Nieuwsbrief Kinderopvang

Bijgaand vindt u de nieuwsbrief Kinderopvang van donderdag 21 maart 2024 met daarin de volgende berichten:

Verlenging ruimere inzet beroepskracht in opleiding tot 2026

Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) verlengt de mogelijkheid om meer beroepskrachten in opleiding formatief in te zetten. Zij stelt daarbij wel een nieuwe voorwaarde.

Vanwege het personeelstekort geldt op dit moment dat maximaal 50 procent van de formatie op een kindercentrum mag bestaan uit beroepskrachten in opleiding. Dit is een verruiming ten opzichte van het reguliere percentage van maximaal 33 procent. Dat reguliere percentage geldt nog wel voor stagiairs.

Minister van Gennip heeft besloten de verruiming voor beroepskrachten in opleiding te verlengen tot 1 juli 2026.


Nieuwe voorwaarde

Om beroepskrachten in opleiding formatief te mogen inzetten, gaat wel een nieuwe voorwaarde gelden. Namelijk dat de beroepskracht in opleiding, de praktijkbegeleider en de opleidingsbegeleider vooraf moeten instemmen met het begeleidingsplan. Het is belangrijk dat houders zorgvuldig nadenken over een verantwoorde inzet van beroepskrachten in opleiding. En dat zij hierbij passende maatregelen nemen, zoals zorgen voor goede begeleiding. Deze voorwaarde gaat in op 1 juli 2024.

De minister heeft onlangs de Tweede Kamer geïnformeerd over dit besluit. Meer informatie kunt u lezen in deze Kamerbrief over kwaliteit en veiligheid in de kinderopvang.

kinderopvang
Beeld: ©freepik

Informatie over recht op kinderopvangtoeslag bij sluitingen

Kinderopvangorganisaties moeten uurtarieven en openingstijden op de website vermelden. Dat staat in een nieuwsbericht dat vorige maand gepubliceerd werd. Ook moeten ouders beter geïnformeerd worden over stappen die zij kunnen zetten bij een geschil of klacht.  Dat laten minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en staatssecretaris De Vries van Toeslagen en Douane weten als antwoord op Kamervragen van de VVD, SGP, D66 en GroenLinks-PvdA.

De minister en staatssecretaris vinden het belangrijk dat er meer duidelijkheid komt over openingstijden en sluitingen en de rechten die dat geeft.


Welke opvanguren geven recht op kinderopvangtoeslag?

  • De ouder heeft recht op kinderopvangtoeslag voor betaalde uren, die zijn overeengekomen in het contract en waarbij de kinderopvangorganisatie daadwerkelijk de dienst aanbiedt en dus open is.
  • Er is geen recht op kinderopvangtoeslag op dagen waarop de opvang gesloten is, zoals bij studiedagen. Studiedagen horen verdisconteerd te zijn in het uurtarief, net zoals andere personeelskosten. Sluitingen op erkende feestdagen vormen daarop een uitzondering.
  • Deze staande praktijk wordt verduidelijkt in de regelgeving.

Internetconsultatie Besluit kwaliteit gastouderopvang staat open

Van 18 maart tot en met 15 april 2024 staat het Besluit kwaliteit gastouderopvang open voor internetconsultatie. Dit is een vervolg op het ‘wetsvoorstel verbetermaatregelen gastouderopvang’ dat in juni 2023 open heeft gestaan voor internetconsultatie. In het besluit waarop nu gereageerd kan worden, worden de maatregelen om de kwaliteit van de gastouderopvang te verbeteren verder uitgewerkt. Deze maatregelen zien toe op het verbeteren van de begeleiding van gastouders door gastouderbureaus, en op het professionaliseren van gastouders.

Iedereen die dat wil kan via deze link reageren op het Besluit kwaliteit gastouderopvang. Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) streeft ernaar om de wijzigingen in het Besluit vóór 2025 te publiceren. SZW gaat nog met de sectorpartijen in gesprek over ingroeitermijnen voor de nieuwe maatregelen.

In het gewijzigde Besluit staan onder meer de volgende maatregelen:

  1. De 4 pedagogische doelen in het wetsvoorstel worden in dit Besluit geconcretiseerd, zoals voor kindercentra al eerder is gedaan met de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang.
  2. Iedere gastouder stelt een pedagogisch werkplan op. Hierin beschrijft de gastouder hoe uitvoering wordt gegeven aan de 4 pedagogische doelen en hoe de ontwikkeling van het kind wordt gevolgd.
  3. De pedagogisch beleidsmedewerker van het gastouderbureau biedt iedere gastouder jaarlijks 3 uur coaching.
  4. De gastouder volgt daarnaast jaarlijks nog 7 uur aan permanente ontwikkeling.
  5. Iedere gastouder beschikt over een achterwacht die bij calamiteiten binnen een kwartier aanwezig kan zijn. Op dit moment geldt dit alleen wanneer gastouders meer dan 3 kinderen opvangen.


Reageer ook!

Neem voor 15 april 2024 deel aan de internetconsultatie via deze link.

Internetconsultatie: Warenwet-uitzonderingen voor gastouders rond speeltoestellen, bedden en boxen

Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en minister Dijkstra (Medische Zorg) willen de gastouderopvang uitzonderen van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS 2023). Alsook van de Warenwetregeling nadere eisen kinderbedden en -boxen kinderopvang. Daarvoor is een wijziging van deze regelgeving nodig. Geïnteresseerden kunnen tot 15 april 2024 reageren op deze wijziging via een openbare internetconsultatie.


Speeltoestellen uitgezonderd

Het WAS 2023 stelt veiligheidseisen om risico’s bij het publiek gebruik van speeltoestellen te beperken. De rechtbank oordeelde dat speeltoestellen bij gastouders onder het WAS 2023 vallen. Maar doordat de speeltoestellen van gastouders in de eigen tuin staan, valt lastig onderscheid te maken tussen publiek of privégebruik. Daarom willen de ministers van SZW en Medische Zorg de gastouderopvang uitzonderen van het WAS 2023.

Om de veiligheid van kinderen te waarborgen (ook bij het gebruik van speeltoestellen) moeten gastouders en gastouderbureaus maatregelen nemen. Zoals het opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie. Dit is geregeld in de Wet kinderopvang - dat verandert met het voorstel niet. Als de GGD constateert dat sprake is onverantwoorde kinderopvang, dan kan de gemeente handhavend optreden.


Ook uitzondering bedden en boxen

In de kinderopvang gelden speciale eisen aan kinderbedden en -boxen (volgens de Warenwetregeling nadere eisen kinderbedden en -boxen kinderopvang). Die regeling is opgesteld omdat de kinderopvang gebruikmaakt van bedjes met specifieke eigenschappen die speciaal ontworpen zijn voor kinderdagverblijven. (Bijvoorbeeld op maat gemaakte stapelbedden en hoge boxen.) Op dit moment bestaat er in de sector onduidelijkheid of gastouders óók aan deze regeling moeten voldoen.

SZW en het ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport (VWS) hebben geconcludeerd dat deze nadere eisen niet passend zijn voor de gastouderopvang. Daarom stellen zij voor om gastouderopvang uit te zonderen van de nadere eisen van deze Warenwetregeling.


Reageer tot 15 april 2024

Wilt u reageren op de voorgenomen wijzigingen? Dat kan de komende 4 weken via internetconsultatie.nl. Hier vindt u ook een verdere toelichting op het conceptbesluit. SZW en VWS streven ernaar de uitzonderingen zo snel mogelijk in werking te laten treden, op z’n vroegst per 1 januari 2025. In de tussentijd geldt de huidige situatie.

Internatconsultatie

Aanpassingen in de taaleis Nederlands per 1 januari 2025

In de Verzamelbrief kinderopvang kondigde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) drie voorstellen aan om de taaleis IKK (Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang) aan te passen. Deze taaleis gaat in op 1 januari 2025. Hieronder lichten we de beoogde aanpassingen kort toe. Meer uitleg is te vinden in de verzamelbrief.

De taaleis heeft als doel een rijke taalomgeving te bieden, omdat dit belangrijk is voor de taalontwikkeling van jonge kinderen. Voor sommige pedagogisch professionals en studenten is het gevraagde taalniveau 3F echter lastig te halen. De onderstaande voorstellen bieden hen meer perspectief en verlagen de druk op de sector:


1. Uitzondering buitenschoolse opvang (bso)

Beroepskrachten in de buitenschoolse opvang hoeven niet te voldoen aan de taaleis op taalniveau 3F. Voor hen wordt het minimale taalniveau 2F. Beroepskrachten met een afgeronde opleiding op mbo-niveau 3 of hoger voldoen hier al aan. Voor beroepskrachten in de dagopvang blijft de taaleis IKK van kracht op taalniveau 3F voor de mondelinge taalvaardigheid.


2. Uitzondering op basis van leeftijd

Beroepskrachten die 60 jaar of ouder zijn op het moment dat de taaleis ingaat, krijgen drie jaar langer de tijd om aan de taaleis te voldoen. Dit zijn beroepskrachten die zijn geboren op of vóór 31 december 1964. Als zij binnen drie jaar met pensioen gaan, hoeven ze niet te voldoen aan de taaleis IKK. In alle andere gevallen krijgen zij tot 1 januari 2028 om aan de taaleis IKK te voldoen.


3. Uitzondering niet-Nederlandstalige beroepskrachten

Beroepskrachten die met de kinderen uitsluitend een andere taal spreken dan Nederlands, hoeven niet te voldoen aan de taaleis IKK. Het uitgangspunt blijft dat pedagogisch professionals de taal die zij met de kinderen spreken mondeling goed beheersen. Daarom geldt bijvoorbeeld voor de meertalige kinderopvang al een taaleis in de Duitse, Engelse of Franse taal.

De minister roept de sector op tijd te investeren in het toetsen en waar nodig bijscholen van medewerkers op de taaleis. Alsook om de manier van toetsen zo goed mogelijk af te stemmen op de doelgroep en de praktijk van de kinderopvang. Goede ondersteuning vanuit de kinderopvangorganisatie vergroot de slagingskans van de pedagogisch professionals. Dat kan door het aanbieden van bijscholing en examentraining en het inplannen van toetsen. Ook noemt de verzamelbrief verschillende mogelijkheden om de manier van toetsing te verbeteren.