afspraken over gemaakt. De effectiviteit van de tijdelijke decentralisatie-uitkering als financieringsinstrument wordt in 2027 geëvalueerd om te verzekeren dat het bijdraagt aan het realiseren van de gezamenlijke doelen.

B. Voor het structureel invullen van de functionele regiefunctie in de arbeidsmarktregio door de centrumgemeente, het organiseren en ondersteunen van het Regionaal Beraad en het organiseren van coördinatie van het RWC (waaronder de gidsfunctie), ontvangen centrumgemeenten structureel €650.000 per jaar. Het bedrag (€400.000) van de al lopende decentralisatie uitkering voor het versterken van de samenwerking in de arbeidsmarktregio en de bestaande financiering voor het Leerwerkloket (€100.000) is hierin opgenomen. Het is aan centrumgemeenten om invulling te geven aan de uitvoering en invulling van dit budget.

2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034/structureel
A* € 910.129 € 827.390 € 1.116.977 € 1.291.375 1.033.180 €861.919 €690.658 €485.707 €174.068 €0
B* €648.545 €648.545 €648.545 €648.545 €648.545 €648.545 €648.545 €648.545 €648.545 €648.545

* De uitkeringsvorm is nog onder voorbehoud van toetsing door het ministerie van BZK. In de Meicirculaire 2025 worden definitief de bedragen benoemd, de bovenstaande bedragen kunnen mogelijk iets worden bijgesteld. Bij de bedragen tot en met 2027 is rekening gehouden met afdracht voor het btw-compensatiefonds en verwerkt, na 2027 kan hier nog een nacalculatie op plaatsvinden. Meer informatie over de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur is te vinden op: Hervorming Arbeidsmarktinfrastructuur | Samen voor de klant

Onderzoek naar verschillen in toezicht en handhaving kinderopvang

Bureau Andersson Elffers Felix (AEF) heeft onderzoek gedaan naar de verschillen die voorkomen in de uitvoering van toezicht en handhaving en welke oorzaken daaraan ten grondslag liggen. Het eindrapport van AEF is op 18 juli jl. naar de Tweede Kamer verzonden. 

De onderzoekers stellen vast dat er veel verschillen zijn in de wijze van uitvoering van toezicht en handhaving. Enkele van deze verschillen zijn onwenselijk. Zo zouden enkele regels door toezichthouders onderling verschillend worden geïnterpreteerd en toegepast. Veruit de meeste verschillen zijn in lijn met de decentrale inrichting van het stelsel van toezicht en handhaving, waarbij ruimte is voor eigen invulling van wettelijke taken. Toch kunnen sommige van deze verschillen leiden tot aantasting van het rechtvaardigheidsgevoel van houders of het level playing field (gelijke speelveld). Zo komt het voor dat bij een vergelijkbare overtreding de ene gemeente een boete oplegt en de andere kiest voor een waarschuwing of een herstelaanbod.

AEF adviseert onder meer om door overleg tussen SZW en toezichtspartijen tot een gezamenlijk beeld van onwenselijke verschillen te komen. Dat kan de basis vormen voor het terugdringen van deze niet of minder wenselijke verschillen. AEF doet ook de aanbeveling om verschillen die in lijn zijn met het decentrale stelsel maar wel het level playing field aantasten, verder terug te dringen.

Eerder heeft de Universiteit Utrecht in opdracht van SZW onderzoek gedaan naar stelselvarianten voor de inrichting van toezicht en handhaving in de kinderopvang. Ook is in dit onderzoek gekeken naar de voorwaarden voor succesvolle invoering van principegestuurde regulering. Bij principegestuurde regulering wordt in wet- en regelgeving met meer open normen gewerkt.

Beide onderzoeken vormen een belangrijk aangrijpingspunt voor de doorontwikkeling van toezicht en handhaving. De staatssecretaris van Participatie en Integratie heeft aan de Kamer aangegeven 

Lage besteding gemeenten SPUK’s inburgering

Veel gemeenten hebben slechts een beperkt deel besteed van het beschikbare budget voor de specifieke uitkering (SPUK) Wet inburgering 2021 en SPUK Onderwijsroute. Dit blijkt uit de SiSa-informatie (de methodiek voor de verantwoording van de besteding van de gelden) over het jaar 2023. Gemeenten lopen daarmee het risico dat ze geld moeten terugbetalen in een later stadium.

Het niet-bestede deel van de uitkering kunnen gemeenten reserveren voor besteding in het daaropvolgende kalenderjaar. Indien het gereserveerde bedrag in het daaropvolgende kalenderjaar niet volledig is benut, wordt het niet-bestede deel definitief teruggevorderd.

Andere oplossing
In sommige gevallen kunnen gemeenten op grond van artikel 44 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten een voorziening treffen voor kosten die (deels) worden gemaakt in het uitvoeringsjaar, maar waarvan de factuur wordt ontvangen in een toekomstig jaar. Daarmee kunnen gemeenten een gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal jaren mogelijk maken. Dit voorkomt dat ze later geld moeten terugbetalen door een te lage besteding op toekomstige uitgaven. Gemeenten worden geadviseerd hun controller of accountant te raadplegen voor mogelijkheden voor de gemeente.
Meer informatie over SiSa is te vinden op Rijksoverheid.nl.  Veelgestelde vragen over inburgering en financiën staan op de site van Divosa. Heeft u vragen, mail dan naar Financieringwetinburgering@minszw.nl.

Vooraankondiging naamswijziging statistiek: BDFS wordt per 2025 BDBS

Per 1 januari 2025 wijzigt de naam van de Bijstandsdebiteuren- en -fraudestatistiek (BDFS) in Bijstandsdebiteuren- en boetestatistiek (BDBS). Het gaat enkel om een naamswijziging en heeft verder geen inhoudelijke consequenties voor de statistiekuitvraag door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Aanleiding
In december 2023 oordeelde de Rechtbank Rotterdam [Tussenuitspraak][Einduitspraak] dat fraude een kwalificatie is die niet mag volgens de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), omdat deze niet voorkomt in de Participatiewet. Gemeenten verwerken persoonsgegevens om schendingen van de inlichtingenplicht te registreren, maar het is onrechtmatig om hierbij de kwalificatie fraude te gebruiken.

Consequentie
In het verlengde van de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam is ervoor gekozen om de naam van de statistiek per 1 januari 2025 aan te passen naar ‘BDBS’, waarbij de term ‘fraude’ vervangen wordt door de term ‘boete’. Vanaf verslagjaar 2025 worden berichtgevers geacht om de gegevensleveringen voor de statistiek dan ook onder deze nieuwe naam uit te voeren, zoals ook in de nieuwe richtlijnen 2025 voor het verstrekken van gegevens voor de statistiek beschreven zal worden. Meer informatie hierover volgt in een later stadium vanuit het CBS, maar de consequenties voor de gegevensaanlevering aan het CBS door gemeenten zijn nihil. 

Naar aanleiding van de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam is ook gekeken in hoeverre de term ‘fraude’ verder nog gebruikt wordt in bestaande statistiekkenmerken en –codes. Dit is bij twee codes van kenmerk 21 ‘Hoogte bestuurlijke boete’ het geval, namelijk bij code 1 ‘100% fraudebedrag’ en bij code 2 ‘150% fraudebedrag (recidive)’ en heeft als consequentie dat ook de benamingen van deze codes aangepast zullen worden.

Eventuele vragen
Mocht u in de tussentijd vragen hebben dan kunt u contact opnemen met het CBS