Gemeentenieuws van SZW 2019-5

Bericht aan Burgemeester en Wethouders en andere belangstellenden. De staatssecretaris vraagt, mede namens de minister, uw aandacht voor de onderstaande berichten van het ministerie van SZW.

1. Tijdelijke Compensatieregeling Bbz

In het Belastingplan 2019 is een tijdelijke compensatieregeling Bbz opgenomen, die loopt tot en met 31 december 2019.

Deze compensatieregeling heeft betrekking op een specifieke groep (ex-)ondernemers, die toeslagen heeft moeten terugbetalen aan de Belastingdienst in verband met de bijstand die werd ontvangen op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). Dit probleem is ook wel bekend als het ‘papieren inkomen’-probleem. Voor de regeling kunnen (ex) ondernemers in aanmerking komen van wie de leenbijstand in de jaren 2014, 2015 of 2016 door de gemeente is omgezet in een bedrag ‘om niet’, met als gevolg dat hun voor het toeslagrecht in aanmerking te nemen inkomen dusdanig was gestegen dat toeslag over één van die jaren werd teruggevorderd.

Tot nog toe zijn circa 180 aanvragen gedaan, waar de raming uitging van circa 4.500.

Ik hecht er dan ook aan - mede namens mijn ambtgenoot bij het ministerie van Financiën - gemeenten nogmaals op deze tijdelijke regeling te attenderen. Als gemeente bent u beter op de hoogte welke (ex) ondernemers voor de compensatieregeling in aanmerking komen.

De betreffende (ex) ondernemers kunnen zich tot het eind van 2019 schriftelijk melden bij de Belastingdienst/Toeslagen. Daartoe kunnen zij een brief sturen aan:

Belastingdienst/Toeslagen

Postbus 4510

6401 JA  Heerlen

In de brief moet duidelijk worden vermeld:

  1. dat het gaat om de compensatieregeling Bbz;
  2. welk jaar of welke jaren het betreft;
  3. een verklaring van de gemeente meesturen, waaruit blijkt dat de lening in 2014, 2015of 2016 is omgezet in een bedrag ‘om niet’.

De Belastingdienst/Toeslagen stelt op basis daarvan het toeslagrecht over het betreffende jaar opnieuw vast, op basis van een jaarinkomen waarbij het deel dat betrekking had op het Bbz 2004 buiten beschouwing blijft. Het nieuw vastgestelde toeslagrecht wordt dan alsnog uitbetaald (met rente) c.q. verrekend met het nog openstaande bedrag van de terugvordering.

Mochten (ex-)cliënten in het verleden voor het nadeel vanuit het ‘papieren inkomen’ bijzondere bijstand hebben ontvangen van de gemeente en over datzelfde nadeel ook in aanmerking zijn gekomen voor compensatie, dan kunnen gemeenten de bijzondere bijstand terugvorderen op grond van artikel 58, tweede lid sub e en f, Participatiewet. 

Bijzondere bijstand en het al of niet verstrekken daarvan, evenals het wel of niet terugvorderen ervan, is gedecentraliseerd. Het is aan de gemeente of men stappen wil ondernemen als er sprake is van een eerdere verstrekking van bijzondere bijstand voor nadeel vanuit het ‘papieren inkomen’ dat achteraf wordt gecompenseerd door de Belastingdienst.

Informatie hierover vindt u ook op de websites van de Belastingdienst en Divosa.

Deze vindt u respectievelijk hier en hier.

2. Simpel Switchen: Meld u aan voor het Inspiratielab On Tour

Met het project ‘Simpel Switchen in de Participatieketen’ willen we een beweging in gang zetten om overgangen in de participatieketen te versoepelen. We willen kijken hoe we de drempels en inkomstenonzekerheid voor mensen om werk te aanvaarden kunnen wegnemen en de overgangen tussen dagbesteding, beschut werk, banenafspraak-baan en een reguliere baan makkelijker en veiliger kunnen maken. Ook in de weg terug, als het even tegen zit.

Dit wordt uitgewerkt langs vier sporen:

  1. mensen moeten makkelijker vanuit de uitkering kunnen gaan werken en weer terug kunnen vallen op de uitkering als het werken toch (even) niet lukt;
  2. beter inzicht in financiële gevolgen van aan het werk gaan;
  3. meedoen op de best passende plek;
  4. continuïteit in begeleiding en meer integrale ondersteuning.

Inspiratielab On Tour

Op 7 juni zijn de sporen 1 en 2 van Simpel Switchen van start gegaan met een Inspiratielab, georganiseerd door Divosa, waarin de eerste oplossingsrichtingen zijn verkend. Het verslag hierover vindt u hier. Na de zomer gaat het Inspiratielab ‘On Tour’ langs gemeenten en UWV.

Het Inspiratielab On Tour neemt een kijkje in de keuken van gemeenten en UWV-vestigingen en laat zien hoe zij knelpunten creatief aanpakken. Daarbij wordt gezamenlijk aan de slag gegaan om deze creatieve ideeën te versterken en te verkennen hoe andere gemeenten of UWV-vestigingen daarmee hun voordeel kunnen doen. Ik nodig u van harte uit om daarbij te zijn.

In september staan voor spoor 1 en 2 de volgende bijeenkomsten gepland:

  • Overgang WW naar bijstand. Alphen a/d Rijn: Toolkit max WW. Het percentage doorstroom van WW naar bijstand loopt al jaren terug. Tegelijkertijd heeft een steeds groter deel van het WW-bestand maar kortdurend recht op WW. Alphen a/d Rijn is één van de partijen die heeft meegewerkt in de ontwikkeling van de Toolkit max WW en zet deze in voor de brede ondersteuning ter voorkoming van problemen. Een op preventie gerichte actieve samenwerking tussen de gemeente en UWV: hoe doe je dat?
  • Inkomstenverrekening parttime werk: Amersfoort: Proef inkomstenverrekening. De gemeente Amersfoort zet in op het voorkomen van vorderingen en verrekent daarom sinds kort alleen nog op de maand. In een startgesprek parttime werk wordt met klanten doorgenomen wat dit financieel voor hen betekent en hoe zij de periode tot het moment dat zij hun loon en aanvullende uitkering ontvangen financieel kunnen overbruggen. Voor wie dat nodig heeft stelt de gemeente een financiële overbruggingspremie beschikbaar, die niet hoeft te worden terugbetaald. Hoe zet je premies in als smeerolie voor je administratie en als stimulans naar werk?
  • Inkomstenverrekening parttime werk Leeuwarden: Surplus. Veel klanten hebben last van de verschillende – en vaak verschuivende – betaalmomenten die gepaard gaan met parttime werken vanuit de uitkering. De gemeente Leeuwarden experimenteert met Surplus: een nieuwe manier van inkomstenverrekening waarbij klanten hun loon en aanvullende uitkering elke maand in één keer op een vast betaalmoment van de gemeente uitbetaald krijgen. Deze werkwijze levert voor klanten meer stabiliteit, rust en overzicht over de financiën op. Een inkomstenverrekening die zorgt voor rust en zekerheid: hoe kan dat?

Daarnaast gaat het Inspiratielab On Tour langs bij nog 27 gemeenten en UWV-vestigingen. Meedoen en/of op de hoogte blijven? Meld u aan voor verdere updates via info@simpel-switchen.nl.

3. Subsidieregeling tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek

Dit jaar hebben 88 maatschappelijke organisaties een beroep gedaan op de Subsidieregeling tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Rekening houdend met de spelregels -behandeling volgens volgorde van ontvangst van de aanvragen en een subsidieplafond van € 4 miljoen - en een procedurele en inhoudelijke beoordeling van de aanvragen zijn inmiddels 15 initiatieven gehonoreerd. De afronding van de beoordelingen zal op korte termijn plaatsvinden, waarbij het mogelijk is dat nog een of twee projecten gesubsidieerd gaan worden. Het overzicht  van de toekenningen tot nu toe vindt u hier.

4. Herziening fraudewet

Op 7 maart 2019 heeft de Centrale Raad voor Beroep (CRvB) bepaald dat het afwijzen van herzieningsverzoeken op boetebesluiten evident onredelijk is, voor zover het boetebesluiten betreft die zijn opgelegd onder het regime van de Wet handhaving en aanscherping sanctie SZW-wetgeving (Fraudewet) en het Boetebesluit sociale zekerheidswetten, beiden in werking getreden op 1 januari 2013. Dit betreft boetebesluiten over de periode 1 januari 2013 tot en met   12 oktober 2014.

De CRvB onderscheidt twee situaties:

  • de invordering van de boete was al voltooid op het moment dat het herzieningsverzoek werd ingediend;
  • de invordering van de boete was nog niet voltooid op het moment dat het herzieningsverzoek werd ingediend.

Daarbij heeft de CRvB voor deze categorieën richtlijnen (1) gegeven voor de behandeling van herzieningsverzoeken. Gemeenten worden verwezen naar de uitspraken van de CRvB.

Ter informatie deel ik u mede dat UWV en SVB cliënten die onder de reikwijdte van de uitspraak vallen zullen aanschrijven, met de vraag een herzieningsverzoek in te dienen. Vanuit het oogpunt van klantvriendelijkheid zullen SVB en UWV cliënten een standaard brief of formulier toesturen om het indienen van een herzieningsverzoek te vereenvoudigen. Gemeenten kunnen gebruik maken van een vergelijkbare brief of formulier, maar zijn ook vrij om hier eigen keuzes in te maken. Dit is ook afgestemd met de VNG.

Vanuit UWV en SVB is de wens geuit om bij de beoordeling van de herzieningsverzoeken, vallend onder de reikwijdte van de uitspraak van de CRvB, de peildatum 7 maart 2019 te hanteren bij de herberekening van de boete. Deze datum geldt voor alle herzieningsverzoeken en is niet afhankelijk van de datum van indiening van het herzieningsverzoek.  

(1) ECLI:2019:659, ECLI 2019:660, ECLI 2019:661

5. Stand van zaken Breed offensief om meer mensen met een beperking aan werk te helpen

Hierbij informeer ik u graag over de laatste stand van zaken van het Breed offensief.

Met mijn brief van 23 mei (Kamerstukken II, 34352, nr. 163) heb ik de Kamer hierover geïnformeerd. De tekst van de brief vindt u hier. Ook heb ik een wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet en de Ziektewet voorgelegd voor internetconsultatie en reactie van betrokken partijen, waaronder de VNG en het Uitvoeringspanel gemeenten.

Ik geef hier graag een beknopte samenvatting van de brief en het conceptwetsvoorstel. Ook schets ik het vervolgproces.

Het Breed offensief is een brede agenda om de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. Er gebeuren al veel goede dingen. Maar circa de helft van de mensen met een arbeidsbeperking staat nu nog aan de kant. En het aandeel werkgevers dat mensen met een arbeidsbeperking in dienst heeft is minder dan 10 procent. Dat willen we graag veranderen.

Doel van het Breed offensief is dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen en blijven. Ik heb het Breed Offensief najaar 2018 gelanceerd, samen met alle betrokken stakeholders: organisaties van werkgevers, werknemers, gemeenten, cliënten, UWV en SZW. Hierbij zijn vier ijkpunten geformuleerd: Het moet simpeler worden om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, werken moet meer gaat lonen en werkgevers en werknemers moeten elkaar gemakkelijker weten te vinden. En het is belangrijk dat mensen niet alleen aan het werk komen, maar dat ook blijven.

De afgelopen periode zijn de concrete beleidsvoornemens samen met stakeholders uitgewerkt en besproken in ambtelijke en bestuurlijke overlegtafels. Ik ben alle betrokkenen zeer erkentelijk voor hun inbreng. Uiteindelijk heb ik de uitkomsten gewogen en vertaald in maatregelen.

Deze maatregelen vergen deels wetswijziging. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet en Ziektewet dat is voorgelegd voor consultatie voorziet daarin en bevat de volgende voorstellen:

  • vereenvoudiging van het instrument loonkostensubsidie;
  • het expliciet openen van de mogelijkheid ondersteuning om op maat aan te vragen bij de gemeente (bijv. jobcoach) en uitbreiding van de verordeningsplicht voor gemeenten om ondersteunende instrumenten te harmoniseren;
  • een gedeeltelijke vrijlating van arbeidsinkomsten voor mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken;
  • het wegnemen van administratieve knelpunten bij de uitvoering van de no-riskpolis;
  • een uitzondering op de bepaling over de vierweken zoektermijn voor mensen die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren of medische urenbeperking hebben.

Daarnaast worden samen met stakeholders maatregelen uitgewerkt om de uitvoering te verbeteren.

Zo hebben De Normaalste Zaak, VNG en Divosa gewerkt aan stroomlijning van de werkprocessen rond het instrument loonkostensubsidie. Er is een preferent werkproces opgesteld dat de komende tijd in een pilot wordt beproefd bij een aantal gemeenten. Ook is een groep van loonwaardedeskundigen, onder leiding van AKC (Arbeidsdeskundig Kenniscentrum) en Blik op Werk, bezig met uniformering van de loonwaardebepaling. Doel is te komen tot één loonwaardemethodiek en tot kwaliteitseisen voor degene die de loonwaardebepaling uitvoert. De VNG en Divosa hebben verder het initiatief genomen om een modelverordening uit te werken om instrumenten te harmoniseren. Daarnaast worden met Divosa maatregelen uitgewerkt, om simpel switchen in de participatieketen te bevorderen. Verder wordt gewerkt aan verbetering van de werkgeversdienstverlening. En in het kader van “Perspectief op Werk” worden er regionale actieplannen opgesteld voor een extra impuls in de arbeidsbemiddeling voor werkzoekenden.

Het proces is nu als volgt. De internetconsultatie is inmiddels afgerond en heeft bijna 500 reacties opgeleverd. Ook heb ik inmiddels vrijwel alle toetsen gekregen van betrokken partijen. De komende tijd wordt al het commentaar beoordeeld met het oog op verdere behandeling van het wetsvoorstel. De planning is dat het wetsvoorstel, na behandeling in de Ministerraad en advisering door de Raad van State, in het tweede half jaar van 2019 wordt ingediend bij de Tweede Kamer. Streven is dat het wetsvoorstel op 1 juli 2020 in het Staatsblad kan worden geplaatst.

6. Collectieve aanvullende zorgverzekering

Met dit onderdeel in het “Gemeentenieuws van SZW” wil ik een in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk ontstane onduidelijkheid wegnemen met betrekking tot de mogelijke fiscale belastbaarheid van gemeentelijke tegemoetkomingen in de premie van de collectieve aanvullende zorgverzekering (CAV). 

Artikel 35, derde lid, van de Participatiewet geeft gemeenten de bevoegdheid om categoriale bijzondere bijstand te verlenen in de vorm van een CAV, dan wel in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering. Veel gemeenten bieden binnen dit kader een gemeentepolis aan. Dit is een collectieve verzekering, afgesloten bij een zorgverzekeraar. Veelal hanteert een gemeente een inkomensgrens van maximaal 120-130% van het wettelijk minimumloon om deel te kunnen nemen aan een gemeentepolis. Deelnemers aan een gemeentepolis hebben naast een basisverzekering vaak de keuze uit verschillende aanvullende verzekeringen. In zo’n pakket kan ook een dekking zijn opgenomen voor het wettelijk verplicht eigen risico (thans € 385). Deelnemers kunnen doorgaans kiezen voor een aanvullende verzekering met of zonder herverzekering van het wettelijk verplicht eigen risico.

Met betrekking tot het herverzekeren van het wettelijk verplicht eigen risico in de aanvullende zorgverzekering is in de gemeentelijke uitvoeringspraktijk onduidelijkheid ontstaan over de vraag of een verstrekking van een polis of tegemoetkoming in de premie door de gemeente, voor zover deze ziet op herverzekering van het wettelijk verplicht eigen risico, al dan niet fiscaal belast is. Belastbaarheid kan aan de orde zijn, als met betrekking tot de verstrekking of tegemoetkoming op grond van artikel 35, derde lid, van de Participatiewet sprake is van een toereikende en passende voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet. Voor wat betreft het herverzekeren van het wettelijk verplicht eigen risico speelt daarbij als mogelijke voorliggende voorziening het recht op zorgtoeslag een rol.

In dit kader is van belang dat personen met structureel hogere zorgkosten, zoals chronisch zieken en gehandicapten, voorheen -tot en met 31 december 2013- tegemoet gekomen konden worden via de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie eigen risico (CER). De uitkeringen uit de Wtcg en de CER waren bedoeld als extra tegemoetkoming voor deze specifieke groep, vanwege de structureel hogere kosten als gevolg van hun ziekte of beperking. Deze uitkeringen waren destijds niet belast. Per 1 januari 2014 zijn de Wtcg en de CER afgeschaft en is een deel van de daarbij vrijkomende middelen toegevoegd aan het gemeentefonds. Gemeenten kunnen daarmee onder meer maatwerk verlenen en voornoemde groep gericht tegemoetkomen in hun zorgkosten (!). Gemeenten zetten -binnen het kader van de categoriale bijzondere bijstand- deze middelen ook in om uitgebreidere pakketten CAV aan te bieden, waarvan het herverzekeren van het wettelijk verplicht eigen risico deel kan uitmaken. Deze herverzekering van het wettelijk verplicht eigen risico zal naar zijn aard gericht zijn op de bedoelde groep personen met structureel hogere zorgkosten; artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet vormt hiervoor daarom in beginsel geen beletsel. Omdat de zorgtoeslag onder andere gebaseerd is op het gemiddelde bedrag dat verzekerden jaarlijks betalen aan wettelijk verplicht eigen risico is dit niet een voorliggende voorziening die in de bedoelde gevallen als passend en toereikend moet worden aangemerkt. Dit is in lijn met voornoemde voormalige CER-regeling.

Het verlenen van categoriale bijzondere bijstand brengt met zich mee dat niet meer per individueel geval binnen een categorie getoetst hoeft te worden of sprake is van een noodzakelijke tegemoetkoming waarbij al dan niet sprake is van een toereikende en passende voorliggende voorziening. Bij het aanbieden van een gemeentepolis ligt het voor de hand dat een gemeente bij de keuzes in afbakening van de groep die hier gebruik van kan maken afweegt in welke gevallen ook het herverzekeren van het wettelijk verplicht eigen risico onderdeel van de polis zou moeten zijn. Enerzijds omdat het herverzekeren van het wettelijk verplicht eigen risico leidt tot een (veelal forse) stijging van de premie en daarmee in voorkomende gevallen ook gepaard gaat met een (forse) verhoging van de tegemoetkoming die de gemeente hiervoor ter beschikking stelt. Anderzijds omdat het gewenst is dat ook een gemeentepolis zoveel mogelijk passend is voor de verzekerde. Als er geen sprake is van hogere zorgkosten of het structureel volmaken van het wettelijk verplicht eigen risico ligt ter voorkoming van oververzekering een uitgebreide aanvullende polis, inclusief herverzekering van het wettelijk verplicht eigen risico, immers niet voor de hand.

Het ligt binnen de beleidsmatige bevoegdheid- en verantwoordelijkheid van gemeenten om binnen dit kader toereikende en passende keuzes te maken. Ik heb daarom met de staatssecretaris van Financiën en de minister voor Medische Zorg en Sport afgestemd dat bij het aanbieden van een gemeentepolis met aanvullende verzekering –ook indien sprake is van het herverzekeren van het wettelijk verplicht eigen risico– in het kader van categoriale bijzondere bijstand geen aanvullende toets door de Belastingdienst aan de orde is of is voldaan aan het vereiste van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet. Dit betekent dat de gemeentelijke bijdrage voor de aanvullende pakketten, óók voor zover deze is toe te rekenen aan herverzekering van het wettelijk verplicht eigen risico, niet in de belastingheffing zal worden betrokken.

Ik vertrouw erop de onduidelijkheid die in de praktijk hierover is ontstaan te hebben weggenomen.  

(1) Artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) Tegemoetkomingen op grond van de Wmo 2015 zijn onbelast.

7. Individuele studietoeslag Participatiewet

Met de invoering op 1 januari 2015 van de Participatiewet is een individuele studietoeslag geregeld in artikel 36b van de Participatiewet. Studenten met een medische beperking, die ouder dan 18 jaar zijn, maar jonger dan 27 jaar, studiefinanciering of WTOS (tegemoetkoming schoolkosten voor scholieren) ontvangen, die niet het WML kunnen verdienen, maar wél enig arbeidsvermogen hebben, kunnen een beroep doen op de individuele studietoeslag in de Participatiewet. Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het invullen van deze regeling.

Uit onderzoek van de Inspectie SZW van december 2018 is gebleken dat de betreffende regeling in de Participatiewet niet aan het door de wetgever -volgens amendement 2014- gestelde doel voldoet en aanpassing behoeft. Dit is nodig om het uiteindelijke doel van de regeling te bereiken, namelijk jongeren met een medische beperking, die niet kunnen bijverdienen naast en tijdens hun studie, een extra (financiële) steun in de rug te geven.

Het huidige wettelijke criterium ‘niet in staat zijn het WML te verdienen’ dekt niet hetgeen de wetgever destijds heeft beoogd met de invoering van de individuele studietoeslag. In afwachting van een bredere wettelijke aanpassing van de individuele studietoeslag wil ik hierbij aangeven dat dit criterium op de volgende wijze moet worden geïnterpreteerd: ‘door een medische beperking naast de studie structureel niet kunnen bijverdienen’. Dit laatste komt beter tegemoet aan het doel van de regeling, namelijk een financiële tegemoetkoming voor jongeren, die als gevolg van een beperking tijdens de studie niet in staat zijn bij te verdienen.

Hiermee wordt voorkomen dat naar het toekomstig verdienvermogen wordt gekeken, terwijl het feitelijk moet gaan om de vraag of een jongere tijdens zijn studie niet kán bijverdienen. Alhoewel het huidige wettelijk criterium niet voorschrijft dat het moet gaan om voltijdse arbeid leidt de wijze waarop een deel van de gemeenten toetst of iemand het WML kan verdienen ten onrechte wél tot dat resultaat. De toets die UWV uitvoert volgens de methode van de drempelfuncties gaat bijvoorbeeld om de vraag of iemand met voltijdse arbeid het WML kan verdienen. Een dergelijke toets sluit personen uit die enkel als gevolg van een medische urenbeperking niet het WML kunnen verdienen.

Dit laatste heeft de wetgever bij de invoering van de huidige individuele studietoeslag uitdrukkelijk niet beoogd. In afwachting van een brede aanpassing van artikel 36b, Participatiewet, waarin de individuele studietoeslag is geregeld, wil ik u erop wijzen dat gemeenten het huidige criterium in art 36b, eerste lid, sub d, Participatiewet moeten interpreteren als: ‘door een medische beperking naast de studie structureel niet kunnen bijverdienen’.