Gemeentenieuws van SZW

Bericht aan Burgemeester en Wethouders en andere belangstellenden. De staatssecretaris vraagt, mede namens de minister, uw aandacht voor de onderstaande berichten van het ministerie van SZW.

1. Tozo: Handreiking, brutering en uitvoeringskosten

Nieuwe handreiking

In versie 15 van de Handreiking Tozo wordt onder andere aandacht besteed aan de volgende onderwerpen:

  • Aanpassing normbedragen per 1 januari 2021;
  • Verantwoording van brutering;
  • De opslag voor horecaondernemers bij de TVL;
  • Inkomensberekening voor DGA’s;
  • Brexit (zie ook nieuwsbericht 3).

Binnenkort verschijnt in de Toolkit Tozo meer informatie over financiële verantwoording (de beleidsregel hardheidsclausule met bijbehorende bestuursverklaring).


Brutering

Veel gemeenten hebben vragen gesteld over brutering in relatie tot de Tozo. Ten aanzien van brutering gelden voor de Tozo de reguliere Participatiewetbepalingen (artikel 58 Pw). De kosten van loonbelasting en sociale premies op (niet voor de jaargrens terugbetaalde) terugvorderingen ten aanzien van Tozo-uitkeringen worden, bij rechtmatig netto terugvorderen, vergoed door SZW. Voor meer informatie verwijs ik u naar de Handreiking Tozo.


Uitstel terugbetalingsverplichting lening bedrijfskapitaal

In Gemeentenieuws 2020-7 constateerde ik dat een deel van de ondernemers die een Tozo lening voor 1 januari 2021 hebben ontvangen, mogelijk nog niet in staat zal zijn om vanaf 1 januari 2021 deze lening al terug te betalen. Op grond van artikel 4:94 van de Awb kunnen gemeenten uitstel van terugbetaling van het bedrijfskapitaal verlenen. In de Handreiking Tozo staat meer informatie over de verschillende mogelijkheden die gemeenten hiertoe hebben. Ik wil gemeenten nogmaals oproepen om coulant om te gaan met het verlenen van uitstel van terugbetaling en om deze mogelijkheid bij ondernemers actief bekend te maken.


Beschikkingen 6e voorschot Tozo verzonden

Op vrijdag 4 december zijn beschikkingen aan gemeenten verzonden met een 6e voorschot voor de uitkerings- en uitvoeringskosten in 2020 van de Tozo. Het 6e voorschot bedraagt in totaal € 350 miljoen. De totale bevoorschotting voor de Tozo komt hiermee op € 3,1 miljard. Via deze link zijn de voorschotten per gemeente te vinden. Betaaldatum voor het voorschot is 9 december. Bevoorschotting vindt plaats op basis van een schatting van het aantal aanvragen Tozo. Het streven is om in januari 2021 eerste voorschotten te verstrekken voor de financiering van de Tozo-uitkeringen in 2021.


Vergoeding uitvoeringskosten Tozo 3 en 4 bekend

De vergoeding voor uitvoeringskosten Tozo 3 en 4 is ook bekend. Deze zal gelijk zijn aan de vergoeding die geldt voor Tozo 1 en 2, te weten € 450 voor een besluit op een aanvraag levensonderhoud en € 800 voor een besluit op een aanvraag kapitaal. Deze bedragen gelden zowel voor toe- als afwijzingen. Voor alle Tozo-termijnen (1, 2, 3 en 4) worden afzonderlijke besluiten genomen en dus vergoed.

Het betreft wederom een vaste vergoeding waarin alle uitvoeringskosten van gemeenten zijn inbegrepen, dus ook inclusief de kosten van het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik. De uitvoeringskosten zijn onderdeel van de specifieke uitkering. Het aantal besluiten op aanvragen wordt via SiSa verantwoord. In de bevoorschotting is reeds rekening gehouden met de vergoeding voor de uitvoeringskosten.


Tozo-uitkering veroorzaakt geen periodiciteit voor eerder genoten Bbz-uitkering

SZW en de Belastingdienst zijn tot de gezamenlijke conclusie gekomen dat een Tozo-uitkering niet gezien hoeft te worden als een ‘veroorzaker’ van periodiciteit voor het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz), aangezien de Tozo gezien kan worden als een bijzondere tijdelijke regeling met een andere oorzaak dan het Bbz of de Pw. Er is in dat geval dus geen eindheffing verschuldigd over eerder verleende uitkering levensonderhoud Bbz. Deze situatie is van toepassing op mensen die vóór de Tozo ook een Bbz-uitkering hadden.

2. Voortgang uitwerking aanvullend sociaal pakket

De coronacrisis heeft grote gevolgen voor de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft daarom een aanvullend sociaal pakket van € 1,4 miljard aangekondigd. Het doel van dit pakket is om mensen die als gevolg van de coronacrisis hun baan verliezen, failliet gaan of met werkloosheid worden bedreigd de zekerheid te bieden dat ze aanspraak kunnen maken op passende begeleiding bij het zoeken naar werk of nieuwe bedrijfsactiviteiten en inkomen. De aanpak richt zich op sectoren, de reguliere uitvoering van UWV en gemeenten, en aanvullende crisisdienstverlening door regionale mobiliteitsteams. Op 23 september jl. is dit pakket in een brief aan de Tweede Kamer nader toegelicht en op 30 november jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitwerking.

Voor mensen die gebaat zijn bij extra ondersteuning om snel en gericht de weg te vinden naar ander werk wordt aanvullende dienstverlening ontwikkeld, waarin werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en UWV samenwerken in regionale mobiliteitsteams. De middelen voor deze crisisdienstverlening worden ingezet in de 35 arbeidsmarktregio’s. In aanvulling daarop komen er extra middelen beschikbaar via de tijdelijke impuls banenafspraak voor de doelgroep banenafspraak, voor de aanpak van jeugdwerkloosheid, ondersteuning bij heroriëntatie op de arbeidsmarkt of bedrijfsactiviteiten, scholing, praktijkleren in het mbo en aanvullend maatwerk voor een deel van de zelfstandigen dat niet vanuit het regulier aanbod en de crisisdienstverlening geholpen kan worden. Daarnaast ontvangen gemeenten extra middelen via het gemeentefonds voor de dienstverlening aan bijstandsgerechtigden en aanpak van armoede en schulden.

Gemeenten worden in de decembercirculaire 2020 nader geïnformeerd over de budgetten die via het gemeentefonds lopen (algemene uitkering en decentralisatie uitkering Crisisdienstverlening). Meer informatie, inclusief de wijze waarop de middelen voor de verschillende onderdelen van het sociaal pakket beschikbaar worden gesteld, is te vinden in de Kamerbrief.

3. Brexit en bijstandsverlening

De Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk (VK) hebben afspraken gemaakt over uittreding van het VK uit de EU in het terugtrekkingsakkoord. Dit terugtrekkingsakkoord voorziet in een overgangsperiode waarbinnen vrijwel geen wijzigingen optreden. Alle relevante EU-wet en regelgeving blijven van toepassing op het VK. Deze overgangsperiode loopt tot en met 31 december 2020.


Bijstandsverlening aan VK-burgers die vóór 31 december 2020 in Nederland wonen

In het terugtrekkingsakkoord is vastgelegd dat de rechten van burgers die vóór het einde van de overgangsperiode van het vrij verkeer van personen gebruik hebben gemaakt (VK-burgers die naar Nederland zijn verhuisd en andersom), beschermd worden.

Dit betekent dat VK-burgers die voor 31 december 2020 in Nederland zijn komen wonen en legaal verblijven, ook na de overgangsperiode hier kunnen blijven werken. Ook hun rechten op sociale zekerheid zijn beschermd door het terugtrekkingsakkoord. Dit betekent dat zij bij het eventueel toekennen van een bijstandsuitkering hetzelfde worden behandeld als EU-burgers en dat dus in principe van de rechtmatigheid van het verblijf uit wordt gegaan, tenzij de IND anders heeft beslist.

Wel mag van deze VK-burgers en hun familieleden in Nederland na 31 december 2020 worden verlangd dat zij een verblijfsdocument aanvragen. Voor de afgifte van dit verblijfsdocument gelden dezelfde verblijfsvoorwaarden als voor EU-burgers. Het verblijfsdocument is rechtvaststellend, wat betekent dat het recht op bijstand hier niet afhankelijk van kan worden gesteld, tenzij twijfel bestaat over de vraag of betrokkene tot de groep behoort die onder de bescherming van het terugtrekkingsakkoord valt.


VK-burgers die hier komen wonen na 31 december 2020

VK-burgers die na het einde van de overgangsperiode naar Nederland komen om hier te verblijven, werken, of studeren worden behandeld als burgers van buiten de EU. Dat wil zeggen dat zij een verblijfsvergunning en/of een werkvergunning nodig hebben, afhankelijk van hun verblijfsdoel. Dit betekent dat zij bij het eventueel toekennen van een bijstandsuitkering hetzelfde worden behandeld als derdelanders. De rechtmatigheid en specifieke status van hun verblijf dient te blijken uit een door de IND afgegeven document. Zie voor meer informatie de Handreiking Migranten en Bijstand.


Tozo en Brexit

Bovenstaande geldt in gelijke zin voor de Tozo. In bestaande gevallen kunnen reeds verstrekte uitkeringen en leningen dus doorlopen en kunnen nieuwe aanvragen worden toegekend indien aan de voorwaarden wordt voldaan.

Bij nieuwe gevallen geldt in het algemeen dat VK-burgers/ondernemers die na het einde van de overgangsperiode (dus na 1-1-2021) naar Nederland komen om hier te verblijven, worden behandeld als burgers van buiten de EU.

De Tozo staat onder bepaalde voorwaarden ook open voor grensondernemers. Ondernemers die wonen in de EU, EER of Zwitserland en een bedrijf hebben in Nederland, kunnen in aanmerking komen voor de lening bedrijfskapitaal. Ondernemers die wonen in Nederland en een bedrijf hebben in de EU, EER of Zwitserland kunnen in aanmerking komen voor de uitkering levensonderhoud. Toelichting op de impact van de Brexit op deze doelgroepen en de betekenis daarvan voor de gemeentelijke uitvoering kunt u vinden in de Handreiking Tozo.

4. Versoepeling bijstandsregels voor jongeren tot 27 jaar (uitvoering motie Smeulders c.s.)

Zoals aangekondigd in Gemeentenieuws SZW 2020-7 is het kabinet met de motie Smeulders c.s. verzocht een aantal re-integratie instrumenten waar jongeren tot 27 jaar nu van zijn uitgesloten tot 1 juli 2021 ook voor deze groep open te stellen, te weten de vrijlating van inkomsten (uit arbeid), het vrijstellen van de vrijwilligersvergoeding en het vrijlaten van inkomsten uit arbeid van een alleenstaande ouder. Ook werd verzocht de zoektermijn van vier weken voor kwetsbare jongeren (tot 27 jaar) tot 1 juli 2021 buiten werking te stellen, en tot 1 juli 2021 gemeenten de ruimte te geven om de zoektermijn ook bij andere jongeren tot 27 jaar niet toe te passen.

Aan de motie geef ik invulling door middel van een nota van wijziging op het voorstel voor een Tijdelijke wet Covid 19 SZW en JenV. Dit wetsvoorstel is 12 november door de Tweede Kamer en 24 november door de Eerste Kamer aangenomen. Wat betreft de vrijlating van inkomsten en het categoriaal buiten werking stellen van de vier weken zoekperiode voor specifieke kwetsbare jongeren wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 november 2020. Het betreft bijvoorbeeld jongeren uit een jeugd- of ggz-instelling, jongeren die niet zijn ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP), jongeren die zonder woonadres zijn ingeschreven in het BRP (alleen een briefadres), of jongeren uit praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs. Daarnaast voorziet dit wetsvoorstel in verlenging van de mogelijkheid om maatwerk toe te passen ten aanzien van de regels omtrent de vier weken zoektermijn voor jongeren tot 27 jaar van 1 oktober 2020 tot 1 juli 2021. Ook deze maatregel wordt in de Participatiewet verankerd. Aan deze wijziging wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 oktober 2020.

Gemeenten mochten in de periode 1 maart 2020 tot 1 oktober 2020 afwijken van de regels rond de verplichte zoektermijn van vier weken voor jongeren van 18 tot 27 jaar. Zie ook Gemeentenieuws van SZW extra ivm Coronamaatregelen editie 2 en Kamerstukken II 2019/20, 2020Z09805. Ik vraag gemeenten om ook na 1 oktober 2020 bij het hanteren van de vier weken zoektermijn individueel maatwerk toe te passen om financiële problemen bij jongeren die plotseling zonder werk en inkomsten komen te zitten zoveel mogelijk te voorkomen. Ik vraag gemeenten om daarbij zorgvuldig de afweging te maken en de kansen die de huidige arbeidsmarkt biedt te benutten en waar mogelijk jongeren te ondersteunen bij het zoeken naar werk en scholing.

Op 12 november heeft mijn ministerie, na aanvaarding van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer, VNG, Divosa en SAM al informeel verzocht de achterban (gemeenten, bestuursleden Divosa, directeuren sociaal domein en medewerkers in de uitvoering) te informeren hiermee alvast aan de slag te gaan en in samenwerking met ICT-leveranciers te anticiperen op aanvaarding van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer en de inwerkingtreding met terugwerkende kracht uit te voeren. Nu het wetsvoorstel ook in de Eerste Kamer is aangenomen, informeer ik gemeenten formeel zoals ik in Gemeentenieuws van SZW 2020-7 heb aangekondigd.

5. Vrijlating compensatieregeling kinderopvangtoeslag en ZWiC in de bijstand

In de Participatiewet worden - behoudens een aantal wettelijke uitzonderingen - alle vermogens- en inkomensbestanddelen tot de middelen gerekend waarover betrokkene beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Om te voorkomen dat de gemeenten bepaalde vergoedingen verrekenen met de bijstand, terwijl dat vanuit het rijksbeleid bezien niet gewenst is, bestaat op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel l, van de Participatiewet de mogelijkheid om bij ministeriële regeling materiële of immateriële schadevergoedingen aan te wijzen die niet tot de middelen worden gerekend. Voor de compensatie van de geleden schade in de CAF 11-zaak, die door de Belastingdienst/Toeslagen wordt uitgekeerd, was reeds gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door deze op te nemen in artikel 7, onderdeel p, van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ (hierna: Regeling). Nadien zijn het Besluit Compensatieregeling CAF 11 of vergelijkbare (CAF-)zaken en de Wet hardheidsaanpassing Awir in werking getreden op grond waarvan de Belastingdienst/toeslagen een compensatie of tegemoetkoming kan toekennen in verband met de hersteloperatie toeslagen. Het kabinet acht het onwenselijk dat deze betalingen van invloed zijn op het recht op algemene bijstand. Onderhavige wijziging van de Regeling voorziet daarom in een vrijlating daarvan, door artikel 7, onderdeel p, aan te vullen.

Verder voorziet deze wijziging van de Regeling, door een onderdeel s aan artikel 7 van de Regeling toe te voegen, in het vrijlaten van de compensatie door Stichting Zorg na Werk in Coronazorg (ZWiC). Deze stichting verstrekt een eenmalige aanvullende financiële bijdrage aan zorgverleners die als gevolg van hun werk in de coronazorg op de intensive care terechtkomen en aan nabestaanden van zorgverleners die als gevolg van hun werk in de coronazorg komen te overlijden. Ook ten aanzien van betalingen van Stichting ZWiC vindt het kabinet het onwenselijk dat deze van invloed zijn op het recht op bijstand. Deze betalingen worden daarom op grond van de Regeling vrijgelaten. De aangepaste Regeling alsmede de nadere toelichting welke gevallen het specifiek betreft, is op 18 november 2020 in de Staatcourant gepubliceerd en vindt u hier.

Twee tegemoetkomingen in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag die momenteel nog in voorbereiding zijn, konden formeel nog niet in de op 18 november 2020 wijziging van de Regeling Participatiewet worden opgenomen. Het betreft de volgende tegemoetkomingen: 

  1. een toegekende aanvullende tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in het Besluit aanvullende tegemoetkoming werkelijke schade bij O/GS;
  2. een toegekende eenmalige tegemoetkoming als bedoeld in (het toekomstige) artikel 49g, eerste lid, Awir, (€ 750,- december tegemoetkoming).


Ook deze twee tegemoetkomingen worden binnenkort in artikel 7 van de Regeling opgenomen en gepubliceerd in de Staatscourant. Ik verzoek gemeenten in voorkomende gevallen hierop in de uitvoeringspraktijk te anticiperen.

6. Vrijlating financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg

Per 1 januari 2021 wordt de “Tijdelijke regeling financiële tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg” van kracht. Deze regeling is op 30 november 2020 in de Staatscourant gepubliceerd en vindt u hier. Het betreft hier een ministeriële regeling op basis van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven. De regeling - die voorziet in een tegemoetkoming van één bedrag, namelijk 5.000 euro - wordt uitgevoerd door het Schadefonds geweldsmisdrijven. Op de internetsite van de rijksoverheid, alsmede op de website van het Schadefonds Geweldsmisdrijven vindt u nadere informatie over deze tijdelijke regeling.

De tegemoetkoming voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg valt ook onder het reeds bestaande artikel 7 sub r van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ. Dat betekent dat de tegemoetkoming van € 5.000 wordt vrijgelaten bij de beoordeling van het recht op (voortzetting van de) bijstand. 

7. Individuele studietoeslag

In het Gemeentenieuws van SZW 2020-5 is aangegeven dat de herziening van de individuele studietoeslag (IST) ex. artikel 36b Participatiewet, via een nota van wijziging op het wetsvoorstel wijziging van de Participatiewet uitvoeren Breed Offensief is ingediend bij de Tweede Kamer. Op het moment van het uitbrengen van dit Gemeentenieuws van SZW is de parlementaire behandeling nog niet afgerond. Parallel aan het parlementaire proces werk ik aan de uitwerking van normbedragen voor de studietoeslag via een algemene maatregel van bestuur (amvb). Mijn streven is weliswaar om genoemd wetsvoorstel (en daarmee de herziening van de IST) en de amvb op 1 juli 2021 in werking te laten treden, maar een en ander hangt af van de voortgang van de parlementaire behandeling. In het volgende Gemeentenieuws zal ik gemeenten meer duidelijkheid geven over de invoering van de herziene studietoeslag.


Uitvoering binnen bestaande wettelijke kaders

Vooruitlopend op de herziening van de IST is per 1 januari 2020 het wettelijk criterium ‘niet in staat zijn het WML te verdienen’ via de Verzamelwet SZW 2020 geschrapt en vervangen door ‘door een medische beperking naast de studie structureel niet kunnen bijverdienen’. De herziening van de IST bouwt deels voort op deze wijziging van artikel 36b van 1 januari 2020. Ik wil daarom gemeenten vragen - voor zover het niet is geschied - om binnen de bestaande wettelijke kaders te onderzoeken hoe het beleid aangaande de IST vooruitlopend op genoemde wetswijziging thans al effectiever kan worden vormgegeven om de doelgroep beter te bereiken en te ondersteunen. Hierbij kunnen gemeenten mede gebruik maken van de inkadering van het genoemde criterium zoals in de toelichting van de nota van wijziging is beschreven. De nota van wijziging treft u hier.

Ook doe ik hierbij een oproep aan de gemeenten om in de geest van de herziening van de IST en de harmonisatie van normbedragen voor de studietoeslag, de studenten die daarvoor in aanmerking komen, een maandelijks leeftijdsafhankelijk bedrag van maximaal 300 euro te verstrekken.


Wijziging in registratie

De herziening van de IST brengt een wijziging in de registratie ervan mee. Ook wordt de aanlevering van gegevens aan het CBS aangepast. De herziene studietoeslag zal als aparte regeling binnen de Participatiewet worden geregistreerd in de Bijstandsuitkeringenstatistiek (BUS). Daartoe wordt het kenmerk ‘Statistiekcode’ met daarin de soort uitkering gewijzigd. Aan de indeling wordt een nieuwe statistiekcode ‘Studietoeslag’ toegevoegd.

De wijziging(en) op de registratie in de BUS worden momenteel verder uitgewerkt. U wordt daarover zo spoedig mogelijk nader geïnformeerd.

De huidige IST ex. artikel 36b Participatiewet, eveneens geregistreerd in de BUS, betreft een vorm van bijzondere bijstand binnen de Participatiewet. De registratie van de huidige IST blijft, na inwerkingtreding van de herziening en voor zover geldend voor individuele studietoeslagen vallend onder het overgangsrecht, eveneens van toepassing.

8. Simpel Switchen: Toolkit Parttime Werk helpt gemeenten overgang van uitkering naar parttime werk te versoepelen

In Nederland starten jaarlijks tienduizenden mensen met parttime werken naast hun uitkering. De meerderheid ervaart onrust over de nieuwe financiële situatie. Het is vaak moeilijk in te schatten hoe die er uit gaat zien en wat dat betekent. Ook voor gemeenten is het verrekenen van parttime inkomsten naast een uitkering nu nog vaak bewerkelijk en tijdsintensief. Vanuit het project ‘Simpel Switchen in de Participatieketen’ heb ik daarom samen met Divosa de Toolkit Parttime Werk ontwikkeld. Die biedt gemeenten manieren om samen met de inwoner de overgang van uitkering naar parttime werk te versoepelen. De Toolkit is vanaf deze week beschikbaar via de website van de Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt, een van de samenwerkingspartners in Simpel Switchen.

De Toolkit Parttime Werk is geënt op de praktijk van gemeenten en inwoners. Hij bevat daarom onder andere ervaringsverhalen. Een aantal ‘ervaringsdeskundigen’ vertelt over knelpunten rondom de stap van uitkering naar parttime werk. Daarnaast reikt de Toolkit gemeenten concrete oplossingen aan (‘basis’ én ‘extra’) om het proces rondom parttime werken naast de uitkering te verbeteren. Dat begint in de Toolkit bij een goede voorbereiding door beleid en uitvoering op elkaar af te stemmen. Als een inwoner start met parttime werken naast de uitkering, moet deze door goede voorlichting van de gemeente weten waar hij op moet letten. Looninformatie speelt een belangrijke rol bij inkomstenverrekening en zou dus snel, compleet en makkelijk van inwoners naar gemeente moeten komen. Het is voor de inwoner belangrijk om uit de financiële problemen te blijven. De verrekenwijze van een gemeente moet daar wel rekening mee (kunnen) houden. Idealiter is de stap van parttime werk naast de uitkering ook een opmaat naar een volgende stap op de arbeidsmarkt. De Toolkit Parttime Werk geeft handvatten om die volledige uitstroom uit de uitkering te bevorderen. Inmiddels hebben verschillende gemeenten aangegeven graag met de Toolkit Parttime Werk aan de slag te gaan. Het is de bedoeling dat de Toolkit Parttime Werk de komende tijd zijn weg vindt naar alle Nederlandse gemeenten.


Over ‘Simpel Switchen in de Participatieketen'

Met dit project wil ik samen met Divosa overgangen in de participatieketen versoepelen. Dat kan gaan om inkomstenonzekerheid bij het aanvaarden van werk, of overgangen tussen dagbesteding, beschut werk, de banenafspraak en regulier werk. Op 9 november 2020 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van Simpel Switchen, lees hier mijn brief aan de Tweede Kamer.

Meer informatie over ‘Simpel Switchen in de Participatieketen' is te vinden op www.simpel-switchen.nl. Wie graag iets wil delen naar aanleiding van Simpel Switchen in het algemeen of de Toolkit Parttime Werk in het bijzonder kan mailen naar info@simpel-switchen.nl.

9. Ontwikkelingen handhaving Participatiewet

Eenduidige registratie misbruik en oneigenlijk gebruik

Data-analyse helpt bij de inrichting van een effectieve handhaving. Ik zet daarom in op eenduidige registratie van fraudemeldingen zelf en de wijze van afhandeling. Eenduidige registratie maakt bredere analyse van data mogelijk waardoor risico’s op misbruik/oneigenlijk gebruik van de Pwet eerder kunnen worden onderkend.

VNG Naleving heeft in 2019 een inventarisatie gedaan naar de wijze waarop gemeenten signalen van misbruik en oneigenlijk gebruik, maar ook de afhandeling, registreren. Bij dat onderzoek is vastgesteld dat er verschillen zijn in systemen en de wijze van registratie. Gemeenten geven ook zelf aan voordelen te zien in meer eenduidigheid. Tegelijkertijd is de weg daar naartoe complex. Ik heb daarom aan VNG Naleving gevraagd om een plan van aanpak te ontwikkelen om te komen tot een meer eenduidige registratie.


Fraudesignalen

Jaarlijks wordt de Kamer via de zogenaamde Signaleringsbrief geïnformeerd over de geconstateerde signalen en fenomenen uit de verschillende fraudeonderzoeken en -meldingen. De VNG haalt in dat kader informatie op bij gemeenten. Vorig jaar namen al meer dan 100 gemeenten deel aan dit onderzoek. Hoe representatiever de deelname, hoe meer de opgehaalde informatie een krachtig signaal kan vormen in de beleidsvorming. Ik wil gemeenten dan ook vragen medewerking te verlenen aan dit onderzoek. Gemeenten worden hierover in december 2020 geïnformeerd door de VNG. De digitale vragenlijst wordt uitgezet in januari 2021.


Uitsluiten fraudevorderingen in de vermogenstoets

De wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets, die ervoor zorgt dat vorderingen die zijn ontstaan wegens schending van de inlichtingenplicht in de sociale zekerheid niet meer mee tellen in de vermogenstoets, wordt op 19 januari 2021 behandeld in de Eerste Kamer. Ik verwacht dat deze wet op korte termijn in werking kan treden. De exacte datum zal ik communiceren via het Gemeentenieuws. Bij het vaststellen van de inwerkingtredingsdatum houd ik uiteraard rekening met de uitvoerbaarheid. Datzelfde geldt voor het amendement Peters en Bruins. Dit amendement maakt het voor gemeenten, UWV en SVB mogelijk om in de uitvoering van de socialezekerheidswetten, bij vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht mee te werken aan minnelijke schuldenregelingen tegen finale kwijting tenzij er sprake is van opzet of grove schuld.

10. Brede toegang schuldhulpverlening, ook voor zelfstandig ondernemers

Ik vind het belangrijk dat mensen met schulden laagdrempelig om hulp kunnen vragen bij de gemeente, ook als ze zelfstandig ondernemer zijn. Ik heb u eerder in het Gemeentenieuws van SZW geïnformeerd over de Wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). Ik wil met deze wetswijziging bijdragen aan het realiseren van de brede toegang tot schuldhulpverlening die de Wgs beoogt. In het bijzonder voor zelfstandigen wekt de memorie van toelichting van het oorspronkelijke wetsvoorstel ten onrechte de indruk dat zelfstandigen geen hulp zouden kunnen krijgen. Dat is met deze wetswijziging verduidelijkt. De wetswijziging benadrukt het belang van een breed toegankelijke schuldhulpverlening, waarbij een hulpvraag zowel schriftelijk als mondeling gesteld kan worden en groepen niet uitgesloten kunnen worden van hulp. Zelfstandigen kunnen dus ook een beroep doen op gemeentelijke schuldhulpverlening.

Het programma Schouders Eronder heeft dit jaar activiteiten georganiseerd om gemeenten te stimuleren de schuldhulpverlening aan ondernemers in te richten en te verbeteren. Samen met het Platform voor Publieke Ondernemersadviesorganisaties (PPO Nederland) zijn er vier regionale bijeenkomsten georganiseerd voor gemeenten met als doel gemeenten te ondersteunen bij het verbeteren van de schuldhulpverlening aan ondernemers. Met behulp van de uitkomsten van deze regionale bijeenkomsten en gesprekken met individuele gemeenten heeft Schouders Eronder in samenwerking met PPO Nederland een werkwijzer ontwikkeld.

De werkwijzer biedt handvatten aan zowel gemeenten die nog geen schuldhulp aan ondernemers bieden en willen weten hoe ze die kunnen opzetten, als aan gemeenten die hun dienstverlening voor ondernemers met schulden willen verbeteren. De informatie in de werkwijzer is gericht op directie en management, beleidsmedewerkers en uitvoerende medewerkers. De werkwijzer is vanaf half december beschikbaar via deze link.

Samen met de VNG organiseert Schouders Eronder op 12 januari 2021 een themadag 'Ondernemers en schulden', waarop aansluitend een verdiepende dag wordt georganiseerd op 19 januari. De inschrijving voor deze dagen staat nu open. Meer informatie en het aanmeldingsformulier zijn te vinden via deze link. Voor februari staat een landelijke online bijeenkomst gepland. Houd hiervoor de website van Schouders Eronder in de gaten. Daarnaast ondersteunt de VNG met het programma Verbinden Schuldendomein gemeenten bij de informatievoorziening voor onder meer de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. In het volgende bericht leest u daar meer over.

11. VNG biedt gemeenten ondersteuning bij de implementatie van de wetten in het schuldendomein

Op 1 januari 2021 treden de (gewijzigde) wetten in het schuldendomein in werking. Het gaat hier naast de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs), om de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (Wvbvv) en het Adviesrecht voor gemeenten bij Schuldenbewind (Ags). De invoering van de wetten heeft gevolgen voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Het Programma Verbinden Schuldendomein van VNG ondersteunt gemeenten hierbij met communicatie- en uitvoeringstools, spreekuren en handreikingen.


Impact van de wetten voor de implementatie

Voor 1 januari 2021 zullen gemeenten een aantal noodzakelijke acties moeten ondernemen om per 1 januari de wetten goed te kunnen uitvoeren. Hierbij gaat het onder andere om het aanpassen van beleid, vaststellen van een (gewijzigde) verordening, techniekkeuzen, het inrichten van werkprocessen en communicatie naar inwoners.


Programma schuldendomein

Het Programma verbinden schuldendomein van VNG ondersteunt gemeenten bij de implementatie van deze wetten. Zo zijn er de afgelopen periode verschillende ondersteuningsproducten ontwikkeld. In de ontwikkelde routekaart staan de belangrijkste stappen en ondersteuningsproducten om de implementatie binnen gemeenten te realiseren. Ook worden er spreekuren georganiseerd voor gemeenten die zijn terug te kijken op Youtube.


Contact met de gemeenten

De coördinator gemeentelijk schuldendomein is voor de VNG het aanspreekpunt in de communicatie over de wetten in het schuldendomein en de ondersteuning die de VNG hierbij biedt. Meer dan de helft van alle gemeenten heeft al een coördinator aangemeld. Mocht uw gemeente zich nog niet hebben aangemeld, dan kan dit via deze link.

Implementatiemanagers van het Programma Verbinden Schuldendomein zijn bereikbaar voor vragen en ondersteuning van maandag t/m vrijdag via 070-373 8232 of schulden@vng.nl.

12. Onderzoek sociaal-medische indicatie (SMI) en wetsvoorstel verzamelwet Kinderopvang

Onderzoek sociaal-medische indicatie (SMI)

In de afgelopen maanden heeft onderzoeksbureau Significant onderzoek gedaan naar hoe gemeenten invulling geven aan het beleid rondom sociaal-medische indicatie (SMI). Wanneer ouders om een sociale of medische reden niet voor hun kinderen kunnen zorgen en niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag, kunnen zij bij de gemeenten een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aanvragen. Gemeenten krijgen hiervoor geld uit het gemeentefonds en hebben beleidsvrijheid bij het vormgeven van SMI.

Op 10 november jl. heb ik het onderzoek naar de Tweede Kamer gestuurd. Uit het onderzoek is gebleken dat de meeste gemeenten vinden dat SMI goed is uit te voeren en dat zij hechten aan de beleidsvrijheid. Ook is SMI de afgelopen jaren beter ingebed geraakt in het sociale domein. Dat is een positieve ontwikkeling. Het onderzoek laat ook nog verbeterpunten zien. Zo kan de informatievoorziening, zowel over wie er voor SMI in aanmerking komen als hoe je SMI kunt aanvragen, richting ouders nog beter. Ook hanteren sommige gemeenten inkomensgrenzen, terwijl het wenselijker is dat iedereen die het nodig heeft in aanmerking kan komen voor SMI. Daarnaast zouden meer gemeenten kunnen overwegen om klanttevredenheidsonderzoeken te houden bij ouders die gebruik hebben gemaakt van SMI. Nu doet slechts 7% van alle ondervraagde gemeenten dat. Ik heb toegezegd om nog met de VNG in gesprek te treden over de resultaten van het onderzoek.

 
Wetsvoorstel verzamelwet Kinderopvang

In november is het wetsvoorstel ‘verzamelwet kinderopvang’ in het parlement behandeld en met algemene stemmen aangenomen. Dit wetsvoorstel treedt op 1 januari 2021 in werking. In dit wetsvoorstel wordt onder andere geregeld dat gezinnen waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een permanente indicatie heeft vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) recht krijgen op kinderopvangtoeslag. Vanaf 1 januari 2021 kunnen zij via de Belastingdienst/Toeslagen kinderopvangtoeslag aanvragen. Deze ouders hoeven dus niet meer een beroep te doen op SMI bij gemeenten. Dit heeft geen invloed op het SMI-budget van gemeenten. Zij kunnen een goed aanbod (blijven) doen aan ouders die nog wel een beroep moeten doen op SMI.

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is overeengekomen om ook gezinnen waarin de ene ouder een tijdelijke Wlz-indicatie heeft en de andere ouder werkt recht te geven op kinderopvangtoeslag. Deze aanpassing vergt meer tijd omdat hiervoor in de uitvoering nog aanpassingen moeten worden gedaan. Deze gezinnen maken daarom vanaf 1 januari 2023 aanspraak op de toeslag. Tot die tijd is het verzoek aan gemeenten om gezinnen waarin ouders een tijdelijke Wlz-indicatie hebben te blijven ondersteunen door middel van SMI.