Avondklok heeft andere wettelijke verankering
De Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben vorige week ingestemd met de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19 (Tijdelijke wet). Hiermee wordt de wettelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken, nu ook vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Eerder was deze wet al gewijzigd door de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, beter bekend als Twm.
Deze wettelijke bevoegdheid is de basis voor de Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19. Vandaag is de Tijdelijke wet gepubliceerd in het Staatsblad en direct in werking getreden. De Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 blijft ongewijzigd gelden. Daarmee vormen de Wpg en de bestaande regeling het juridische regime van de avondklok vanaf 22 februari 2021 21.00 uur.
Na publicatie van de Tijdelijke wet is via een koninklijk besluit de eerdere juridische grondslag buiten werking gesteld. Dat betekent dat artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg) niet meer van kracht is. Hiermee geeft het kabinet uitvoering aan de wens van de Tweede Kamer om door te gaan op het traject van de Tijdelijke wet , en het instellen van de avondklok niet meer via het regime van de Wbbbg te laten lopen.
Omdat artikel 8, eerste en derde lid, Wbbbg buiten werking is gesteld, is de zogenoemde Voortduringswet ingetrokken. Dit wetsvoorstel ging namelijk over het laten voortduren van het genoemde Wbbbg-artikel. Dat is niet meer aan de orde, en daarmee is de noodzaak tot het debat in de Eerste Kamer over de Voortduringswet komen te vervallen.