Gemeentenieuws van SZW 2021-07

Bericht aan Burgemeester en Wethouders en andere belangstellenden. De staatssecretaris vraagt uw aandacht voor het onderstaande bericht van het Ministerie van SZW.

1. Toolkit ‘hoe bereik je werkende ouders met geldzorgen?’

Op 4 oktober jl. informeerde de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid de Kamer over de door de Sociaal Economische Raad (SER) uitgevoerde verkenning naar werkende armen. Het is aan een nieuw kabinet om met behulp van dit waardevolle rapport en andere recente publicaties de uitdagingen op de arbeidsmarkt, waaronder die voor werkende armen, te adresseren.

In de tussentijd wil ik gemeenten wijzen op de toolkit ‘hoe bereik je werkende ouders met geldzorgen?’ Deze is samengesteld door SAM& voor alle kinderen, het samenwerkingsverband van Leergeld Nederland, Jeugdfonds Sport & Cultuur, Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job. De bevindingen van het onderzoek 'Altijd op een richeltje lopen' dat Leergeld Nederland in 2020 uitvoerde vormde de basis voor een concreet actieprogramma en toolkit. De toolkit geeft gemeenten, professionals en werkgevers concrete handvatten om de uitvoeringspraktijk te verbeteren.

2. Beperking van het verbod tot medewerking aan minnelijke schuldregeling met finale kwijting bij vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht

Op dit moment bestaat voor gemeenten, SVB en UWV bij openstaande vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht geen mogelijkheid om medewerking te verlenen aan een minnelijke schuldregeling met finale kwijting. Via de Verzamelwet SZW 2022 wordt dit medewerkingsverbod beperkt tot de gevallen waarbij er sprake is van opzet of grove schuld. De verbodsbepalingen in alle socialezekerheidswetten worden op dezelfde manier gewijzigd. Voor de Participatiewet gaat het om aanpassing van artikel 60c. Het gaat hierbij om de vorderingen van de ten onrechte verstrekte uitkering wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Voor bestuurlijke boetes geldt al langer de mogelijkheid om medewerking te verlenen aan een minnelijke schuldregeling tenzij er sprake is van opzet of grove schuld, via artikel 18a, dertiende lid, van de Participatiewet.

De voorgestelde wijzigingen zijn op 8 september 2020 al via een amendement met Kamerbrede steun opgenomen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet of grove schuld (Kamerstukken II 2019/20, 35 374, 11 en Kamerstukken I 2019/20, 35 374, A). Gemeenten hebben (via de VNG) via de in 2020 uitgevraagde uitvoeringstoetsen aangegeven dat de voorgestelde wijzigingen goed uitvoerbaar zijn. De behandeling van dit wetsvoorstel is echter op dit moment aangehouden in de Eerste Kamer. Met de inhoud van het amendement wordt een zwaarwegend maatschappelijk belang gediend. Het huidige medewerkingsverbod raakt aan situaties waarbij er sprake is van problematische schulden; een situatie waarin iemand vanwege de ontstane schulden niet meer aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. Problematische schulden hebben een grote impact op het leven van burgers: het levert veel stress op en dit werkt door op verschillende leefdomeinen. Het helpen van mensen bij de aanpak van deze schulden is cruciaal. Door het geldende verbod tot medewerking komen veel schuldregelingen niet tot stand of moeten deze worden afgedwongen via een uitspraak - dwangakkoord - door de rechter. Dit is onwenselijk.

Met de voorgestelde wijziging wordt het medewerkingsverbod bij vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht beperkt tot gevallen van opzet of grove schuld, als bedoeld in het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Dat betekent dat gemeenten, SVB en UWV de bevoegdheid krijgen om in overige gevallen akkoord te gaan met een schuldregeling tegen finale kwijting. In individuele gevallen kan dan een afweging worden gemaakt met betrekking tot de wenselijkheid van het doorzetten van de incasso. Daarmee ontstaat ruimte om in bepaalde gevallen akkoord te gaan met een schuldregeling tegen finale kwijting.

Het is belangrijk dat dit zo snel mogelijk in werking treedt. Daarom worden de voorgestelde wijzigingen nu opgenomen in de Verzamelwet SZW 2022. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2022. Ik heb met gemeenten (VNG), UWV en SVB gesproken over de mogelijkheden om in de uitvoering te anticiperen op deze inwerkingtreding en een geschikte ingangsdatum hiervoor. Naar aanleiding van dit overleg geef ik gemeenten, SVB en UWV toestemming om per 15 november 2021 te anticiperen op de inwerkingtreding. Vanaf 15 november 2021 ontstaat dus de bevoegdheid om medewerking te verlenen aan minnelijke schuldregelingen, tenzij er sprake is van opzet of grove schuld.

3. No-show binnen de Participatiewet: hoe voorkom je dat?

No-show is zowel voor gemeenten als voor de cliënt ongewenst; de gemeente steekt waardevolle tijd en energie in een afspraak die niet doorgaat en de cliënten missen hulp die ze waarschijnlijk hard nodig hebben of komen hierdoor een verplichting niet na. Onderzoeksbureau Duwtje heeft daarom het afgelopen jaar in opdracht van het ministerie van SZW een gedragsexperiment uitgevoerd. In samenwerking met vijf gemeenten is onderzocht hoe gedragsinzichten kunnen bijdragen aan het verminderen van ‘no-show’ bij afspraken in het kader van de Participatiewet. De hoofdvraag van het onderzoek was: Hoe kan de gemeente met de inzet van gedragskennis zorgen voor een stijging van uitkeringsgerechtigden die (tijdig) op een online/fysieke/telefonische afspraak verschijnen en zich tijdig afmelden? Het eindrapport is hier te raadplegen.

Waardevolle gedragsinzichten die gelden voor iedere gemeente

Ik vind het belangrijk om gedragskennis te verankeren in beleid, om er zo voor te zorgen dat beleid en de uitvoering daarvan aansluit bij de doelgroep en daarmee het doel van het beleid bereikt wordt en de naleving wordt bevorderd. Dit onderzoek vormt een mooi voorbeeld met concrete handvatten. Het laat zien hoe kennis van gedrag iedere kan gemeente helpen om de procedures en communicatie binnen de Participatiewet beter te laten aansluiten aan behoeften en belevingswereld van cliënten. Zo is het bijvoorbeeld van belang om rekening te houden met het uitgeputte brein van mensen die in de bijstand zitten of een aanvraag doen. Dit maakt het namelijk voor mensen nog moeilijker om ingewikkelde teksten te begrijpen of procedures te doorlopen. Cliënten met goede bedoelingen en intenties kunnen hierdoor toch afhaken.

Concrete tips

Uit de verschillende experimenten is veel kennis opgedaan over factoren die van invloed zijn op (het voorkomen van) no-show. Deze verschillende factoren zijn voor gemeenten in een inspiratiedocument omgeschreven naar inzetbare tips en praktisch geleerde lessen. Het stuk beschrijft hoe je als gemeente het proces dat cliënten doorlopen vanaf het moment dat ze de bijstandsaanvraag doen tot aan de eerste afspraak kan verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan het samen met de cliënt bepalen van de datum en het tijdstip van de afspraak, waarmee je inspeelt op de universele behoefte aan autonomie. Daarnaast biedt het tips over de communicatie tussen cliënt en gemeente in de periode van bijstandsaanvraag tot aan de eerste afspraak. Denk bijvoorbeeld aan de plek waar je de belangrijkste informatie het beste neer kan zetten, visualisering en het inzetten van de gedragstechniek ‘commitment’.

4. Gedwongen opname en het recht op algemene bijstand (inwerkingtreding amendement van het lid Kwint)

De Tweede Kamer heeft de Wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang inclusief het amendement van het lid Kwint over het behoud van bijstand na gedwongen opname inhoudende wijziging van artikel 13 van de Participatiewet, aangenomen. Op 28 september 2021 is deze Reparatiewet Wvggz en Wzd ook door de Eerste Kamer aanvaard.

Met deze wijziging wordt artikel 13, derde lid, van de Participatiewet gewijzigd. Hiermee wordt een redactionele wijziging aangebracht en wordt geregeld dat bij een gedwongen opname op grond van de Wvggz of Wzd - net zoals bij vrijwillige opname in een ggz-instelling - het recht op algemene bijstand behouden blijft. Zo wordt voorkomen dat mensen die gedwongen geholpen worden met hun geestelijke problemen tijdens of na de behandeling financiële problemen overhouden. De verandering van het recht op algemene bijstand is door gemeenten getoetst op uitvoerbaarheid. De uitkomst van deze toets is dat de wijziging uitvoerbaar is met ingang 1 januari 2022. De inwerkingtredingsdatum is dan ook op 1 januari 2022 gesteld.

Het gelijkstellen van het recht op algemene bijstand bij een gedwongen opname met een vrijwillige opname in een ggz-instelling betekent voor de uitvoering dat per 1 januari 2022 ook voor een gedwongen opname geldt, dat tot drie maanden de volledige bijstandsnorm van toepassing is. Het betekent ook dat na drie maanden opname in een ggz-instelling een lagere bijstandsnorm van toepassing is en dat alleen nog alleen nog 'zak- en kleedgeld' van toepassing is. Voor eventuele vaste woonlasten kan de gemeente afhankelijk van het individuele geval dan bijzondere bijstand verlenen.

5. Uitspraak Centrale Raad van Beroep over vrijlating van inkomsten en bijstand

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 24 augustus jl. uitspraak gedaan in een hoger beroepszaak van de gemeente Rotterdam tegen een uitspraak van de rechtbank. De gemeente Rotterdam is van mening dat indien het inkomen boven de bijstandsnorm uitkomt, men uitstroomt en dat de vrijlating niet van toepassing is. De rechtbank deelt die mening niet.

De CRvB heeft in de uitspraak in hoger beroep het eerdere oordeel van de rechtbank bevestigd dat voor het vaststellen van de hoogte van het inkomen uit arbeid eerst de vrijlating in mindering moet worden gebracht, omdat deze (volgens artikel 31, tweede lid, onderdeel n, Participatiewet) niet tot de middelen wordt gerekend.

Daarna moet bekeken worden of het resultaat van die berekening nog steeds lager is dan de bijstandsnorm. Als dat zo is, duurt het recht op bijstand voort.

Ik heb begrepen dat veel gemeenten de uitvoeringspraktijk van de gemeente Rotterdam hanteren. Aanpassing aan de zienswijze van de CRvB heeft grote gevolgen voor de uitvoering. Dit vergt nader onderzoek. Hierbij is ook het klantperspectief van belang. Daarom breng ik deze consequenties samen met de VNG en gemeenten in kaart en zal u hierover zo spoedig mogelijk informeren via Gemeentenieuws SZW.

6. Langer ondersteuning bij implementatie preferent werkproces loonkostensubsidie Participatiewet

Het preferente werkproces loonkostensubsidie Participatiewet is in 2019 ontwikkeld om voor werkgevers hinderlijke verschillen tussen gemeenten te verminderen. De nieuwe werkwijze is uitgeprobeerd in dertig deelnemende gemeenten. De uitkomsten waren zo positief dat in 2020 en 2021 gestimuleerd wordt dat de overige 300 gemeenten ook overgaan tot het preferente werkproces. Daartoe krijgen zij ondersteuning van een team van Divosa en De Normaalste Zaak. Veel gemeenten hebben deze stap ook daadwerkelijk genomen, maar een aantal nog niet. Omdat door de Coronamaatregelen de werkdrukte bij gemeenten heel hoog is geweest wordt de ondersteuning verlengd tot 1 juli 2022.

Wat is het preferente werkproces?

Om het werken met loonkostensubsidie aantrekkelijker te maken voor werkgevers en gemeenten, is een preferent proces loonkostensubsidie ontwikkeld (zie ook video). Dit preferente werkproces stroomlijnt het aanvragen, verlengen en uitbetalen van de loonkostensubsidie Participatiewet. Met name in de wijze waarop werkgevers en werknemers worden bevraagd en geïnformeerd verdwijnen daardoor de zichtbare verschillen in het werkproces tussen gemeenten. Bij de ontwikkeling en implementatie daarvan werkt Divosa samen met De Normaalste Zaak (DNZ) en VNG.

Dertig gemeenten en tien organisaties zijn begin 2019 begonnen met het uitproberen van een ideaal proces voor het aanvragen, verlengen en uitbetalen van de loonkostensubsidie. De nieuwe werkwijze is uitgeprobeerd in de dertig deelnemende gemeenten. De uitkomsten waren zo positief dat is besloten de overige 300 gemeenten en samenwerkingsverbanden te vragen om de preferente werkwijze te implementeren.

Het implementatieproces

Bij stap één van het implementatieproces wordt een klein team in de regio geformeerd. Stap twee is dat dit team met ondersteuning van De Normaalste Zaak aan de hand van een scanlijst de verschillen inventariseert tussen de huidige en de preferente werkwijze. Dat resulteert in een overzichtje van de nodige aanpassingen. Het blijft belangrijk om daarbij het belang van de gemeente goed mee te wegen. Ook de beleidsvrijheid van een gemeente blijft bestaan. Stap drie bestaat uit de feitelijke aanpassingen.

Omdat door de Coronamaatregelen de werkdrukte bij gemeenten heel hoog is geweest wordt de ondersteuning verlengd tot 1 juli 2022. Ook de bestaande mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te ontvangen wordt verlengd.
Voor meer informatie:  lks@denormaalstezaak.nl

7. Wegnemen administratieve knelpunten no-riskpolis voor werkgevers (onderdeel Verzamelwet 2022)

Een van de onderdelen uit het wetsvoorstel Breed Offensief betreft het wegnemen van administratieve knelpunten rond de no-riskpolis voor werkgevers. De Tweede Kamer heeft dit wetsvoorstel op 13 april 2021 controversieel verklaard. Werkgevers en gemeenten hebben daarop gevraagd of er geen mogelijkheid was om het onderdeel wijziging no-riskpolis toch snel te kunnen laten behandelen door het parlement, omdat deze maatregel groot draagvlak heeft bij alle partijen en zeer wenselijk is. De minister van SZW heeft besloten de maatregel over te hevelen naar de Verzamelwet SZW 2022. Bij Nota van wijziging op het wetsvoorstel Verzamelwet is dit gerealiseerd (Kamerstukken II, 35897, nr. 5). Kern van de voorgestelde wijziging is dat de loonkostensubsidie van de gemeente bij ziekte blijft doorlopen. De loonkostensubsidie wordt dan dus, anders dan nu, niet stopgezet en hervat bij herstel. De ZW-uitkering no-riskpolis van UWV wordt op grond van het voorstel lager vastgesteld dan nu en gebaseerd op de door de gemeente vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Het voorstel voorkomt verrekeningen tussen gemeenten en werkgevers en tussen UWV en gemeenten, dubbele ziekmeldingen en scheelt veel tijd en energie.

Een voorbeeld: als de loonwaarde is vastgesteld op 60% van het WML is de hoogte van de loonkostensubsidie aan de werkgever 40% verhoogd met werkgeverslasten. Dit verandert niet. De uitkering no-riskpolis van UWV verandert wel en wordt dan 60% van het laatste loon. Net als in het wetsvoorstel Breed Offensief werkt de nieuwe systematiek ook door naar uitkeringen zwangerschaps- en bevallingsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Voor lopende gevallen is overgangsrecht getroffen. Dit betekent dat UWV en gemeenten bij nieuwe ziektegevallen vanaf 1 januari 2022 de nieuwe werkwijze toepassen. Het wetsvoorstel Verzamelwet 2022 is nog in behandeling bij het parlement. Streven is dat de Verzamelwet 2022 op 1 januari 2022 in werking kan treden.

8. Aanpak Jeugdwerkloosheid

Met de Aanpak Jeugdwerkloosheid zetten gemeenten, scholen en hun partners in de regio zich in om jongeren te ondersteunen naar vervolgonderwijs of werk. Het gaat om werkzoekende jongeren, jongeren die met werkloosheid worden bedreigd en schoolverlaters met een groot risico op werkloosheid. Met de verlenging van het sociaal pakket en met het Nationaal Programma Onderwijs is de aanpak verlengd tot en met 2022.

Om de uitvoering in de regio te ondersteunen organiseren de ministeries van SZW en OCW in samenwerking met Programmaraad, SBB, Ingrado, MBO Raad, VNG, Divosa, Sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs en Sectorraad Praktijkonderwijs activiteiten en ontwikkelen zij ondersteunende middelen.

De praktijk in beeld

In opdracht van het ministerie van SZW tekent het bureau Future Communication nieuwe praktijkvoorbeelden op. Daarnaast verzamelen de ministeries praktijkvoorbeelden die al zijn beschreven. De voorbeelden worden verspreid via de communicatiekanalen van de partners en gebruikt voor kennisdelingsbijeenkomsten in de komende periode. Indien u een inspirerend praktijkvoorbeeld heeft om te beschrijven of een casus die al beschreven is, kunt u die mailen aan: aanpakjeugdwerkloosheid@minszw.nl.

9. Kwijtschelden Bbz- en Tozo-leningen bedrijfskapitaal van gedupeerden kinderopvangtoeslagaffaire

Het kabinet heeft besloten publieke schulden van ouders die gedupeerd zijn door de kinderopvangtoeslagaffaire kwijt te schelden. Schulden die verband houden met opzet of grove schuld of een overtreding waarvoor een strafrechtelijke veroordeling op heeft gevolgd, worden niet kwijtgescholden. Voor ouders is snelle kwijtschelding belangrijk. Voor publieke schulden binnen het SZW-domein geldt dat gemeenten daarom alvast mogen anticiperen op de komende wettelijke grondslag.

Publieke schulden: Bbz- en Tozo-leningen

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer op 17 juni jl. geïnformeerd over de kwijtschelding van publieke schulden binnen het SZW-domein. In deze brief zijn ook de kaders voor de kwijtschelding uiteengezet. Voor zakelijke schulden was het kader nog niet volledig duidelijk. De minister heeft aangegeven van plan te zijn Bbz- en Tozo-leningen voor bedrijfskapitaal van gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire te willen kwijtschelden. Dit is de afgelopen weken samen met de VNG uitgewerkt.

Doordat Tozo- en Bbz-leningen bedrijfskapitaal veel overeenkomsten hebben met private schulden is besloten om aan te sluiten bij de regeling die de staatssecretaris van Financiën treft bij private schulden. Hier worden alleen de achterstallige betalingen door de overheid afbetaald en niet de hoofdsom. Dit geldt ook alleen voor ondernemingsvormen met persoonlijke aansprakelijkheid, waaronder eenmanszaken, commanditaire vennootschappen, maatschappen en vennootschappen onder firma.

Deze lijn wordt ook aangehouden voor gedupeerden die zich tot de gemeente hebben gericht voor en Bbz- of Tozo-lening bedrijfskapitaal. Dit betekent dat achterstallige betalingen worden kwijtgescholden en de hoofdsommen in principe niet. Mocht er echter sprake zijn van een schrijnende situatie, dan kan de gemeente met beroep op een hardheidsclausule beslissen om de hoofdsom toch kwijt te schelden. De kwijtschelding van Bbz- of Tozo-leningen voor bedrijfskapitaal zal binnen de staatssteunkaders moeten plaatsvinden.

Anticiperen

Nu het kader is uitgewerkt, kunnen gemeenten ook starten met het kwijtschelden van deze leningen. Ook voor deze bijzondere categorie schulden geldt dat gemeenten hierop mogen anticiperen; zij hoeven niet te wachten totdat de wettelijke grondslag is gecreëerd.

10. Aandacht binnen gemeenten voor Dubbele kinderbijslag intensieve zorg (DKIZ) van belang

Dubbele kinderbijslag intensieve zorg (DKIZ); wat is het en voor wie?

De ‘gewone’ kinderbijslag is algemeen bekend. De SVB betaalt elk kwartaal de kinderbijslag uit. Er is echter ook de dubbele kinderbijslag intensieve zorg. DKIZ is er voor ouders van thuiswonende kinderen met een ziekte of aandoening die hierdoor extra veel zorg nodig hebben. Wij noemen dit ‘intensieve zorg’. DKIZ is er voor kinderen van 3 tot 18 jaar. De SVB betaalt de dubbele kinderbijslag uit en het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) adviseert de SVB of er sprake is van een intensieve zorgvraag. De intensieve zorgbehoefte kan direct worden vastgesteld als er een indicatie uit de Wet langdurige zorg (Wlz) is afgegeven voor het kind. Als er geen Wlz-indicatie is, beoordeelt het CIZ aan de hand van een beoordelingskader of er sprake is van een intensieve zorgvraag. Een arts, specialist of behandelaar heeft dit beschreven. Meer informatie over de beoordeling en het beoordelingskader vindt u op de website van het CIZ.

Niet-gebruik DKIZ

Uit recent onderzoek blijkt dat niet alle ouders die in aanmerking komen voor DKIZ, deze ontvangen. Het gaat om zo’n 10% wat neerkomt op ongeveer 3.000 kinderen. Dat kan komen doordat ouders niet op de hoogte zijn van het bestaan van deze tegemoetkoming. Ik wil de dubbele kinderbijslag onder de aandacht brengen van medewerkers van de gemeente die contact hebben met ouders die mogelijk in aanmerking komen. Zij kunnen dan ouders van kinderen met een intensieve zorgbehoefte wijzen op DKIZ. Aan gemeenteambtenaren roep ik op dit bericht onder collega’s binnen de gemeente te verspreiden. Ouders kunnen hier nagaan of zij mogelijk in aanmerking komen door een aantal vragen in te vullen. Hier staat ook het aanvraagproces uitgebreider toegelicht. Lijken zij in aanmerking te komen? Dan kunnen ouders een aanvraag indienen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Extra kinderbijslag voor alleenstaande ouders en alleenverdieners die minder werken

Bovenop DKIZ kunnen ouders van een kind met een intensieve zorgbehoefte recht hebben op een extra bedrag aan kinderbijslag van € 2.200,64 per jaar. Het gaat om alleenstaande ouders of om ouders van wie één van de partners werkt. De regeling heeft als doel om extra compensatie te bieden aan ouders als zij minder werken –en dus minder inkomen hebben- om voor hun kind te zorgen. Kijk hier voor meer informatie.