Mede op verzoek van de VNG heeft het ministerie van SZW de landsadvocaat verzocht te adviseren over een concepttekst tot aanvulling van de handreiking eenmalige energietoeslag 2022. De landsadvocaat is gevraagd te beoordelen of het concept een voldoende en juridisch houdbare rechtvaardiging bevat voor het maken van onderscheid bij gebruik van de bevoegdheden uit artikel 35 vierde en vijfde lid van de participatiewet, tussen studenten en doelgroepen binnen het gemeentelijk minimabeleid. De landsadvocaat kan de argumentatie in het concept om studenten uit te sluiten van de categoriale bijzondere bijstand goed volgen. Met deze argumenten is het volgens de landsadvocaat goed verdedigbaar dat het onderscheid tussen studenten en (andere) minima een legitiem, doelmatig en proportioneel middel is. De discussie over de individuele bijzondere bijstand als redelijk alternatief moet volgens de landsadvocaat worden gezien in het licht van de vraag of de gevolgen van de uitsluiting proportioneel zijn. De nadelige gevolgen van uitsluiting van de studentenpopulatie worden ondervangen door de individuele bijzondere bijstand. De landsadvocaat vindt het verdedigbaar dat de individuele bijzondere bijstand een afdoende vangnet vormt voor studenten die in de financiële problemen dreigen te komen als gevolg van de gestegen energieprijzen. Het definitieve advies is openbaar. De handreiking Energietoeslag wordt hierop aangepast en zo snel mogelijk gepubliceerd op de site van Stimulansz.
Recht op energietoeslag internationale studenten
Internationale studenten, inclusief EU-studenten, die economisch niet actief zijn hebben geen recht op bijzondere bijstand. Dit volgt uit artikel 24 van de zogenaamde burgerschapsrichtlijn (richtlijn 2004/38/EU) en de verwijzing daarnaar in de Participatiewet, artikel 11, 2e lid.
De vraag of economisch actieve EU-studenten recht hebben op bijzondere bijstand is ingewikkelder. Allereerst is relevant of een student wordt aangemerkt als migrerend werknemer volgens (met name) de EU-richtlijn 2004/38 en verordening 883/2004. Hiervoor is geen vaststaand aantal uren benoemd in de regelgeving. Voor werkende EU-studenten geldt dat zij in bepaalde gevallen recht hebben op studiefinanciering (afhankelijk van het aantal uur dat zij werken en/of de hoogte van het inkomen); voor meer informatie, zie de website van DUO. Deze studenten zullen, inclusief het bedrag aan studiefinanciering, meteen een te hoog inkomen hebben om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming (uitgaande van 120%). Vanuit de EU-regelgeving en jurisprudentie (onder andere arresten Brey C-140/12 en Gusa C-442/15; zie ook RvSt ECLI:NL:RVS:2019:2503) geldt dat er steeds een individuele afweging moet worden gemaakt kijkend naar de omstandigheden van het geval, en moet worden bezien of er sprake is van reële en daadwerkelijke werkzaamheden, en of de persoon in kwestie gewoonlijk in Nederland verblijft in de zin van de genoemde regelgeving.
Vervolgens is echter de vraag of deze studenten vanuit de Participatiewet als ingezetene kunnen worden beschouwd. Een internationale student die hier is om te studeren zal niet per definitie een ingezetene zijn volgens de Participatiewet (art 11 en art 40), ook niet als hij een aantal uren werkt. Het verblijf voor studie is in principe een tijdelijk verblijf voor een naar zijn aard tijdelijk doel en een student heeft daarmee volgens de wet veelal nog steeds zijn woonplaats in het land van herkomst. Eveneens volgt uit de Participatiewet en de Vreemdelingenwet dat een beroep op bijstand gemeld wordt bij de IND (VW art 8 onderdeel e). Wanneer buitenlandse studenten een aanvraag doen voor bijstand kan dat consequenties hebben voor hun verblijfsrecht. De beoordeling van verblijfsrechtelijke aanspraken van EU-burgers doet de gemeente niet zelf, maar in overleg met de IND.
Over aanspraken van EU-studenten op voorzieningen uit de Participatiewet is voor zover bekend geen jurisprudentie. Ten aanzien van termen als migrerend werknemer en ingezetene is de jurisprudentie casuïstisch ingestoken en kunnen er niet zomaar harde lijnen worden getrokken. Het is daarom niet helemaal uit te sluiten dat een werkend EU-student in zijn individuele situatie alsnog voor een energietoeslag in aanmerking kan komen. Maar in algemene termen kan worden gesteld dat er in beginsel geen recht is.