Centrale Raad van Beroep: boetebesluiten opnieuw herzien
Op 7 maart 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) bepaald dat boetebesluiten voor overtredingen van de inlichtingenplicht in de sociale zekerheid over de periode 1 januari 2013 tot en met 12 oktober 2014 moeten worden herzien. De hoogte van de boete moet in alle gevallen worden afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de (financiële) omstandigheden van betrokkenen. De boete mag bovendien niet hoger zijn dan overeenkomstige boetecategorieën in het Wetboek van Strafrecht. Dit schrijft staatssecretaris Van Ark, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
Uitspraak Centrale Raad van Beroep
De uitspraak van de CRvB heeft niet voor alle boetebesluiten die in de periode 1 januari 2013 tot en met 12 oktober 2014 zijn opgelegd dezelfde gevolgen. Boetes die reeds zijn afbetaald worden niet gewijzigd, tenzij de boete hoger was dan de boete die de strafrechter had kunnen opleggen. De boete wordt in dat geval verlaagd naar het maximum zoals dat is vastgelegd in het wetboek van Strafrecht.
Boetes die nog niet volledig zijn betaald op 7 maart 2019 moeten door UWV, SVB en gemeenten inhoudelijk worden beoordeeld als er een herzieningsverzoek wordt ingediend. In de uitspraak van de CRvB zijn hiervoor richtlijnen gegeven. Boetes van 100% van het benadelingsbedrag die tussen 1 januari 2013 en 12 oktober 2014 standaard opgelegd werden, worden aangepast aan de juiste mate van verwijtbaarheid en mogen niet hoger zijn dan de maximale boetes uit het strafrecht.
Om de afwikkeling soepel te laten verlopen, zullen UWV en SVB cliënten die onder de reikwijdte van de uitspraak vallen, aanschrijven om een herzieningsverzoek in te dienen.